zondag 17 november 2024

Volksverhalen Almanak


De timmermansdochter


Lang geleden, toen de zeef nog in het stro lag, toen de vlieg nog kapper was en de kameel nog boodschapper, was er eens een timmerman. Hij had een goed leven, maar één ding ontbrak eraan. De goede man en zijn vrouw hadden nooit een kind gekregen. Op een dag werd zijn verlangen zo groot, dat hij van hout een levensgrote pop maakte, een meisjespop. Hij kleedde haar aan, verfde haar gezicht en zette haar voor het raam. En hij hield van dit levenloze houten meisje alsof het zijn echte kind was.
Niet lang daarna kwam de zoon van de padisjah toevallig langs dat huis. Hij zag het meisje en werd verliefd op haar. Toen hij bij het paleis terugkwam, vroeg hij zijn moeder om het meisje voor hem te laten vragen. Toen er afgezanten van de koningin bij de timmerman en zijn vrouw kwamen om hun dochter voor de prins te vragen, wisten die arme mensen werkelijk niet wat voor antwoord zij moesten geven. Ze zeiden: "Gun ons even tijd om erover na te denken."
Ze dachten na en praatten er lang en breed over met elkaar. Wat moesten ze doen? Als ze zouden zeggen: "Dit meisje is niet levend, het is een pop van hout," dan vreesden ze dat hun hoofd zou worden afgehakt omdat ze de zoon van de grote padisjah eigenlijk voor de gek hadden gehouden.
Toen de afgezanten de volgende dag weer kwamen, zeiden ze: "We geven onze dochter aan de prins, maar op één voorwaarde. Totdat het meisje in de bruidskamer is, mag niemand haar zien."
De afgezanten gingen met die boodschap naar het paleis van de padisjah terug. De prins stemde ermee in. Het hele volk vierde veertig dagen en veertig nachten feest voor de bruiloft en toen kwam de koninklijke koets om de bruid te halen.
De timmermansvrouw was gelukkig behoorlijk slim. Ze had een goede oplossing bedacht om hen te redden uit die ellendige situatie: "Ik neem een zware steen mee. Als we langs de rivier rijden, bind ik die steen aan de houten bruid en dan duw ik haar, hup, uit de koets de rivier in. Dan moeten ze wel tot op de bodem zoeken om haar ooit nog te vinden."
Ze maakte het houten meisje mooi op en sierde en tooide haar. Omdat niemand dan alleen zij, de moeder, bij de bruid mocht zijn, zou ook niemand iets in de gaten hebben. Ze stegen in de rijtuigen. En op het moment dat de hele stoet langs de rivier reed, bond de vrouw de steen om het middel van de pop, duwde haar met een flinke zet uit het raam van de koets en brak toen in gejammer uit: "Aman, owee, stop, help, de bruid is in het water gevallen!"
De stoet hield halt. Zwemmers en duikers begonnen de rivier af te zoeken. Ze zochten overal, tot een van hen plotseling met zijn hand een bos haar voelde. Hij pakte het haar beet, trok het omhoog, en... het was een levend meisje, zo mooi als de volle maan. Ze brachten haar terug naar de koets. De timmermansvrouw was wel erg verbaasd hierover, maar natuurlijk ook erg blij. Ze kleedde de bruid weer mooi aan en de stoet zette zich weer in beweging.
Toen ze bij het paleis waren aangekomen bracht de timmermansvrouw het meisje tot in de bruidskamer. Ze bleef nog even bij haar en ging toen weg. Het meisje deed onmiddellijk de deur achter haar op slot. 's Avonds kwam de prins aan de deur van het meisje, maar hij merkte dat die op slot was. En of hij nu klopte, sloeg of bonkte op de deur, het was tevergeefs, de deur werd niet opengedaan. Toen begon hij te smeken: "Doe toch open, timmermansdochter. Doe alsjeblieft open, timmermansdochter! Ik ben het, de prins." Maar wat hij ook zei, hoe hij ook smeekte, de deur ging niet open. Toen liep de prins kwaad weg. De volgende ochtend ging hij naar zijn moeder. "Moeder," zei hij, "u moet voor mij de dochter van de grootvizier gaan vragen." Al zei zijn moeder nog zo dat hij een beetje geduld moest hebben, de prins wilde er niet van horen. Om kort te gaan, de dochter van de grootvizier kwam als nieuwe bruid naar het paleis.
