donderdag 21 november 2024

Volksverhalen Almanak


Rosita's grote liefde


Rosita Van Heeckeren staarde voor zich uit het raam, maar ze zag niets en liet de woorden van haar vader op zich inwerken. Vol afschuw zei ze even later tegen hem: "Maar liefste papa van me, ik kan echt onmogelijk met Marius Uilenspiegel van Noorderveen huwen, het is echt onmogelijk voor mij. Hij is zo oud en lelijk. Geef me alsjeblieft de tijd, als ik met hem trouw word ik echt doodongelukkig. Dat wil je toch niet papa, dat je oogappeltje doodongelukkig wordt? Denk aan mama, wat zou zij willen voor haar enige dochter?"
"Mijn lieve kind, je hebt nu bijna een huwbare leeftijd bereikt. Hij is een zeer goede partij voor jou. Ik wil je graag verzorgt achterlaten. Mocht er iets met mij gebeuren dan is jouw toekomst in ieder geval zeker gesteld."
"Dat begrijp ik papa," antwoordde ze. "Dat is ook heel fijn dat je daar aan denkt, dat apprecieer ik ten zeerste. Maar mama zou nooit met een verstandshuwelijk tussen mij en Marius mee instemmen als ze nog zou leven. Jullie zijn ook uit liefde getrouwd en moet je eens kijken hoe fijn dat was, dat gun je mij toch ook? Mocht er wat gebeuren met jou, dan zorgen mijn broers, Jan en Willem echt wel voor mij. Alsjeblieft papa, doe het niet, geef me nog even de tijd. Dan komt er wel een andere geschikte man voor mij, ik heb nog de tijd papa, ik heb nog niet de huwbare leeftijd bereikt," pleitte ze vol vuur. Rosita zweeg. Haar vader dacht diep na.
"Ik spreek het volgende met je af. Je hoeft niet met Marius te huwen. Maar binnen afzienbare tijd wil ik dat wel."
Rosita vloog haar vader om zijn nek en fluisterde in zijn oor:" dank je, dank je wel mijn allerliefst papaatje, je weet niet hoe blij je me daar meemaakt."
Die nacht droomde Rosita heel levendig. Toen ze wakker was, zag ze het beeld nog duidelijk voor ogen. Een grote stevige man, met lange blonde lokken, een klein blond ringbaardje en staalblauwe ogen staande op zijn schip. En die ogen, wanneer ze daar in keek, leek het alsof ze daar helemaal in kon verdrinken. Hij stond statig op zijn boot en toen hij haar zag sprong hij van zijn boot en kuste hij vol tederheid haar hand. Ze vertelde haar droom aan haar vader en broers. Sinds ze die droom had gehad, kreeg ze hem nog driemaal, exact hetzelfde droomde ze. Ze beklom elke dag de uitkijkpost de Belvédère, 140 treden omhoog en 140 treden omlaag. Ze kon heel ver kijken over de Rijn. Ze tuurde de hele tijd in de verte of ze iets kon zien. De dagen werden weken, de weken werden maanden en maanden werden jaren. Rosita gaf niet op en ze bleef onvoorwaardelijk geloven in haar prins op het witte paard. In wat zij in haar dromen had gezien. Voor andere mannen had ze geen aandacht. Ze deed wat haar vader van haar verlangde, maar voor niemand ging haar hart sneller kloppen. Ook al was ze een zeer goede partij en waren er verschillende mannen die haar graag als vrouw wilde hebben.
Op een dag riep haar vader bij zich. "Mijn lieve dochter, ik wil je meedelen dat de tijd nu aangebroken is. Je hebt de huwbare leeftijd bereikt. Ik wil dat je gaat trouwen. Vanaf komende week ga ik gesprekken met mensen voeren. Ik heb je 3 jaar de tijd gegeven, echter die man van je dromen is niet gekomen, misschien komt hij ook niet meer. Nu is het zo ver, de tijd is aangebroken. Het spijt me lieve Rosita, maar dit is mijn besluit" besloot hij zijn betoog.
Rosita was helemaal in tranen en totaal ontsteld door dit nieuws van haar vader. Ze kon het niet bevatten. Ze beklom huilend de 140 treden naar boven. Ze kon het niet geloven. Dit kon toch niet! Ze zakte met haar rug tegen de uitkijkpost aan. En huilde haar hele hart uit haar lijf. Ze dacht: 'ik accepteer mijn lot, maar ik geef echt niet op, ik blijf in mijn dromen geloven! Hoopvol keek ze naar de Rijn, maar ze zag niets. Met een bezwaard hart klom ze naar beneden. De volgende dag ging ze weer naar de uitkijkpost en die dag er daarna en daarna.
