Luilak is een niet-christelijk feest dat meestal wordt gevierd op de zaterdag voor Pinksteren. Het is een feest waarbij langslapers en te laat komers worden bespot. Luilak wordt vooral door jongeren gevierd. Ze staan zeer vroeg op en proberen iedereen wakker te maken door aan te bellen en lawaai te maken.
Daardoor kan er zeer vroeg in de morgen opeens oorverdovende herrie op straat klinken. Groepen schreeuwende jongeren scheuren op fiets en brommer door de wijk, een lang touw achter hun voertuig aan slepend met potten, pannen, blikken en andere dingen die lawaai maken.
De term 'luilak' Herkomst en verspreiding van Luilak Luilak in de twintigste en eenentwingste eeuw Luilakviering Hollandse luilaktradities op de vrijdag voor Pinksteren Hollandse luilaktradities op de zaterdag voor Pinksteren Luilak in Friesland Luilak op Schiermonnikoog Luilak op Terschelling Luilaktradities op andere data Luilakbollen Recept voor luilakbollen
Voor de Tweede Wereldoorlog kwam Luilak in Noord- en Zuid-Holland voor, van Texel tot Delft. Verder in Friesland en op het platteland boven Breda tot onder de grote rivieren. De gebruiken rond Luilak waren per plaats enigszins verschillend, maar over het algemeen kwam het erop neer dat jongens 's ochtends al heel vroeg de straat op gingen, veel lawaai maakten waarbij ze luidkeels 'luilak, luilak' riepen, deuren en ramen bekladden en belletje trokken. Vaak liep dit alles uit op vechtpartijen, vandalisme en brandstichting.
De luilakviering vindt tegenwoordig voornamelijk plaats in Noord-Holland. Varianten ervan zijn op dit moment alleen in Genemuiden te vinden op de eerste mei en in verschillende andere plaatsen op Koningsdag.
De term 'luilak'
De verklaring van het element 'lak' in de samenstelling is onzeker. Het woord 'luilak' wordt in een drietal betekenissen gebruikt:
1. Lui persoon, langslaper, in het algemeen als wel in het bijzonder het gezinslid dat op de zaterdag vóór Pinksteren het laatst opstaat. Volgens een gewoonte in Noord-Holland moet deze persoon op 'luilakbollen' (warme broodjes met stroop) trakteren. De kinderen uit de buurt trekken rond en bespotten de langslapers met o.a. rijmpjes.
2. Naam voor de zaterdag vóór Pinksteren. De pinkstervermaken duren vier dagen en beginnen met luilak.
3. Naam voor de groene takken die de rondtrekkende kinderen meevoeren.Vanaf de jaren dertig heeft de overheid in een aantal steden geprobeerd om de luilakviering zo veel mogelijk onder controle te krijgen. In de Zaanstreek ontstak men 'officiële Luilak-fikken'. De gemeente Delft organiseerde een luilakstoet met voorop de Delftse vlag, daarna een drietal tamboers en twee hoornblazers, gevolgd door de leden van de congregatie en daarachter de jeugd.
Herkomst en verspreiding van Luilak
Luilak heeft geen banden met de kerkelijke pinksterviering. Luilak is een van de weinige feesten waarvan de oorsprong door geen enkele religie wordt opgeëist. Over herkomst en symboliek ervan bestaan verschillende theorieën. De volkskundige J. Schrijnen ziet overeenkomsten met andere grappenfeesten die in het kalenderjaar worden gevierd en waarbij in verschillende vormen ook langslapers of telaatkomers worden bespot, zoals op Sint-Thomasdag (21 december) of 1 april.
Andere volkskundigen menen dat zowel luilak als Pinksteren voortgekomen zijn uit oude Noordwest-Europese vruchtbaarheidsfeesten en dat vooral luilak doet denken aan de Lupercalia van de Romeinen. Zij zien de figuur van de luilak bij deze meifeesten als een personificatie van de lente. Het vele lawaai zou bedoeld zijn om de lente uit zijn winterslaap te wekken. Een kind dat onder een baldakijn in het dorp wordt rondgeleid zou daarbij symbool staan voor de lente. De bijbehorende lawaaioptocht zou de winterdemonen verdrijven. De luilak kan ook het afgelopen jaar symboliseren dat weggehoond en geslagen wordt.
Weer anderen beweren dat Luilak wel eens een uitloper van het joodse Leilach-feest zou kunnen zijn, waarop offers gebracht werden om God te danken voor de oogst die men begon binnen te halen. Op de vooravond van het Wekenfeest bleven de joodse mannen de hele nacht op om de thora te lezen, omdat men zich in het jaar 3308 op dat bewuste feest verslapen zou hebben. Een andere verklaring is dat de luilak oorspronkelijk de nieuwe mysterie-ingewijde was, die door de priester in een doodsslaap was gebracht. Na drie en een halve dag werd hij eruit gewekt en was daardoor helderziende geworden.
In de jaren twintig en dertig van de twintigste eeuw was in een aantal plaatsen in de strook van Den Helder tot Delft de luilakviering bekend. Door jongeren zijn incidenteel pogingen gedaan om Luilak elders in het land te introduceren, maar na 1945 lijkt de viering van Luilak zich vooral tot Amsterdam en de Zaanstreek te beperken.
In de luilaknacht en -ochtend waren er vaak bloemenmarkten. In Haarlem gebeurde dat al sinds 1890. Later verschenen deze luilakmarkten ook in Amsterdam, Zaandam, Beverwijk, Alkmaar en sinds de jaren zestig in Purmerend. Een bijkomend voordeel was dat deze de aandacht afleidden van baldadigheden.