De volgende dag bedacht zij: Kom laat ik eens naar die collega bruid van mij gaan kijken! Ze kwam bij de deur die voor iedereen potdicht was gebleven, maar voor haar werd hij meteen opengedaan. En daar zag ze midden in de kamer een meisje, zo mooi als een fee, dat zat te borduren met draden van haar eigen gouden haar. De timmermansdochter stond op en nodigde haar gast uit te gaan zitten. Na elkaar gekust en begroet te hebben riep ze: "Koffie, verse koffie, kom meteen!" En op datzelfde moment stond er al vers gezette koffie, kant en klaar op een dienblad voor de dochter van de vizier. De timmermansdochter riep toen: "Bord, mes!" En bord en mes kwamen eraan gerinkeld. Daarna sneed ze vijf van haar vingers in plakjes op het bord, terwijl ze "Ya Allah, ya bismillah" (o God, in de naam van God) zei. Die plakjes veranderden meteen in frisse komkommerschijfjes. En haar vingers zagen er nog helemaal heel en gezond uit! Na gezellig gezeten, gedronken en gegeten te hebben stond de dochter van de grootvizier op en vertrok. De timmermansdochter deed achter haar de deur weer op slot.
In haar eigen kamer dacht de dochter van de grootvizier bij zichzelf: Ze heeft mij haar toverkunsten laten zien. Maar daar is eigenlijk niets aan, dat kan ik ook! En ze vroeg aan haar dienstertje om een mes en een bord. Zij begon nu ook haar vingers in plakjes te snijden, maar háár vingers bleven liggen in een plas bloed en zijzelf viel dood neer.
Toen de prins dat hoorde werd hij woedend. Weer kwam hij aan de deur van de timmermansdochter en hij schreeuwde en jammerde en smeekte: "Doe toch niet timmermansdochter, houd alsjeblieft op timmermansdochter, open die deur! Ik was opnieuw getrouwd, maar wat jij hebt gedaan weet ik niet, in ieder geval is de nieuwe bruid nu dood, weg. Als je niet opendoet, trouw ik weer met iemand anders." Maar wat hij ook deed of zei, de deur bleef dicht.
Deze keer trouwde de prins met de dochter van de tweede vizier. Ook zij ging op een dag de eerste bruid opzoeken. Na wat vriendelijke begroetingen over en weer riep de timmermansdochter: "Oliepan, word heet en kom hier!" En daar stond al een frituurpan met kokende olie voor hen. Het meisje doopte haar hand in de frituurpan en haar vijf vingers werden vijf verse vissen, de heerlijk gebakken werden. En haar vingers? Die bleven gewoon, heel aan haar hand, alsof er niets gebeurd was. Terwijl de damp er nog afsloeg aten ze die vissen helemaal op.
Maar de dochter van de vizier kon er niet genoeg van krijgen. Ze dacht: Ha, dat doe ik ook, wat is daar nou aan, dat is toch een fluitje van een cent?! Zodra ze in haar eigen kamer was liet ze een pan met kokendhete olie brengen. Maar op het moment dat ze haar hand in de olie liet zakken, verbrandde deze knisperend. En zij was dood en ging in lucht op.
Toen de prins deze toestand vernam werd hij weer erg kwaad. Hij ging naar de deur van de kamer van de timmermansdochter. "Doe toch niet timmermansdochter, houd alsjeblieft op, timmermansdochter. Ik heb nu al twee bruiden genomen, en aan jouw handen kleeft het bloed van alle twee. Doe de deur open. Pas maar op, ik trouw weer met een ander, hoor!" Maar wat hij ook zei, de deur werd niet opengedaan.
Nu trouwde de prins met de dochter van de derde vizier. Toen die ook, net als de anderen, op bezoek kwam bij de timmermansdochter, zei het meisje deze keer: "Oven, word heet en kom hier." En meteen was daar een gloeiend hete oven in de grond. De timmermansdochter zei even een "bismillah" (schietgebedje) en wierp zichzelf in de oven. Ze draaide naar links en naar rechts, en weer naar links en naar rechts. Even later stond er een prachtig roodbruin gebraden lam op een schaal voor de dochter van de derde vizier. Maar de timmermansdochter zelf kwam gewoon weer springlevend uit de oven te voorschijn. En ze aten en dronken.
Toen de dochter van de vizier weer op haar eigen kamer was liet ze een gloeiende oven brengen, maar zo gauw ze zichzelf erin gooide, verbrandde ze tot as.