Haar hart zwaar en tegelijkertijd vol geloof in wat ze diep van binnen wist. Ze stond daar de hele dag bewegingsloos en staarde in de verte. Bedrogen haar ogen haar nu? Kwam het door het zonlicht? Ze knipperde een paar keer met haar ogen. Nee, het waren echt stipjes in de verte. Haar hart begon sneller te kloppen. Opeens Rosita kwam helemaal tot leven. Ze renden zo snel ze kon de treden af van de Belvédère, terwijl ze haar rokken stevig vast. Ze rende met grote passen het hele stuk, onder de Sabelpoort door naar aanlegsteiger bij de Rijn. Ze kreeg steken in haar zij en ze moest even op adem komen. De stipjes kwamen dichterbij. Die stipjes waren inderdaad bootjes, dezelfde wat ze in haar dromen had gezien. Rosita liep rustig naar de aanlegsteiger. De voorste boot legde aan. Een prachtige blonde man met lange lokken en een ringbaardje. Hij stelde zich voor als Titus Brandsma van Zypendaal en gaf haar een kushand/ en kuste haar hand. Rosita ging helemaal in hem op, zo erg, dat ze zich totaal vergat voor te stellen. Ze bleef maar in zijn ogen kijken en leek wel betoverd. Ze verdronk er in en met een schok kwam ze weer terug en bloosde lichtjes. Ze maakte een diepe buiging voor hem en zei: "mijn naam is Rosita Van Heeckeren. Op dit moment heb ik jarenlang gewacht, dag in, dag uit, nadat ik een droom heb gehad over u. Ik ben zo verbaasd en gelukkig, dat ik hoop dat u mij wilt verontschuldigen voor mijn slechte manieren." Hij antwoordde: "Ik begrijp het. Het is helemaal goed. Ik heb u in een visioen gezien. Ik kom van ver en heb een lange tocht achter de rug. Wat geweldig om je eindelijk te kunnen ontmoeten mijn allerliefste Rosita. Je naam smelt op mijn tong, wat een prachtige naam voor een prachtige vrouw." Rosita liep dronken van liefde naar huis. Opgewonden rende ze de kamer van haar vader in nadat ze op de deur had geklopt en hij binnen had geroepen. Hij keek naar zijn dochter, die stralend en blozend voor hem stond, zo heel anders. "Papa, hij is er. Ik wil hem graag aan je voorstellen. Titus kwam binnen en maakte een diepe buiging en schudde hem de hand. "Geachte heer Van Heeckeren, ik ben Titus Brandsma van Zypendaal. Ik kom van heel ver en heb u dochter gezien in een visioen. Ik hou van haar, sinds ik haar zag. Ik geloof dat we voor elkaar zijn voorbestemd. Daarom vraag ik u om de hand van uw dochter. Geeft u mij uw zegen, geachte heer Van Heeckeren?" Rosita zat er stralend bij en haar vader antwoordde: "Als mijn dochter nu al zo gelukkig is, maak haar dan de rest van haar leven ook zo gelukkig, ze heeft op u gewacht. Beloofd u mij goed voor haar te zijn, dan heeft u mijn zegen. " Deze overeenkomst bezegelde ze met een stevige handdruk.
Baron Van Heeckeren liet een feestmaal aanrukken. Titus nam het woord. "Bedankt dat ik hier zo gastvrij wordt onthaald, ik heb het gevoel of ik jullie persoonlijk allemaal al heel lang ken, ik voel me nu al thuis. Dat komt ook door jou Rosita. Ik weet dat het snel is, maar ik weet dat we voorbestemd zijn voor elkaar." Hij ging op zijn knieën zitten en zei: "wil je mijn vrouw worden, lieve Rosita van Heeckeren, mij kan je geen grotere plezier doen. Maak mij de gelukkigste man op aarde." Zonder enige twijfel antwoordde Rosita volmondig: "ja, mijnliefste, hier heb ik op gewacht." Titus schoof een prachtige ring om haar vinger. In de stad ging het nieuws al gauw de ronde. Iedereen was blij voor Rosita, al waren er een paar mannen afgunstig dat zij niet de geschikte kandidaat zijn gebleken. Rosita en Titus leerde elkaar steeds beter kennen. Titus besloot om zich hier te vestigen. In een gesprek dat ze ooit een keer hadden zei hij: "mijn allerliefste vrouw, je moet me één ding beloven. Ik heb een rood gelakt met goud gestikt doosje bij mij, kijk daar nooit en te nimmer in. Alsjeblieft, beloof het me." Rosita beloofde dat.