Luilak in de twintigste en eenentwintigste eeuw
Vanaf de jaren dertig van de twintigste eeuw doen, o.a. in Delft, Amsterdam en de Zaanstreek, de gemeentelijke autoriteiten samen met heemkundige verenigingen en jongerenwerk steeds weer pogingen om de luilakviering te controleren. Door het organiseren van evenementen (officiële vuren, optochten, gratis filmvoorstellingen, muziekoptredens) wordt getracht het vandalisme, dat de overhand heeft gekregen boven het maken van lawaai, te beteugelen.
Na de Tweede Wereldoorlog is de luilaktraditie voornamelijk nog te vinden in de Zaanstreek, Amsterdam en Haarlem, maar ook in Delft en boven Breda in dorpen als Raamdonksveer, Made en Zevenbergen bleef deze traditie bestaan. Het verhuizen van veel Amsterdammers naar Almere maakte dat luilak ook daar voet aan de grond kreeg. Dat was omstreeks 1980.
Begin jaren negentig is er, zelfs in de Zaanstreek, niet zoveel meer over van de 'spontane' luilakvieringen. Wel organiseert het gemeentebestuur in de luilaknacht nog allerlei evenementen, zoals gratis filmvoorstellingen, gratis popconcerten in buurthuizen en officiële luilakvuren. Een 21ste-eeuws voorbeeld is het Luilak Festival in Purmerend. In 2002 ontstond het idee om jongeren die in de luilaknacht overlast veroorzaakten een positief alternatief te bieden. Dat blijkt goed te werken en het evenement groeit ieder jaar.
Luilakviering
Luilak is in de ogen van de negentiende-eeuwse cultuurhistoricus J. ter Gouw een volks- en kwajongensfeest, het begin van de vele pinkstervermaken. Alle laatkomers waren luilak en konden dit afkopen door te trakteren. De straatjongens trokken in groepen rond, maakten rumoer en sleepten spullen mee die aan de dichte deuren werden gebonden. In de zestiende en zeventiende eeuw begon luilak al vrijdags en duurde de hele zaterdag. Niet zelden vochten mannen en jongens met elkaar. In keuren zijn verboden te vinden.
In het laatste decennium van de twintigste eeuw wordt in de Zaanstreek geconstateerd dat de luilakviering tanende is. Luilak bestaat vrijwel uitsluitend uit muzikale activiteiten in buurthuizen en jeugdhonks, georganiseerd door het jongerenwerk. Voor eigen luilakvuren van de buurt is nog maar weinig animo, waarschijnlijk omdat hiervoor een vergunning moet worden aangevraagd. Toch blijven her en der meldingen opduiken van illegale luilakbrandstapels, lawaaimaken in de vroege ochtend en vernielingen.
Voor de verminderde belangstelling voor luilak worden verschillende verklaringen aangedragen, zoals het uit de weg gaan van confrontaties met de politie, het gemeentelijk anti-luilakbeleid en het in vergetelheid raken van luilak bij kinderen.
Anderzijds zijn steeds pogingen in het werk gesteld om Luilak nieuw leven in te blazen. Zo wordt in een op 'looielak' (luilak) gezette molen De Kat op de Zaanse Schans (Zaanstad) luilak gevierd. Men kan meemaken hoe kappers met oude messen scheren, molenbitter, luilakbollen en broeder proeven en luisteren naar (volks)muziek. Oorspronkelijk was de viering georganiseerd als gezellige avond voor molenaars uit de omgeving.
In de jaren negentig adverteren ondernemers meer en meer met 'luilakkortingen' en een kopje koffie voor de vroegkomende klanten.
Hollandse luilaktradities op de vrijdag voor Pinksteren
In de zestiende en zeventiende eeuw begon het 'luilakken' al op de vrijdag voor Pinksteren. Die dag gingen de jongens er 's ochtends op uit om allerlei groen te verzamelen, zoals biezen, klissen en vooral brandnetels. Die haalden ze uit de vrije natuur, maar als dat niet mogelijk was, uit andermans tuin. Volgens een oud volksgeloof heeft in het wild groeiend of gestolen groen een bijzondere, magische kracht. Het zou bijvoorbeeld de vruchtbaarheid bevorderen.
Op de vrijdag voor Pinksteren trokken de Zaanse jongens erop uit om groen te verzamelen en takken van de bomen te snijden, waarmee ze zich de volgende ochtend konden bewapenen voor de traditionele knokpartijen tussen de luilakgroepen.
Hollandse luilaktradities op de zaterdag voor Pinksteren
Zeer vroeg op de zaterdagochtend voor Pinksteren kwamen groepen jongens bijeen. Voorzien van het groen en de takken die ze de dag tevoren verzameld hadden, trokken ze met veel kabaal door de straten. De jongen die ais laatste bij de groep arriveerde werd 'luilak' genoemd. Hij kreeg een krans van gras en brandnetels om zijn hoofd. Daarna leidden zijn vrienden hem langs de straten. In Kennemerland heette deze luilakjongen de 'klisseboer'. Hij was geheel met kleverige klissen bedekt. De kinderen reden hem in een klein wagentje rond.
In de jaren twintig van de vorige eeuw werd in de Zaanstreek Luilak met een 'korrie' gevierd werd. Een 'korrie' was een laag, houten wagentje op vier wielen met aan de voorkant twee touwen om de kar te trekken. Zeer vroeg op de luilakochtend verzamelden zich ongeveer twintig jongens bij degene die de beschikking had over een 'korrie'. Ze belaadden het wagentje met de groene takken en brandnetels die de dag tevoren geplukt waren. Vóór de negentiende eeuw was het groen ook met bloemen, vlaggen en linten versierd. De jongen die het laatst aankwam, werd als 'luilak' geplaagd. Hij durfde zich verder niet meer te vertonen, omdat hij anders met brandnetels geslagen zou worden. De jongens trokken de 'korrie' met z'n allen voort. De gelukkige die erop zat, kon hem besturen met twee touwen aan de achterkant. Allereerst mocht de eigenaar zelf op de kar tronen en vervolgens zijn beste vriend. Daarna kwamen de anderen aan de beurt.
