donderdag 21 november 2024

Volksverhalen Almanak


Zeven paar ijzeren schoenen en drie eikenhouten staven


Zeven paar ijzeren schoenen en drie eikenhouten stavenCatharinella en haar zusters gingen elke dag hout sprokkelen aan de voet van de Monte Incudine, dat is de hoogste berg van Corsica. En iedere dag weer hoorden ze dan een vreemde stem roepen: "Catharinella, Catharinella, klim de berg op."
Toen ze dit de eerste keer hoorden, werden ze allemaal bang en ze liepen hard naar huis terug. Maar langzamerhand raakten ze aan dat geroep gewend en ze letten er niet meer op. Behalve Catharinella, want zij moest er aldoor aan denken wat het toch betekende dat altijd haar naam werd geroepen en niet die van de anderen. Eens op een dag zei ze tegen haar zusters: "Zeg, we moesten toch eens gaan kijken wat dat geroep betekent." Maar de anderen wilden daar niets van horen! "Dankjewel" zeiden zij, "We hebben helemaal geen zin in dat avontuur. Wie weet, misschien zouden we er niet levend van terug komen. Let er niet op, Catharinella, let er niet op."
"Maar," zei Catharinella, "die stem roept altijd en altijd om mij. Ze wil iets van me en ik wou toch wel eens weten wat dat is. Ik moet het heus eindelijk te weten komen. Ik houd het niet meer uit."
"Kom, kom, Catharinella," zei de oudste zuster, "zet die onzin uit je hoofd en laat die stem maar roepen. Neem jij maar gauw je takkenbos op en ga mee naar huis."
Maar Catharinella nam haar takkenbos niet op en ze ging niet mee naar huis. Ze nam hartelijk afscheid van haar zusters en begon de berg op te klimmen. En al smeekten de anderen huilend om toch mee naar huis te gaan, ze deed of ze het niet hoorde en klom hoger en hoger. Daar hoorde ze de stem opnieuw: "Catharinella, Catharinella, klim nog hoger, klim nog hoger!" En ze klom nog hoger, aldoor hoger. En nadat ze bijna de hele dag had geklommen, zag ze eindelijk een tuinman staan met een spade in de hand. Zodra hij haar in het oog kreeg, kwam hij naar haar toe en hij zei vol medelijden: "Ach Catharinella, ben je daar werkelijk? Mijn arm kind, ik vrees dat je de taak niet kunt volbrengen die ze jou willen opleggen." En hij nam haar bij de hand en leidde haar naar de allermooiste zaal van het allermooiste kasteel dat er ooit op de wereld heeft bestaan. En die hele grote zaal was vol standbeelden. "Hier is Catharinella," zei de tuinman. "Ze is de hoge, hoge berg opgeklommen om te vragen wat er van haar wordt verlangd."
"Goed zo," zei de wachter van het kasteel, "goed zo, Catharinella, ik zal zeggen wat je moet doen. En als je dat niet volbrengt, zal het woord verdrogen op je lippen, je mooie ogen zullen zich sluiten voor het levend licht en je zult sterven."
Catharinella schrok van deze toespraak. "Ach, ach," snikte ze, "zeg me gauw wat ik doen moet om mijn leven te redden?"
"Kom hier, Catharinella."
"Hier ben ik."
"Zie je al deze standbeelden, Catharinella? Die staan hier omdat ze hun taak niet konden vervullen. Maar jij bent nog jong en teer, meisje en jouw taak zal minder zwaar zijn dan de hunne."
"Zeg me dan wat ik doen moet."
"Kom hier, deze kant uit, Catharinella."
Catharinella volgde hem en de wachter zei: "Vertel me nu eens wat je hier ziet."
"Ik zie veel deftige heren, gekleed als prinsen. De minste van hen moet toch zeker een graaf of een markies zijn?"
"Juist. En wat zie je hier, in deze nis?"
"Daar staat een jongeman, heel alleen. Dat moet wel een echte prins zijn!""