Op een schitterende dag was het zover. Eindelijk werden ze in de echt verbonden. Het was prachtig weer en eten en drank waren er in overvloed. Iedereen zag hoe gelukkig de bruid en bruidegom waren. Beiden zagen er gedistingeerd en zorgeloos uit. Hun geluk kon niet op. Algauw was Rosita zwanger. Ze zag er fantastisch uit met haar dikke buik en blozende wangen. Ze genoot van haar hele zwangerschap en voelde zich goed. Sinds haar liefde met Titus was Rosita helemaal opgebloeid en zag ze er stralend en jong uit, dat viel iedereen in de stad op. Ze beviel van twee kerngezonde zonen Arnaud en Arnoldus. Na half jaar was Rosita tot haar en Titus grote geluk weer zwanger en wederom verder ze verblijdt met een kerngezonde zoon Waldemar. Zij groeiden op tot leuke kereltjes. Ze waren dolgelukkig. Rosita wilde dolgraag een meisje. Tot haar grote geluk kwam haar grootste wens uit, het was een meisje! Het kreeg de naam Truus Cornelia naar haar overleden moeder en haar schoonmoeder. Titus en Rosita waren de koning te rijk met hun kroost. Ze waren gelukkig, gezond en het ontbrak hen aan niets. De kinderen groeiden voorspoedig op, ze groeiden als kool.
Op een dag vroeg Arnoldus wat er toch in papa's roodgelakte doosje zat. Rosita antwoordde dat ze dat niet wist en had beloofd er nooit in te kijken. De volgende dag vroeg Arnoud precies hetzelfde. Rosita gaf hetzelfde antwoord. Waldemar begon er ook naar te vragen en geduldig legde Rosita het aan haar jongste zoon uit. Truus speelde altijd met het doosje als Rosita even niet oplette. Rosita, nu toch wel nieuwsgierig geworden door de vragen van haar zonen, vroeg zich af, wat er toch in het doosje zou zitten. Ze overwoog om het open te maken, maar deed dit niet. Haar nieuwsgierigheid kreeg toch de overhand, zo erg, dat ze zich niet meer kon beheersen en wilde weten wat er in zat. Toen Titus een paar dagen van huis weg was om te jagen, nam ze het roodgelakte doosje in haar handen. In haar slaapkamer maakte ze het open. Het doosje was leeg. Rosita begreep er niets van. De volgende dag kwam er een goede vriend van Titus die mee was op de jacht. Hij vertelde haar dat Titus dodelijk was getroffen door een pijl. Haar hart brak en ze huilde en huilde, tot ze geen tranen meer had. Ze wilde het nieuws zelf aan haar kinderen vertellen. Echter Arnoud en Arnoldus kon zij beiden nergens vinden. Ze organiseerde een zoektocht en vonden de jongens in een grote beek, allebei dood. Rosita kon niet meer verdriet hebben. Truus was zo overstuur dat haar vader en twee broertjes dood waren, dat ze troost wilde zoeken bij de toren van haar moeder. Ze beklom de Belvédère, maar gleed uit en brak haar nek. Rosita was radeloos van verdriet. In één keer moest ze haar man, twee zonen en dochter bijzetten op Moscowa. Het was een zware tocht voor haar. Er waren twee gaten gegraven voor de lijken, drie in een familiegraf. Tot haar grote schrik struikelde Waldemar en viel naar beneden. Ook hij stierf. Aan Rosita's voorspoed was een einde gekomen. Ze at bijna niet meer en zag er afgrijselijk oud uit. Ze leek een totaal ander mens. Ze kreeg schulden, en moest haar huis en de grond en het park verkopen. Ze had helemaal niets en niemand meer. Ze werd een arme bedelaar die schooierde om aan de kost te komen.
*   *   *
Samenvatting
Een treurig liefdesverhaal door Inge Vu over geschonden vertrouwen.
Toelichting
In mei 2011 is er vanuit Kunstbedrijf Arnhem een schrijfwedstrijd georganiseerd, waarin op zoek werd gegaan naar het volksverhaal van Arnhem. Dit verhaal is daarvoor een inzending. De winnaar werd Hanneke van den Heuvel: De verdwaalde boodschappenjongen. De aanmoedigingsprijs ging naar Simone Hendriks: Het Duivelshuis. Verder zijn er nog twee inzendingen op de Volksverhalen Almanak geplaatst: dit verhaal en het verhaal van Frits van het Hoofd: De elf zonen van Vithor en Clairesse.
Trefwoorden
Basisinformatie
Populair
Verder lezen