Eind jaren twintig verbood de politie om nog langer met 'korries' te lopen. Sinds die tijd ontstond de gewoonte om 'sleepies te trekken'. Sleepies waren lange touwen waaraan allerlei stukken oud ijzer - zoals kapotte emmers, blikken, bussen, pannen, deksels, teilen, ketels en kachelpijpen - waren vastgebonden. De jongeren trokken de slierten dan lopend of met een fiets met een enorm kabaal over de straatstenen.
Zowel in de Zaanstreek als elders in Holland zongen en schreeuwden de luilakjongens niet alleen, maar ook bekladden ze deuren en ramen met zeep of krijt en deden ze aan belletje trekken. Bij deuren die de jongens nog gesloten vonden, bonden ze de deurknoppen aan elkaar. Ze hingen er bossen brandnetels of allerlei vuiligheid aan, zoals kadavers van katten, honden, kikkers of ratten en hoopten een beloning te krijgen als ze dit weer zouden weghalen. Ook beukten ze op de deuren en wierpen met straatstenen. Als een bewoner het waagde om de deur te openen, sloegen ze hem met brandnetels.
Wanneer twee groepen jongens elkaar tegenkwamen, gaf dat aanleiding tot woeste luilakgevechten, waarbij alleen de meegebrachte takken of stokken als wapen mochten dienen. Uiteindelijk gingen de jongens in troepen naar de velden buiten de stad waar ze soms grote schade aanrichtten aan gebouwen. Elke groep ontstak zijn eigen luilakvuur.
In de Zaanstreek vierden niet alleen de jongens luilak. 's Ochtends vroeg - zij het wat later dan de jongens - kwamen de meisjes in kleine groepjes bijeen. Ook bij hen bestond de gewoonte om degene die het laatst was opgestaan met brandnetels te slaan. Ze vlochten bloemenkransen en droegen die op het hoofd, om de hals of om de polsen. Daarna gingen ze rond met een groene iepen-, wilgen- of vliertak in de hand. Deze deed enigszins denken aan een palmpaasstok, doordat de tak versierd was met suikeren ringetjes die met kleurige strikken eraan vastgebonden waren.
Nadat de vrouwen zich al weken met de voorjaarsschoonmaak hadden bezig gehouden, was het op luilakochtend de beurt aan de mannen. Hun taak bestond uit het zemen van de ramen en het afschrobben van gevels en stoepen die door de luilakjongens besmeurd waren.
Luilak in Friesland
In de negentiende eeuw beschreef W. Dijkstra de gewoonte van groepjes jongens om in Franeker en Bolsward op de zaterdag voor Pinksteren rond te gaan met een zogenaamde pinksterbloemjongen. Dat was een kind van zes of zeven jaar. De pinksterbloemjongen liep onder een baldakijntje dat de vorm had van een bijenkorf. Deze was gemaakt van hoepels en stokken met daaroverheen palmgroen, bloemen, gekleurde lovertjes, uitgeblazen eierdoppen en rinkelende stukjes vensterglas. De versiering was zo overdadig dat het kind daarbinnen grotendeels onzichtbaar was. Een viertal grotere jongens begeleidden de pinksterbloem. Zij boden kunstbloemen te koop aan en zo nu en dan schoven ze het groene behangsel van de tempel opzij. Dan kon het publiek de kleine jongen even zien. Hij was in het wit gekleed en had een krans van groen en bloemen op het hoofd. Bij elk huis stak hij een napje uit in de hoop dat hij daarin een fooi zou krijgen.
In Makkum bestond een soortgelijke luilaktraditie. De luilakjongen liep daar niet zelf. Hij zat in een soort tempeltje op een houten ladder die bij twee grotere jongens plat op de schouders lag.
Luilak op Schiermonnikoog
Op Schiermonnikoog komen elk jaar de elf leden van de feestcommissie op de zaterdagavond voor Pinksteren bijeen. De leden zijn uitgedost met een halfhoge hoed met wit-groen lint en een rozet op de revers. Hun taak is het oprichten van de 'kallemooi'. Dit woord is waarschijnlijk een verbastering van kale mei(boom). Het is een hoge staak met bovenin een groene berken- of meidoorntak. Daaronder hangt een Nederlandse vlag met in het witte gedeelte het woord 'kallemooy'. Dan volgt een dwarslat met twee jeneverflessen die diezelfde avond zijn leeggedronken en ten slotte een korf met een levende haan erin. Deze haan dient te zijn gestolen. Hij is voorzien van voedsel en van een vingerhoed jenever om het kraaien te bevorderen. Als de feestelijke staak is opgericht, begint het kallemooifeest. Volgens oud gebruik moeten de leden van de feetscommissie de paal op pinksterdrie (de dinsdag na Pinksteren) vóór het donker weer neerhalen. Dit gebeurt nog steeds zo.
Oorspronkelijk bestond de feestcommissie alleen uit vrijgezellen. Direct na het oprichten van de kallemooi begon de pinksterkermis met het bal, dat de 'kallemooi-step' heette. Zodra bij dit bal de muziek stopte, kraaiden de jongens als hanen en tokkelden de meisjes als kippen.