"Ja, het is een prins. Hij is nog geen twintig jaren oud en jij moet met hem trouwen."
"Trouwen? Maar hoe kan ik trouwen met een standbeeld? Maak er dan eerst een levend mens van."
"Ik kan hem niet levend maken," zuchtte de wachter, "dat kan jij alleen, Catharinella. Jij moet het proberen en als het je niet lukt, dan zal je ook in een standbeeld veranderen, net als hij. En je zult honderd maal honderd jaren in deze zaal moeten staan. Maar als je precies doet wat ik zeg, dan zal je de mooie jonge prins verlossen en een leven hebben, zó gelukkig als je het in je mooiste dromen nooit hebt gedroomd."
"Maar zeg me dan toch eindelijk wat ik moet doen!" riep Catharinella. "Dat zal ik je zeggen. Luister goed: hier staan zeven paar ijzeren schoenen en drie eikenhouten staven. Met een paar van die schoenen aan je voeten en een eikenhouten staf in de hand moet je door het land trekken. Net zolang tot alle zeven paar ijzeren schoenen en alle drie de eikenhouten staven helemaal zijn versleten. De eerste door het lopen langs alle wegen van het land en de tweede door het kloppen aan alle deuren." Toen trok Catharinella zonder een woord te zeggen een paar ijzeren schoenen aan, ze nam een van de eikenhouten staven in de hand, maakte van de andere schoenen en staven een pak dat ze op haar rug hing en begon aan haar moeilijke tocht.
Ze liep dertig dagen en dertig nachten door, zonder één ogenblik te rusten. Toen kwam ze in een bos en ze zag héél in de verte een lichtje. Hé, dacht ze, misschien komt dat licht uit een huis waar ik kan uitrusten en wat eten. Ze sleepte zich voort, doodmoe als ze was en jawel, daar kwam ze eindelijk bij een huisje helemaal met klimop en bramen begroeid. Klop-klop-klop. "Wie klopt daar?"
"Doe open alstublieft. Ik ben een arm meisje dat graag wat wil rusten." Nu ging de deur open en voor haar stond een oude man met een witte baard die tot over zijn knieën hing. "Kom binnen, mijn kind, kom binnen," zei hij. "Het is al meer dan honderd jaar geleden dat ik een menselijk wezen heb gezien. Maar zeg mij, hoe kom jij door dit afgelegen bos te zwerven?"
"Ach," zei Catharinella, "het geeft niet waar ik loop. Ik moet zwerven en zwerven door alle landen, tot ik zeven paar ijzeren schoenen heb versleten met lopen en drie eikenhouten staven met kloppen aan alle deuren." En ze vertelde hem wat de wachter van de Monte Incudine haar had opgedragen. Toen ze de volgende dag afscheid nam van de kluizenaar, gaf de oude man haar een wonderpeer.
"Kijk meisje," zei hij, "hier heb je een peer die een wondermooie muziek maakt als je erop blaast. Zodra je voorbij het paleis van de koning komt, moet je op deze peer spelen en als het lied uit is zeg dan: "Peer, peer vergeet mij niet." Dan zal ogenblikkelijk het kasteel op de Monte Incudine uit de grond oprijzen, met de nis waar de zoon van de koning als een standbeeld staat."
"Dankjewel, beste kluizenaar," zei Catharinella. En ze zwierf weer verder over bergen en dalen, langs zeeën, meren en rivieren en met haar staf klopte ze aan alle deuren. Eens toen ze weer door een wildernis zwierf en zich heel moe voelde, zag ze plotseling weer een huisje voor zich. De zon was nog niet onder en op het land naast het huisje stond een oude man te spitten. "Goede ouwe man," zei Catharinella, "mag ik in jouw huisje wat uitrusten?"
"O jawel," zei de oude man, "maar zeg me, wie ben je? Ik zou niet meer kunnen zeggen hoelang het is geleden sinds ik een mens heb gezien."
