Het Duivelshuis
Heel lang geleden, omstreeks 1450, werd er een huis gebouwd voor Maarten van Rossum. Het huis stond in het oude Arnhem. Maarten van Rossum was een veldheer, in dienst van Karel van Gelre. Het was een berucht en wild man. Zijn huis werd het Duivelshuis genoemd. De bewoners bleven er bij uit te buurt. Het huis was helemaal omgeven door muren. De poort was van een bloedrood soort hout gemaakt. Er gingen vreemde verhalen de ronde over die poort. Er kwam nooit iemand uit en er ging nooit iemand in. En als er al iemand in ging, werd er 13 jaar lang niets van hem of haar vernomen. En na die 13 jaren, was hij of zij of op sterven na dood of compleet gek. Op de poort zat dan ook een grote 13 gebrand, het getal van de duivel. Het leek wel of het hout van de poort onvermurwbaar was, anders had de 13 er niet in kunnen staan. De mensen hoorden ook nooit geluid uit, in of om het huis. Alleen af en toe het gekras van een raaf op de torenspits of - waar de mensen het aller bangst voor waren - de kreet. De kreet was een geluid dat altijd bij hetzelfde torenkamertje begon, en altijd eindigde bij de poort. Het was een gil, alleen dan een gil van iets wat niet menselijk kon zijn, op het eerste gezicht een mythe. Je kon de kreet alleen horen bij volle maan, de tijd van de weerwolven. Er gebeurde, behalve dit rare en angstaanjagende verschijnsel, eigenlijk niets in Arnhem. Maar op een heldere nacht, bij volle maan, gebeurde het.
Elise was al 11, maar erg klein voor haar leeftijd. Ze werd dan ook vaak als 6 of 7 beschouwd. Ze zag er dan misschien zwak uit, maar dat was ze totaal niet. Elise was mager en tenger, en op het eerste gezicht zou je zeggen dat dit kleine kind met dat bruine jurkje en dat witte schortje nog geen pit in zich had als je een hele rode peper in haar mond zou stoppen. Maar niets was minder waar. Elise was het dapperste en brutaalste kind van Arnhem. Iedereen in Arnhem kende haar naam, Elise van Rossum. Ze was een wees, ze had nooit ouders gehad. Tenminste, dat dacht ze. Ze woonde bij Marieke, een oude bakkersvrouw die heel blij was met de hulp die Elise haar bood in ruil voor een verblijfplaats voor de nacht. Ze liep elke dag naar de visboer en kocht twee ons vis en bij de slager kocht ze twee ons vlees. Als ze van het huis van Marieke, Dorpsstraat 58, naar de bakker liep, kwam ze altijd langs het Duivelshuis. Als ze dan langs de poort liep, voelde ze zich op de een of andere manier aangetrokken door het huis, als niemand anders. Op een dag, toen ze weer langs het huis kwam, nam ze een besluit. Ze moest weten wat er achter die vreemde poort schuilde. Ze liep zo snel als ze kon, goed oplettend dat ze niet opviel tussen de mensen. Ze haalde haar boodschappen en zette ze voor de deur van Marieke neer. Ze liet de klopper een keer op de deur neerkomen en dook snel weg in een portiek. Marieke kwam naar buiten, alleen toen ze Elise niet zag, pakte ze de mand en riep de naam van het meisje. Elise gaf geen antwoord. Niemand mocht haar plan weten. Toen Marieke weer naar binnen was, liep Elise naar de regenpijp van Dorpsstraat 58.
Ze beklom de grijze pijp. Ze klauterde haar kleine kamer binnen en greep haar rugzak. Ze stopte er het brood voor school in, een zaklamp en een klein, vreemd amulet. Het was een amulet van het boze oog. Ze dacht dat het, wie weet, misschien toch nog van pas kon komen. Ze ademde een paar keer in en uit. Toen ging ze op de rand van het raam zitten en liet zich vallen. Ze landde keurig op haar voeten en zakte een stukje door de knieën. Toen hoorde ze iemand aan het slot van een deur rommelde. Ze berekende de kansen om naar het dichtstbijzijnde portiek te rennen. Maar haar hersenen werkten te traag, alsof ze haar tegen wilden houden. Een oude man met een wandelstok kwam uit de deur achter haar. Hij keek naar haar, ze kreeg de rillingen van hem. Help, hij kwam op haar af. Je kon de schrik in haar ogen lezen. Ze draaide zich om en rende razendsnel de Dorpsstraat uit. Toen ze om keek zag ze niemand, alles was opeens verlaten. Ze botste met haar neus keihard tegen de poort. Ze wreef eroverheen. Toen ze zich omdraaide, stond de oude man voor haar. Ze deinsde achteruit. Hij greep haar bij haar hoofd en trok haar ruw naar zich toe. "Ga die poort niet in, je komt er nooit meer uit. Ja, na 13 jaar wel, maar dan leef je eigenlijk niet meer." - "Wie bent u?" vroeg Elise, "wat wilt u van me?" - "Ik wil dat je niet door de poort gaat. Maar wie ben ik om jou tegen te houden. Pak deze sleutel, je kan zelf beslissen." De man liep weg, en meteen was het weer druk op straat. Ze draaide zich weer om en keek naar de 13 op de poort. Het leek wel alsof hij haar riep. Ze keek naar de sleutel. Het handvat van de sleutel was ook een grote 13. Ze stak de sleutel in het slot en draaide. Ze stapte een tuin in. Achter haar sloeg de poort dicht.