Luilak op Terschelling
Op Terschelling waren andere luilaktradities bekend. Zo gingen de jongens uit Midsland op zaterdagochtend wilde bloemen zoeken. Daarbij vochten ze soms met jongens uit andere dorpen. Van de bloemen maakten ze pinksterkransen, verfraaid met uitgeblazen eieren en papieren knipsels. Op de ochtend van de eerste pinksterdag trokken ze naar de ingang van het melkerspad. Daar hielden ze elke boer aan die rond vijf uur terugkwam van het melken. Ze vroegen dan of hij de pinksterkrans wilde hebben. Als hij toestemde, kreeg hij de krans om zijn hals gehangen. Daarna volgden de jongens hem zingend naar zijn boerderij. Daar aangekomen kregen ze een halve of een hele liter melk. De boer zorgde ervoor dat deze hoeveelheid melk beslist naar wens was. Hij wist dat een van de jongens wat stremsel in zijn melkemmer zou laten lopen als hij te weinig gaf. Daardoor zou de melk ongeschikt worden voor het bereiden van boter.
Luilaktradities op andere data
Het Overijsselse plaatsje Genemuiden vierde op de ochtend van de eerste mei een gebruik dat duidelijk als luilaktraditie te herkennen is. Die ochtend trokken de jongelui van dit plaatsje zingend en met veel lawaai door de straten. Ze bonsden op alle deuren waarachter ze een langslaper vermoedden. Wanneer er één gevonden was, moest deze in z'n pyjama en met blote voeten in een tempeltje op een versierde ladder kruipen. Zo droegen ze hem door het stadje. De luilak van Genemuiden was meestal een kleuter en hij werd Luie Motte (letterlijk: lui varken) genoemd.
Tegenwoordig bestaan de groepen uit meisjes. Ze vertrekken vroeg in de ochtend en zijn in nachtkleding. Eén loopt voorop met een bel. De ladder is versierd met veldbloemen en op de ladder zit een kind of ook wel eens een pop. De organisatie van het hele gebeuren is nu in handen van de oudheidkamer, die ook de route voorschrijft en 's avonds de laddertjes jureert. Het is opvallend dat dit luie-mottefeest duidelijke overeenkomsten vertoont met de negentiende-eeuwse luilaktraditie van het Friese plaatsje Makkum.
In de negentiende eeuw stonden jongens en meisjes in Coevorden op de ochtend van de eerste pinksterdag bij de ingang van de gemeenschappelijke weide om te zien welke koe daar als laatste aankwam. 's Avonds versierden ze het dier met bloemen en allerlei groen. Dan leidden ze het onder gezang door de stad. Elders in Drenthe leidden de jongelui op pinkstermaandag ook wel de koedrijver of -drijfster als langslaper rond.
Verder waren er luilaktradities in Gelderland op Hemelvaartsdag en in Groningen op Goede Vrijdag. Zo was het in Roodeschool gebruikelijk dat de kinderen op Goede Vrijdag zeer vroeg naar school gingen. Wie daar als laatste aankwam, moest een zakje met as op z'n rug nemen. Hij werd 'aaskejong' of 'aaskepoester' (blazer in de as) genoemd. Terwijl hij een rondgang door het dorp maakte, sloegen de andere kinderen voortdurend met stokken op de zak, zodat wolken as in het rond stoven. De 'aaskejong' kreeg overigens wel de opgehaalde centen.
Pas sinds de jaren zeventig van de vorige eeuw zijn er ook luilaktradities ontstaan op de ochtend van Koninginnedag. Dit was bijvoorbeeld het geval in plaatsen als Wijk bij Duurstede, Nieuwegein en Amsterdam. Van Wijk bij Duurstede is bekend dat deze viering spontaan de kop op stak in het begin van de jaren zeventig, toen kinderen met blikjes achter hun fietsen 's ochtends heel vroeg door de straten reden. In Amsterdam liep de viering van Koninginnenacht zo uit de hand dat dit in 1996 verboden werd. Tegenwoordig wordt het feest toch weer toegestaan.
Luilakbollen
Een luilakbol was een lekkernij die eruit zag als een rond wit broodje gevuld met stroop. Het eten van warme luilakbollen was een gewoonte die tot ver in de twintigste eeuw voorkwam, bijvoorbeeld in de Amsterdamse Jordaan en vooral in de Zaanstreek. Van zeventiende-eeuwse schilders kennen we afbeeldingen van bakkers die 's ochtends vroeg op hun koehoorns bliezen. Dit was het teken dat de luilakbollen gereed waren en afgehaald konden worden. Wie in het gezin als laatste was opgestaan, moest de anderen daarop trakteren. Wie het laatste op het werk verscheen, gaf als traktatie een borrel.
De luilakbollen hadden een harde bruine bovenkant. Ze werden warm gegeten bij het ontbijt, met veel boter, stroop en bruine suiker en vaak in combinatie met witte radijs.
Recept voor luilakbollen
Benodigdheden:250 bloem 20 gram gist 1 1/2 dl lauwe melk 1/2 eetlepel zout geraspte citroenschil 60 gram gesmolten boter 100 gram rozijnen 10 gram krenten 1 losgeklopt ei stroop bruine suiker
Maak het gist aan met een beetje melk. Kneed daarna de bloem, zout, gistmengsel, boter en melk tot een deegbal. Laat dat op een warme tochtvrije plaats een uur rijzen. Meng daarna de rozijnen, krenten en de geraspte citroenschil door het deeg. Vorm er bolletjes van en leg deze bolletjes op een bakplaat. Laat de oven even lauw worden en zet hem daarna uit of bijna uit. Schuif de bakplaat in de oven en laat de bolletjes ongeveer 30 minuten narijzen. Bestrijk de luilakbollen met wat eiwit en bak ze in ongeveer 20 minuten tot een half uur gaar en bruin. Dien ze warm op met stroop of met boter en bruine suiker.
Luilaklied
Luilak zonder verdriet!
Ken jij onzen luilak niet?