"Ach," zuchtte Catharinella, "ik ben een ongelukkig meisje, dat zeven paar ijzeren schoenen moet verslijten met lopen en drie eikenhouten staven met kloppen aan alle deuren." En ze vertelde hem haar geschiedenis. Toen ze de volgende morgen de oude man de hand schudde tot afscheid, gaf hij haar een wondernoot. "Kijk eens hier, meisje," zei hij, "op deze noot kan je alle wijsjes spelen die je maar wilt."
"Dankjewel, goeie ouwe man," zei Catharinella en ze stak de wondernoot in haar zak.
"Ja maar, luister verder. Mijn wondernoot kan je ook nog op een andere manier gebruiken. Als je haar in je hand neemt en zegt: "Noot, noot vergeet mij niet," dan zal de molen van de koning uit de grond oprijzen. Die zal beginnen te draaien en al het graan malen dat je maar wilt. En nu, meisje, goeie reis. Later zal je op je weg nog een oude kluizenaar ontmoeten en die zal je ook iets geven."
En jawel, nadat Catharinella weer een heel jaar lang door alle landen had gezworven, kwam ze weer in een groot bos en midden in dat bos vond ze het huisje van de derde kluizenaar.
Van hem kreeg ze een amandel. "Kijk es, meisje," zei hij, "met deze wondervrucht kan je dode mensen weer aan 't praten brengen, ja, zelfs aan het dansen als je wilt."
"Dankjewel, goeie kluizenaar," zei Catharinella. En weer zwierf ze lang, heel lang over bergen en dalen, langs zeeën, meren en rivieren tot ze eindelijk kwam in de stad waar de vader van de betoverde prins woonde. Juist toen ze de poort binnenkwam, zag ze een begrafenis aankomen. En ze begon dadelijk op haar amandel te spelen om eens te proberen of hij echt de kracht had om doden op te wekken. En jawel, tot grote verbazing van de bedroefde familie begon opeens de gestorven man te praten. En toen ze de kist openmaakten, sprong hij eruit en ging aan het dansen, midden op straat. Nu behoorde de dode man die Catharinella weer tot leven had gebracht, toevallig tot de hofhouding en de koning zelf liep mee in de begrafenisstoet. Hij liet dadelijk het meisje roepen en vroeg haar hoeveel geld ze wilde hebben voor haar wonderbare amandel.
"Nee, koning," antwoordde Catharinella, "die is niet te koop voor zilver of goud."
"Maar als ik je nu eens mijn hele hoofdstad en mijn paleis geef?"
"Nee, nee, al bood je mij je hele koninkrijk, dan nog geef ik de amandel niet." Ja, toen moest de koning het wel opgeven. Maar hij vroeg Catharinella vriendelijk of ze die avond bij hem op bezoek kwam in zijn paleis. Dat wou ze wel en toen het donker begon te worden, ging ze op haar wondernoot staan spelen, vlak voor het paleis. De koning zat nog aan tafel maar toen hij die wondermooie muziek hoorde, sprong hij op en liep naar het raam. En kijk, daar stond midden op het plein zijn molen te draaien en te draaien! "O, wat is dat mooi, Catharinella. Toe, verkoop me de wondernoot."
"Nee, nee, koning. Die verkoop ik je ook niet. Ik denk er niet aan."
"Wat jammer," zuchtte de koning. "Dat spijt me nou. Maar ga nog niet weg. Speel eerst nog een beetje voor me."
"Goed, koning," zei Catharinella, "dat wil ik wel." En nu haalde ze haar wonderpeer te voorschijn en ze begon daarop te spelen. Deze muziek was nog veel mooier dan de vorige en de koning en alle heren en dames van het hof stonden er doodstil naar te luisteren. Maar kijk, terwijl de liefelijke muziek weerklonk, verhief zich voor hun ogen langzaam, héél langzaam, een hoge, hoge berg en bovenop de top van die berg stond een wondermooi kasteel. "Wat is dat mooi!" riep de koning. Maar toen nu de deuren van het kasteel wijd opengingen en toen hij daarbinnen de prachtige zaal vol standbeelden zag, werd de koning stil. Vreemd, vreemd, sommige van die standbeelden kwamen hem zo bekend voor... Opeens begon hij luid te gillen. Want daar, daar in die nis... zag hij daar niet zijn eigen zoon? Ja, ja, het was zijn zoon, zijn eigen lieve zoon, die zo geheimzinnig was verdwenen?