De tuin waarin ze terecht kwam was helemaal verschroeid en zwartgeblakerd. Een huivering trok door haar heen. Ze zocht zich een weg tussen de dichte begroeiing. Toen stond ze voor het huis. Aan weerskanten van de eikenhouten deur stonden beelden van duivels. Alle duivels hadden een 13 op hun borst. Het beeld was van steen, alleen de ogen waren rood, alsof er bloed op zat. Ze stapte naar de eikenhouten deur. Ze liet de klopper op de deur vallen. Het geluid schalde door het hele huis. Ze duwde voorzichtig tegen de deur. Hij was gewoon open. Ze stapte een donkere, zwarte hal in. Toen ze binnen kwam, sprong er een fakkel aan. Ze liep ernaartoe, hoe dichterbij ze kwam, hoe harder de fakkel ging branden. De hal was helemaal zwart met bloedrode gordijnen. Op elk gordijn stond met gouddraad een 13 geborduurd. Toen ze heel lang door de hal had gelopen, kwam ze bij een trap. Ze liep langzaam de trap op. Ze kwam bij een kleine torenkamer. Ze liep naar het bed bij het raam. De lakens op het bed waren zwart met een zwart-wit yin en yang teken erop. Elise liep verder. Opeens botste ze tegen iemand op. Het was een lange man met een zwarte mantel en een grijze baard. "Hallo kleintje, wie ben jij?" vroeg de man. En dat was het moment waarop Elise voor het eerst van haar leven bang was. Ze bracht ten slotte met moeite uit: "Elise van Rossum, meneer." - "Maar.. maar mijn dochter heet ook Elise. Hoe heet je vader, mijn kind." - "Ik weet enkel mijn vaders achternaam, meneer. Van Rossum."- "Nou Elise, dan moet ik je mededelen: welkom thuis!" Elise's gezicht vertrok. Zij was geboren in het Duivelshuis! Het huis waar iedereen bang voor was! Even zag het er naar uit dat ze ging huilen, maar toen ontpopte haar lippen zich in een fraaie glimlach. Deze man was haar vader. Ze vroeg zich niet af waarom hij zo afgelegen woonde. Op een of andere manier wist ze dat hij treurde om het verlies van iets. Dat was waarschijnlijk haar moeder. Ze had het altijd geweten. Ze had een vader, maar geen moeder meer. Van haar moeder was het bed vast geweest. Haar vader had vast een bed met een 13.
"Vader, waarom houd u zo van het getal 13?" - "Omdat ik op 13-13-1478 geboren ben." - "U bedoelt op 13 Januari 1478?!" vroeg Elise. "Nee, dat bedoel ik niet. Weet je Elise, heel soms, heel soms heeft een jaar 13 maanden. Ik ben in een van deze 13 maanden geboren. In totaal zijn er over het hele bestaan van de mens 13 van deze maanden verspreid. Ze zijn magisch, en komen tot stand in dit huis. De familie van Rossum heeft hier altijd gewoond."
Elise bleef voor 13 jaar in het huis. Toen overleed ze op precies dezelfde dag als haar vader aan een nog steeds onbekende ziekte. Ze gaf het huis wel een mooier uiterlijk. Ze poetste de buiten en binnenkant elke dag en knapte de tuin op. Maar op een ongelukkige dag in 1944 werd het huis verwoest in de strijd om Arnhem. Van de brokstukken van het oude huis werd een nieuw gebouwd, dat ze gebruikten als raadhuis. Nu wordt het huis gebruikt als gemeentehuis. Maar men zegt dat de geesten van Elise en Maarten nog steeds rondspoken in het huis, omdat het is verwoest en verstoten door de strijd om Arnhem. En in de volgende 13e maand zullen ze toeslaan en het huis opnieuw voor zich winnen!
* * *
Samenvatting
Een verhaal over het Duivelshuis van Arnhem door Simone Hendriks.
Toelichting
In mei 2011 is er vanuit Kunstbedrijf Arnhem een schrijfwedstrijd georganiseerd, waarin op zoek werd gegaan naar het volksverhaal van Arnhem. De winnaar werd Hanneke van den Heuvel: De verdwaalde boodschappenjongen. De aanmoedigingsprijs ging naar Simone Hendriks voor dit verhaal. Verder zijn er nog twee inzendingen op de Volksverhalen Almanak geplaatst: het verhaal van Frits van het Hoofd: De elf zonen van Vithor en Clairesse en het verhaal van Inge Vu: Rosita's grote liefde.
Trefwoorden
Basisinformatie
- Herkomst: Gelderland, Nederland
- Verhaalsoort: sage
- Leeftijd: vanaf 10 jaar
- Verteltijd: ca. 11 minuten
Populair
Verder lezen