Onze luilak heit geslapen.
Op een stoel, daar hij op zat.
En 'n blok en 'n blok en 'n vierkant blok
en 'n blok met zes, zeven haken.
Dat heit onze luilak gedaan
en hij heit zolang geslapen.
Een feestdag in Nederland.
Daardoor kan er zeer vroeg in de morgen opeens oorverdovende herrie op straat klinken. Groepen schreeuwende jongeren scheuren op fiets en brommer door de wijk, een lang touw achter hun voertuig aan slepend met potten, pannen, blikken en andere dingen die lawaai maken.
Voor de Tweede Wereldoorlog kwam Luilak in Noord- en Zuid-Holland voor, van Texel tot Delft. Verder in Friesland en op het platteland boven Breda tot onder de grote rivieren. De gebruiken rond Luilak waren per plaats enigszins verschillend, maar over het algemeen kwam het erop neer dat jongens 's ochtends al heel vroeg de straat op gingen, veel lawaai maakten waarbij ze luidkeels 'luilak, luilak' riepen, deuren en ramen bekladden en belletje trokken. Vaak liep dit alles uit op vechtpartijen, vandalisme en brandstichting.
De luilakviering vindt tegenwoordig voornamelijk plaats in Noord-Holland. Varianten ervan zijn op dit moment alleen in Genemuiden te vinden op de eerste mei en in verschillende andere plaatsen op Koningsdag.
Foto: Luilak in Zaandam, 1950 © fotocollectie Nationaal Archief.
De term 'luilak'
De verklaring van het element 'lak' in de samenstelling is onzeker. Het woord 'luilak' wordt in een drietal betekenissen gebruikt:
1. Lui persoon, langslaper, in het algemeen als wel in het bijzonder het gezinslid dat op de zaterdag vóór Pinksteren het laatst opstaat. Volgens een gewoonte in Noord-Holland moet deze persoon op 'luilakbollen' (warme broodjes met stroop) trakteren. De kinderen uit de buurt trekken rond en bespotten de langslapers met o.a. rijmpjes.
2. Naam voor de zaterdag vóór Pinksteren. De pinkstervermaken duren vier dagen en beginnen met luilak.
3. Naam voor de groene takken die de rondtrekkende kinderen meevoeren.Vanaf de jaren dertig heeft de overheid in een aantal steden geprobeerd om de luilakviering zo veel mogelijk onder controle te krijgen. In de Zaanstreek ontstak men 'officiële Luilak-fikken'. De gemeente Delft organiseerde een luilakstoet met voorop de Delftse vlag, daarna een drietal tamboers en twee hoornblazers, gevolgd door de leden van de congregatie en daarachter de jeugd.
Herkomst en verspreiding van Luilak
Luilak heeft geen banden met de kerkelijke pinksterviering. Luilak is een van de weinige feesten waarvan de oorsprong door geen enkele religie wordt opgeëist. Over herkomst en symboliek ervan bestaan verschillende theorieën. De volkskundige J. Schrijnen ziet overeenkomsten met andere grappenfeesten die in het kalenderjaar worden gevierd en waarbij in verschillende vormen ook langslapers of telaatkomers worden bespot, zoals op Sint-Thomasdag (21 december) of 1 april.
Andere volkskundigen menen dat zowel luilak als Pinksteren voortgekomen zijn uit oude Noordwest-Europese vruchtbaarheidsfeesten en dat vooral luilak doet denken aan de Lupercalia van de Romeinen. Zij zien de figuur van de luilak bij deze meifeesten als een personificatie van de lente. Het vele lawaai zou bedoeld zijn om de lente uit zijn winterslaap te wekken. Een kind dat onder een baldakijn in het dorp wordt rondgeleid zou daarbij symbool staan voor de lente. De bijbehorende lawaaioptocht zou de winterdemonen verdrijven. De luilak kan ook het afgelopen jaar symboliseren dat weggehoond en geslagen wordt.
Weer anderen beweren dat Luilak wel eens een uitloper van het joodse Leilach-feest zou kunnen zijn, waarop offers gebracht werden om God te danken voor de oogst die men begon binnen te halen. Op de vooravond van het Wekenfeest bleven de joodse mannen de hele nacht op om de thora te lezen, omdat men zich in het jaar 3308 op dat bewuste feest verslapen zou hebben. Een andere verklaring is dat de luilak oorspronkelijk de nieuwe mysterie-ingewijde was, die door de priester in een doodsslaap was gebracht. Na drie en een halve dag werd hij eruit gewekt en was daardoor helderziende geworden.
In de jaren twintig en dertig van de twintigste eeuw was in een aantal plaatsen in de strook van Den Helder tot Delft de luilakviering bekend. Door jongeren zijn incidenteel pogingen gedaan om Luilak elders in het land te introduceren, maar na 1945 lijkt de viering van Luilak zich vooral tot Amsterdam en de Zaanstreek te beperken.
In de luilaknacht en -ochtend waren er vaak bloemenmarkten. In Haarlem gebeurde dat al sinds 1890. Later verschenen deze luilakmarkten ook in Amsterdam, Zaandam, Beverwijk, Alkmaar en sinds de jaren zestig in Purmerend. Een bijkomend voordeel was dat deze de aandacht afleidden van baldadigheden.
Luilak in de twintigste en eenentwintigste eeuw
Vanaf de jaren dertig van de twintigste eeuw doen, o.a. in Delft, Amsterdam en de Zaanstreek, de gemeentelijke autoriteiten samen met heemkundige verenigingen en jongerenwerk steeds weer pogingen om de luilakviering te controleren. Door het organiseren van evenementen (officiële vuren, optochten, gratis filmvoorstellingen, muziekoptredens) wordt getracht het vandalisme, dat de overhand heeft gekregen boven het maken van lawaai, te beteugelen.