Toen liep hij naar buiten en hij knielde voor Catharinella neer en smeekte: "O, Catharinella, verkoop me toch die wonderpeer. Alles wil ik je geven, alles wat ik bezit, mijn koninkrijk, mijn schatten, ja, mijn leven. Maar verkoop me die peer."
"Nee, koning," zei het meisje zacht, "dat gaat heus niet. Maar als je mij wilt volgen zal ik je naar het kasteel brengen waar de prins betoverd is."
"Maar waar gaan we dan naar toe? Ik zie het kasteel niet meer." En werkelijk, zodra Catharinella ophield met spelen, was het hele toverbeeld verdwenen! "Om de prins terug te vinden, moet je de Monte Incudine beklimmen," antwoordde het meisje. Dadelijk liet de koning zijn mooiste koets inspannen en toen die klaar stond met vier trappelende schimmels ervoor, riep hij: "Stap in, meisje! Kom naast me zitten, des te gauwer zijn we bij mijn lieve zoon."
Maar Catharinella schudde haar hoofd. "Nee, koning, dat gaat niet. Ik moet eerst mijn zevende paar ijzeren schoenen nog verslijten en deze eikenhouten staf moet nog kloppen aan vele deuren. Want dit moet nog gedaan worden, voordat ik de prins in het leven kan terugroepen."
"Maar Catharinella, dan ben ik er veel eerder dan jij," zuchtte de koning. "Wat moet ik dan beginnen?"
"Je moet wachten aan de voet van de berg, net zolang tot ik kom. Maar wees voorzichtig, koning, en laat je niet verlokken om de berg te beklimmen, als je een stem hoort die je roept. Want als je dat doet, moet jijzelf net als ik zeven paar ijzeren schoenen en drie eikenhouten staven verslijten, eer de prins kan worden verlost."
"Dank je voor je goede raad, Catharinella," zuchtte de koning. "Het zal moeilijk zijn zolang onder aan de berg te wachten. Maar ik zal geduldig zijn, dat beloof ik je. Vooruit, koetsier, naar de Monte Incudine!" En daar stoof het rijtuig weg en het was weldra verdwenen in een stofwolk. En Catharinella sukkelde er achteraan op haar zware ijzeren schoenen en ze klopte geduldig aan alle deuren met de laatste eikenhouten staf, waar nog maar een klein stukje van over was.
Eindelijk, eindelijk na vele dagen, kwam het zover dat haar laatste ijzeren zolen begonnen door te slijten. En op een avond toen de zon juist achter de bergen verdween, stond het dappere meisje opeens nog voor ze het zelf wist, aan de voet van de Monte Incudine. En kijk, daar had je het rijtuig van de koning ook! Hij zelf liep heen en weer, trappelend van ongeduld en zo gauw hij Catharinella zag wilde hij met haar mee de berg op. Maar het meisje hield hem tegen. "Nee, koning, wacht nog een klein poosje, dan kom ik je ophalen." En de koning schikte zich erin uit liefde voor zijn zoon.
Ondertussen klom Catharinella de berg op, zo vlug ze maar kon op haar versleten zolen en hoe hoger ze kwam hoe vrolijker ze werd. Toen ze de poort van het kasteel binnenstapte, begonnen alle bomen in het bos te zingen, alle stenen te dansen en alle dieren te praten.
"Welkom, Catharinella, welkom, welkom!" riepen ze allemaal. En daar had je de wachter ook al. "Zo, Catharinella, ben je daar werkelijk? En heb je alle schoenen en staven al versleten?"