Nu begon de prins dan toch na te denken: Daar is iets aan de hand, daar is iets speciaals aan de hand, maar wat? Toen hij die avond diep in gedachten naar huis liep stond er plotseling een oude man voor hem. "Wat is dat nu, mijn prins?" vroeg hij. "Wat zie je er ellendig uit. Wat is er met je aan de hand? Waarom ben je zo diep in gedachten verzonken?"
"Ach, vadertje, wie heeft er zo'n ellende als ik?" en de prins begon zuchtend te vertellen wat hem allemaal was overkomen. De oude man luisterde met open oren en gaf hem toen de volgende raad: "Mijn prins, je moet vandaag een uur voor het avond wordt naar haar kamerdeur gaan en roepen: "Aman, help me alsjeblieft, over een uur krijg ik een groot gezelschap gasten. Kan je snel voor vijf tot tien verschillende gerechten zorgen?" Ga voor de deur op de grond zitten, en leg je oor te luisteren tegen de deur. En dan maar eens afwachten, wat je daar binnen zo al hoort gebeuren." Nadat hij dat had gezegd, was de grijsaard even plotseling verdwenen als hij was gekomen. De prins deed alles wat de oude man had gezegd en legde ten slotte zijn oor tegen de deur te luisteren. Laten wij ook eens luisteren wat daar binnen allemaal gebeurde...
De timmermansdochter wenste alles wat er nodig was. De gerechten kwamen. Ze zette een eettafel heer. Borden en bestek schikte ze allemaal netjes op hun plaats. Toen liet ze haar oog eens over de tafel gaan en zag dat er nog geen zout en peper was. Ze klapte in haar handen en riep luid: "Zout, peper, kom snel." Maar het zout en de peper maakten op de plank waar ze stonden ruzie: "Ik ga eerst, ik ga eerst, nee ik, nee ik." De timmermansdochter wachtte en wachtte, maar er kwam niets. Ze werd boos en riep: "Bij het hoofd van mijn vader de Maan, en van mijn moeder de Zon, kom alle twee meteen hier. Anders kom ik naar jullie en dan vermorzel ik jullie alle twee onder mijn voeten." Daarop kwamen zout en peper zo snel ze maar konden aangerend. De prins daar voor de deur hoorde dat allemaal en was stomverbaasd. Dat wil zeggen dat dat meisje helemaal geen timmermansdochter maar een feeëndochter is, besefte hij nu. Toen riep hij naar het meisje: "Bij het hoofd van je vader de Maan en van je moeder de Zon, doe de deur open!" En zodra hij dat had gezegd ging de deur open. De prins nam meteen de handen van het meisje in de zijne. En het meisje zei: "Jij mag dan wel de zoon zijn van een padisjah, maar ik ben toevallig óók de dochter van een padisjah. Het was maar timmermansdochter dit en timmermansdochter dat. Me zo neerbuigend toespreken en zo gauw iets je niet bevalt maar meteen met anderen trouwen, vind je dat nou gepast?" Maar goed, omdat de prins haar ten slotte toch bij de naam van haar vader de Maan en haar moeder de Zon had genoemd, kon ze het hem wel vergeven en ze verzoenden zich met elkaar.
Opnieuw werd er veertig dagen en veertig nachten bruiloft gevierd. Zij hebben hun doel bereikt en alles wat ze zich maar wensten; laten wij daarom nu maar op hun troon gaan zitten, eens kijken wat dat ons zal brengen...
*   *   *
Samenvatting
Een sprookje uit Turkije over eerbied. Een kinderloze timmerman maakt van hout een meisje; de zoon van de padisjah wordt verliefd en trouwt met haar. Dan blijkt ze over bijzondere gaven te beschikken die het leven kosten van de andere bruiden van de prins. Ze is dus helemaal geen timmermansdochter, maar een fee - een kind van zon en maan.
Toelichting
Er zijn in Turkije veel volksverhalen over kinderloze mensen die een kind maken uit hout, was, katoen of uit deeg. Uiteindelijk wordt het een levend wezen. Er bestaat ook een oud Turks wiegeliedje over een steen-baby (Taş bebek), met hetzelfde thema.
Het maken van een houten kind vinden we ook in het boek Pinokkio van Carlo Collodi uit 1883 (Le avventure di Pinocchio). Pinokkio is een uit een stuk brandhout gesneden marionet wiens neus steeds langer wordt als hij jokt.
Vergelijk ook met: Elzenhout, een Finse versie van Pinokkio over een uit elzenhout gesneden jongen die tot leven komt.
Trefwoorden
Basisinformatie
Thema
Populair
Verder lezen