Na de Tweede Wereldoorlog is de luilaktraditie voornamelijk nog te vinden in de Zaanstreek, Amsterdam en Haarlem, maar ook in Delft en boven Breda in dorpen als Raamdonksveer, Made en Zevenbergen bleef deze traditie bestaan. Het verhuizen van veel Amsterdammers naar Almere maakte dat luilak ook daar voet aan de grond kreeg. Dat was omstreeks 1980.
Begin jaren negentig is er, zelfs in de Zaanstreek, niet zoveel meer over van de 'spontane' luilakvieringen. Wel organiseert het gemeentebestuur in de luilaknacht nog allerlei evenementen, zoals gratis filmvoorstellingen, gratis popconcerten in buurthuizen en officiële luilakvuren. Een 21ste-eeuws voorbeeld is het Luilak Festival in Purmerend. In 2002 ontstond het idee om jongeren die in de luilaknacht overlast veroorzaakten een positief alternatief te bieden. Dat blijkt goed te werken en het evenement groeit ieder jaar.
Luilakviering
Luilak is in de ogen van de negentiende-eeuwse cultuurhistoricus J. ter Gouw een volks- en kwajongensfeest, het begin van de vele pinkstervermaken. Alle laatkomers waren luilak en konden dit afkopen door te trakteren. De straatjongens trokken in groepen rond, maakten rumoer en sleepten spullen mee die aan de dichte deuren werden gebonden. In de zestiende en zeventiende eeuw begon luilak al vrijdags en duurde de hele zaterdag. Niet zelden vochten mannen en jongens met elkaar. In keuren zijn verboden te vinden.
In het laatste decennium van de twintigste eeuw wordt in de Zaanstreek geconstateerd dat de luilakviering tanende is. Luilak bestaat vrijwel uitsluitend uit muzikale activiteiten in buurthuizen en jeugdhonks, georganiseerd door het jongerenwerk. Voor eigen luilakvuren van de buurt is nog maar weinig animo, waarschijnlijk omdat hiervoor een vergunning moet worden aangevraagd. Toch blijven her en der meldingen opduiken van illegale luilakbrandstapels, lawaaimaken in de vroege ochtend en vernielingen.
Voor de verminderde belangstelling voor luilak worden verschillende verklaringen aangedragen, zoals het uit de weg gaan van confrontaties met de politie, het gemeentelijk anti-luilakbeleid en het in vergetelheid raken van luilak bij kinderen.
Anderzijds zijn steeds pogingen in het werk gesteld om Luilak nieuw leven in te blazen. Zo wordt in een op 'looielak' (luilak) gezette molen De Kat op de Zaanse Schans (Zaanstad) luilak gevierd. Men kan meemaken hoe kappers met oude messen scheren, molenbitter, luilakbollen en broeder proeven en luisteren naar (volks)muziek. Oorspronkelijk was de viering georganiseerd als gezellige avond voor molenaars uit de omgeving.
In de jaren negentig adverteren ondernemers meer en meer met 'luilakkortingen' en een kopje koffie voor de vroegkomende klanten.
Hollandse luilaktradities op de vrijdag voor Pinksteren
In de zestiende en zeventiende eeuw begon het 'luilakken' al op de vrijdag voor Pinksteren. Die dag gingen de jongens er 's ochtends op uit om allerlei groen te verzamelen, zoals biezen, klissen en vooral brandnetels. Die haalden ze uit de vrije natuur, maar als dat niet mogelijk was, uit andermans tuin. Volgens een oud volksgeloof heeft in het wild groeiend of gestolen groen een bijzondere, magische kracht. Het zou bijvoorbeeld de vruchtbaarheid bevorderen.
Op de vrijdag voor Pinksteren trokken de Zaanse jongens erop uit om groen te verzamelen en takken van de bomen te snijden, waarmee ze zich de volgende ochtend konden bewapenen voor de traditionele knokpartijen tussen de luilakgroepen.
Hollandse luilaktradities op de zaterdag voor Pinksteren
Zeer vroeg op de zaterdagochtend voor Pinksteren kwamen groepen jongens bijeen. Voorzien van het groen en de takken die ze de dag tevoren verzameld hadden, trokken ze met veel kabaal door de straten. De jongen die ais laatste bij de groep arriveerde werd 'luilak' genoemd. Hij kreeg een krans van gras en brandnetels om zijn hoofd. Daarna leidden zijn vrienden hem langs de straten. In Kennemerland heette deze luilakjongen de 'klisseboer'. Hij was geheel met kleverige klissen bedekt. De kinderen reden hem in een klein wagentje rond.
In de jaren twintig van de vorige eeuw werd in de Zaanstreek Luilak met een 'korrie' gevierd werd. Een 'korrie' was een laag, houten wagentje op vier wielen met aan de voorkant twee touwen om de kar te trekken. Zeer vroeg op de luilakochtend verzamelden zich ongeveer twintig jongens bij degene die de beschikking had over een 'korrie'. Ze belaadden het wagentje met de groene takken en brandnetels die de dag tevoren geplukt waren. Vóór de negentiende eeuw was het groen ook met bloemen, vlaggen en linten versierd. De jongen die het laatst aankwam, werd als 'luilak' geplaagd. Hij durfde zich verder niet meer te vertonen, omdat hij anders met brandnetels geslagen zou worden. De jongens trokken de 'korrie' met z'n allen voort. De gelukkige die erop zat, kon hem besturen met twee touwen aan de achterkant. Allereerst mocht de eigenaar zelf op de kar tronen en vervolgens zijn beste vriend. Daarna kwamen de anderen aan de beurt.