"Ja, hier zijn ze." En ze nam de zak van haar rug en liet hem zes paar ijzeren schoenen en de twee totaal afgesleten houten staven zien. "Goed, Catharinella, goed hoor. En de schoenen die je nog aanhebt?" Ze liet hem de doorgesleten zolen zien en ook het stompje dat er van de derde staf was overgebleven. "Ziezo," zei ze, "nu ga ik gauw de prins verlossen." Maar de wachter riep: "Nee, nee, niet zo haastig. Eerst moet je alle andere standbeelden tot het leven terugroepen. Kijk, hier is een schaal met het water-des-levens. Doop daar het stompje van je staf in en raak er de beelden een voor een mee aan. En zeg erbij: "Door dit water roep ik u in het leven terug.""
En Catharinella had de beelden nog niet met water aangeraakt of ze leefden weer, ze liepen door elkaar en praatten met elkaar of ze nooit anders waren geweest! Eindelijk, eindelijk leefden ze allemaal weer. Nu liep Catharinella vlug naar de versteende prins, ze gaf hem drie zachte tikjes met haar houten stokje en zei: "Door dit water roep ik je in het leven terug." En toen werd hij ook wakker en het eerste wat hij zei, was: "Waar is mijn vader?"
"Ik zal hem gaan roepen," zei Catharinella. "Hij is hier dichtbij." En werkelijk, de koning stond al voor de poort van het kasteel! Hij had het niet langer kunnen uithouden. Gelukkig kon het nu geen kwaad meer en Catharinella was maar blij dat ze hem nu veel gauwer bij zijn zoon kon brengen. Het is niet te beschrijven hoe blij die oude koningsvader was. De tranen stroomden hem over de wangen van vreugde. Maar zodra hij weer wat bekomen was, wees hij naar Catharinella en hij zei tegen zijn zoon: "Zij is het die zeven paar ijzeren schoenen heeft versleten met lopen over bergen en dalen, langs zeeën, meren en rivieren. En drie eikenhouten staven versleet ze met kloppen aan alle deuren en dat alles deed ze om jou te verlossen." De prins keek het meisje aan en hij vond haar zo mooi en lief dat hij haar dadelijk ten huwelijk vroeg. "Juist," zei de koning, "zo had ik het ook bedoeld." En nog diezelfde avond werd in het kasteel op de Monte Incudine het huwelijk gesloten. Alle standbeelden die door Catharinella het leven hadden teruggekregen waren de bruiloftsgasten en de wachter werd ook niet vergeten. Er werd gedanst bij de muziek van de amandel, de noot en de peer en het was de vrolijkste bruiloft die ooit werd gevierd op de hele wereld. Toen het jonge paar enige weken later hun hoofdstad binnenreed, was alles versierd met bloemen en alle klokken luidden. En de amandel, de noot en de peer speelden zó luid, dat de hele bevolking van de stad kon genieten van die wondermooie muziek. En ze speelden maar door, een hele maand lang, want zolang duurden de feesten die de oude koning gaf ter ere van zijn zoon. Maar eindelijk kwam er toch een eind aan de pret. En van dat ogenblik af waren de drie wondervruchten opeens spoorloos verdwenen!
Dat was wel jammer, maar Catharinella had ze ook heus niet meer nodig. Ze was zo gelukkig met haar prins, dat ze niets anders op de wereld meer verlangde.
*   *   *
Samenvatting
Een Corsicaans sprookje. Catharinella wordt door een tuinman naar een kasteel gebracht, gevuld met standbeelden. Een wachter zegt dat ze op reis moet met zeven paar ijzeren schoenen en drie eikenhouten staven om iedereen weer levend te maken.
Trefwoorden
Basisinformatie
Thema
Bron
"Het groot vertelselboek" verzameld door Nienke van Hichtum. Van Holkema & Warendorf, Bussum, 1973. ISBN: 90-269-0927-6
Populair
Verder lezen