Eind jaren twintig verbood de politie om nog langer met 'korries' te lopen. Sinds die tijd ontstond de gewoonte om 'sleepies te trekken'. Sleepies waren lange touwen waaraan allerlei stukken oud ijzer - zoals kapotte emmers, blikken, bussen, pannen, deksels, teilen, ketels en kachelpijpen - waren vastgebonden. De jongeren trokken de slierten dan lopend of met een fiets met een enorm kabaal over de straatstenen.
Zowel in de Zaanstreek als elders in Holland zongen en schreeuwden de luilakjongens niet alleen, maar ook bekladden ze deuren en ramen met zeep of krijt en deden ze aan belletje trekken. Bij deuren die de jongens nog gesloten vonden, bonden ze de deurknoppen aan elkaar. Ze hingen er bossen brandnetels of allerlei vuiligheid aan, zoals kadavers van katten, honden, kikkers of ratten en hoopten een beloning te krijgen als ze dit weer zouden weghalen. Ook beukten ze op de deuren en wierpen met straatstenen. Als een bewoner het waagde om de deur te openen, sloegen ze hem met brandnetels.
Wanneer twee groepen jongens elkaar tegenkwamen, gaf dat aanleiding tot woeste luilakgevechten, waarbij alleen de meegebrachte takken of stokken als wapen mochten dienen. Uiteindelijk gingen de jongens in troepen naar de velden buiten de stad waar ze soms grote schade aanrichtten aan gebouwen. Elke groep ontstak zijn eigen luilakvuur.
In de Zaanstreek vierden niet alleen de jongens luilak. 's Ochtends vroeg - zij het wat later dan de jongens - kwamen de meisjes in kleine groepjes bijeen. Ook bij hen bestond de gewoonte om degene die het laatst was opgestaan met brandnetels te slaan. Ze vlochten bloemenkransen en droegen die op het hoofd, om de hals of om de polsen. Daarna gingen ze rond met een groene iepen-, wilgen- of vliertak in de hand. Deze deed enigszins denken aan een palmpaasstok, doordat de tak versierd was met suikeren ringetjes die met kleurige strikken eraan vastgebonden waren.
Nadat de vrouwen zich al weken met de voorjaarsschoonmaak hadden bezig gehouden, was het op luilakochtend de beurt aan de mannen. Hun taak bestond uit het zemen van de ramen en het afschrobben van gevels en stoepen die door de luilakjongens besmeurd waren.
Luilak in Friesland
In de negentiende eeuw beschreef W. Dijkstra de gewoonte van groepjes jongens om in Franeker en Bolsward op de zaterdag voor Pinksteren rond te gaan met een zogenaamde pinksterbloemjongen. Dat was een kind van zes of zeven jaar. De pinksterbloemjongen liep onder een baldakijntje dat de vorm had van een bijenkorf. Deze was gemaakt van hoepels en stokken met daaroverheen palmgroen, bloemen, gekleurde lovertjes, uitgeblazen eierdoppen en rinkelende stukjes vensterglas. De versiering was zo overdadig dat het kind daarbinnen grotendeels onzichtbaar was. Een viertal grotere jongens begeleidden de pinksterbloem. Zij boden kunstbloemen te koop aan en zo nu en dan schoven ze het groene behangsel van de tempel opzij. Dan kon het publiek de kleine jongen even zien. Hij was in het wit gekleed en had een krans van groen en bloemen op het hoofd. Bij elk huis stak hij een napje uit in de hoop dat hij daarin een fooi zou krijgen.
In Makkum bestond een soortgelijke luilaktraditie. De luilakjongen liep daar niet zelf. Hij zat in een soort tempeltje op een houten ladder die bij twee grotere jongens plat op de schouders lag.
Luilak op Schiermonnikoog
Op Schiermonnikoog komen elk jaar de elf leden van de feestcommissie op de zaterdagavond voor Pinksteren bijeen. De leden zijn uitgedost met een halfhoge hoed met wit-groen lint en een rozet op de revers. Hun taak is het oprichten van de 'kallemooi'. Dit woord is waarschijnlijk een verbastering van kale mei(boom). Het is een hoge staak met bovenin een groene berken- of meidoorntak. Daaronder hangt een Nederlandse vlag met in het witte gedeelte het woord 'kallemooy'. Dan volgt een dwarslat met twee jeneverflessen die diezelfde avond zijn leeggedronken en ten slotte een korf met een levende haan erin. Deze haan dient te zijn gestolen. Hij is voorzien van voedsel en van een vingerhoed jenever om het kraaien te bevorderen. Als de feestelijke staak is opgericht, begint het kallemooifeest. Volgens oud gebruik moeten de leden van de feetscommissie de paal op pinksterdrie (de dinsdag na Pinksteren) vóór het donker weer neerhalen. Dit gebeurt nog steeds zo.
Oorspronkelijk bestond de feestcommissie alleen uit vrijgezellen. Direct na het oprichten van de kallemooi begon de pinksterkermis met het bal, dat de 'kallemooi-step' heette. Zodra bij dit bal de muziek stopte, kraaiden de jongens als hanen en tokkelden de meisjes als kippen.
Luilak op Terschelling
Op Terschelling waren andere luilaktradities bekend. Zo gingen de jongens uit Midsland op zaterdagochtend wilde bloemen zoeken. Daarbij vochten ze soms met jongens uit andere dorpen. Van de bloemen maakten ze pinksterkransen, verfraaid met uitgeblazen eieren en papieren knipsels. Op de ochtend van de eerste pinksterdag trokken ze naar de ingang van het melkerspad. Daar hielden ze elke boer aan die rond vijf uur terugkwam van het melken. Ze vroegen dan of hij de pinksterkrans wilde hebben. Als hij toestemde, kreeg hij de krans om zijn hals gehangen. Daarna volgden de jongens hem zingend naar zijn boerderij. Daar aangekomen kregen ze een halve of een hele liter melk. De boer zorgde ervoor dat deze hoeveelheid melk beslist naar wens was. Hij wist dat een van de jongens wat stremsel in zijn melkemmer zou laten lopen als hij te weinig gaf. Daardoor zou de melk ongeschikt worden voor het bereiden van boter.
Luilaktradities op andere data
Het Overijsselse plaatsje Genemuiden vierde op de ochtend van de eerste mei een gebruik dat duidelijk als luilaktraditie te herkennen is. Die ochtend trokken de jongelui van dit plaatsje zingend en met veel lawaai door de straten. Ze bonsden op alle deuren waarachter ze een langslaper vermoedden. Wanneer er één gevonden was, moest deze in z'n pyjama en met blote voeten in een tempeltje op een versierde ladder kruipen. Zo droegen ze hem door het stadje. De luilak van Genemuiden was meestal een kleuter en hij werd Luie Motte (letterlijk: lui varken) genoemd.
Tegenwoordig bestaan de groepen uit meisjes. Ze vertrekken vroeg in de ochtend en zijn in nachtkleding. Eén loopt voorop met een bel. De ladder is versierd met veldbloemen en op de ladder zit een kind of ook wel eens een pop. De organisatie van het hele gebeuren is nu in handen van de oudheidkamer, die ook de route voorschrijft en 's avonds de laddertjes jureert. Het is opvallend dat dit luie-mottefeest duidelijke overeenkomsten vertoont met de negentiende-eeuwse luilaktraditie van het Friese plaatsje Makkum.
In de negentiende eeuw stonden jongens en meisjes in Coevorden op de ochtend van de eerste pinksterdag bij de ingang van de gemeenschappelijke weide om te zien welke koe daar als laatste aankwam. 's Avonds versierden ze het dier met bloemen en allerlei groen. Dan leidden ze het onder gezang door de stad. Elders in Drenthe leidden de jongelui op pinkstermaandag ook wel de koedrijver of -drijfster als langslaper rond.
Verder waren er luilaktradities in Gelderland op Hemelvaartsdag en in Groningen op Goede Vrijdag. Zo was het in Roodeschool gebruikelijk dat de kinderen op Goede Vrijdag zeer vroeg naar school gingen. Wie daar als laatste aankwam, moest een zakje met as op z'n rug nemen. Hij werd 'aaskejong' of 'aaskepoester' (blazer in de as) genoemd. Terwijl hij een rondgang door het dorp maakte, sloegen de andere kinderen voortdurend met stokken op de zak, zodat wolken as in het rond stoven. De 'aaskejong' kreeg overigens wel de opgehaalde centen.
Pas sinds de jaren zeventig van de vorige eeuw zijn er ook luilaktradities ontstaan op de ochtend van Koninginnedag. Dit was bijvoorbeeld het geval in plaatsen als Wijk bij Duurstede, Nieuwegein en Amsterdam. Van Wijk bij Duurstede is bekend dat deze viering spontaan de kop op stak in het begin van de jaren zeventig, toen kinderen met blikjes achter hun fietsen 's ochtends heel vroeg door de straten reden. In Amsterdam liep de viering van Koninginnenacht zo uit de hand dat dit in 1996 verboden werd. Tegenwoordig wordt het feest toch weer toegestaan.
Luilakbollen
Een luilakbol was een lekkernij die eruit zag als een rond wit broodje gevuld met stroop. Het eten van warme luilakbollen was een gewoonte die tot ver in de twintigste eeuw voorkwam, bijvoorbeeld in de Amsterdamse Jordaan en vooral in de Zaanstreek. Van zeventiende-eeuwse schilders kennen we afbeeldingen van bakkers die 's ochtends vroeg op hun koehoorns bliezen. Dit was het teken dat de luilakbollen gereed waren en afgehaald konden worden. Wie in het gezin als laatste was opgestaan, moest de anderen daarop trakteren. Wie het laatste op het werk verscheen, gaf als traktatie een borrel.
De luilakbollen hadden een harde bruine bovenkant. Ze werden warm gegeten bij het ontbijt, met veel boter, stroop en bruine suiker en vaak in combinatie met witte radijs.
Recept voor luilakbollen
Benodigdheden:
Maak het gist aan met een beetje melk. Kneed daarna de bloem, zout, gistmengsel, boter en melk tot een deegbal. Laat dat op een warme tochtvrije plaats een uur rijzen. Meng daarna de rozijnen, krenten en de geraspte citroenschil door het deeg. Vorm er bolletjes van en leg deze bolletjes op een bakplaat. Laat de oven even lauw worden en zet hem daarna uit of bijna uit. Schuif de bakplaat in de oven en laat de bolletjes ongeveer 30 minuten narijzen. Bestrijk de luilakbollen met wat eiwit en bak ze in ongeveer 20 minuten tot een half uur gaar en bruin. Dien ze warm op met stroop of met boter en bruine suiker.
Luilaklied
Luilak zonder verdriet!
Ken jij onzen luilak niet?
Onze luilak heit geslapen.
Op een stoel, daar hij op zat.
En 'n blok en 'n blok en 'n vierkant blok
en 'n blok met zes, zeven haken.
Dat heit onze luilak gedaan
en hij heit zolang geslapen.
Een feestdag in Nederland.
Verder lezen
Zie ook
Actueel
- Begin van de winter: 21 december
- Midwinter (Wintersolstitium): 21 december
- Vierde zondag van de Advent: 22 december
- Chanoeka
- Sint Thomas: 21 december
- Lailat-ul-Qadr (Nacht van de Beslissing) 2025
Komende feesten