Yinka en de jaloerse vrouwen
Heel lang geleden was er eens een heel rijke koning. Hij was zo rijk dat hij wel 99 vrouwen en ontelbare kinderen had. Op een dag was er ruzie in het paleis waar zijn vrouwen woonden. Ze maakten ruzie over wie de meest geliefde vrouw van de koning was. Iedereen vond dat zijzelf de meest geliefde waren, maar van binnen waren ze jaloers op de jongste en meest nieuwe vrouw van de koning. Yinka heette ze, en ze was zo mooi en liefelijk dat alle vrouwen haar benijdden.
Yinka voelde de haat van haar zusters wel, maar omdat ze haar man de koning er niet meer lastig wilde vallen, zei ze niks en droeg ze het verdriet in haar hart met zich mee.
Toen de koning Yinka op een goede dag een prachtig gewaad cadeau gaf met kostbare juwelen, was de maat vol voor zijn andere vrouwen.
Terwijl Yinka die nacht sliep kwamen haar boosaardige zusters in de paleistuin bij elkaar om een plan te bedenken om van Yinka af te komen. "Ik heb een plan," fluisterde Obulisi, de gemeenste van alle vrouwen, want zij was het meest jaloers. "We hakken een van de handen van Yinka af als ze slaapt. Dan zal de koning zich van haar afkeren en haar terugsturen naar haar geboortedorp."
De andere vrouwen schrokken eerst van het idee om de mooie en lieve Yinka van een hand te beroven. Maar de gemene vrouw praatte net zo lang in op de andere vrouwen tot ze met haar duivelse plannetje instemden. "We zullen morgenavond een kostelijk drankje voor ons duifje brouwen, dat haar in diepe slaap zal brengen," fluisterde Obulisi en giechelde daarbij als een heks. "Ikzelf zal dan de rechterhand van onze dierbare zuster afhakken!"
De volgende avond goot Obulisi een kleverig sap in de palmwijn van Yinka. Nog voor zij het hele glas leeggedronken had, viel zij in een diepe slaap. De vrouwen van de koning droegen haar naar haar slaapkamer waar Obulisi al vol ongeduld zat te wachten op haar slachtoffer. "Het duifje slaapt en het mes is ook al geslepen," lachte de wrede vrouw toen ze de slapende Yinka zag.
Toen de andere vrouwen de slaapkamer hadden verlaten, begon Obulisi aan haar bloederig karwei. Even later verliet zij via een zij-ingang het paleis en rende naar het achterste deel van de paleistuin, waar zij de hand van de mooie Yinka begroef.
Obulisi snelde terug naar haar wachtende zusters om ze over haar gruwelijke daad te berichten. "Het is gelukt," jubelde ze en ze zwaaide met haar bebloede mes. "Het duifje is mismaakt! Morgen zal ik naar de koning gaan en hem vertellen dat een van zijn vrouwen maar één hand bezit."
Obulisi hield woord. De volgende morgen ging ze naar de koning en vertelde hem dat er onder zijn gemalinnen een was die maar een hand bezat. "Hoe kan dat nou?" vroeg de koning "Iedereen weet dat vrouwen met maar een hand heksen zijn, bij wie men voor straf een hand afhakt? Ik zal haar straffen," sprak de koning, "maar vertel, Obulisi, wie is die eenhandige vrouw eigenlijk?"
"De angst voor die heks doet me zwijgen, mijn lieve echtgenoot! Je mag een heks niet bij hun naam noemen, anders richt je haar toorn op jezelf. Ik raad je aan om daarom heel voorzichtig te zijn, anders richt die eenhandige vrouw je te gronden."
Daarna verliet de gemene vrouw de koning, die niet wist wat hij moest doen. Na lang nadenken besloot hij om al zijn vrouwen naar het marktplein te laten komen. Daar zouden ze een kom met maïs moeten halen. De vrouw met maar een hand zal daar wel opvallen en dan kan ze meteen terecht gesteld worden.
De koning liet meteen bekend maken dat er over drie dagen een groot feest zou zijn met al zijn vrouwen op het marktplein. Al gauw hoorde ook die arme Yinka van het feest. Ze huilde bittere tranen toen ze hoorde dat ze zich met haar armstompje aan het volk moest vertonen. Toen ze tot overmaat van ramp ook nog een gesprek tussen Obulisi en twee andere vrouwen opving en hoorde dat de koning haar voor een heks hield en haar terecht wilde stellen, werd ze zo wanhopig dat ze besloot zelfmoord te plegen.
Diep in de nacht toen verder iedereen sliep, vluchtte ze de donkere tuin in. Zo snel als haar kleine voeten haar konden dragen, rende ze de tuin uit. Na lang gelopen te hebben bereikte ze het oerwoud, waar ze uitgeput op een boomstronk ging zitten. Luid snikte ze: "Waar heb ik dit aan verdiend? Eerst hakken ze mijn hand af en dan vertellen ze de koning dat ik een heks ben! Was ik maar in mijn geboortedorp gebleven en met de armste stakker getrouwd, dan was ik beslist gelukkiger dan nu." Terwijl ze haar treurige lot aan het beklagen was, voelde ze plotseling een hand op haar schouder.
Ze keek achter zich en keek recht in de fonkelende ogen van een geest. "Wees maar niet bang," zei hij haar, "ik ben een goede geest. Maar wat doe jij hier in de donkere nacht?"
"Ach," snikte Yinka, "ik zoek Broeder Dood! Ik wil niet meer leven!"
"Je bent jong en mooi," antwoordde de geest vriendelijk, "op jouw leeftijd ben je toch nog niet op zoek naar Broeder Dood?"
"Het is zoals ik het net vertelde. Iemand heeft toen ik lag te slapen mijn hand af gehakt en nu denkt iedereen dat ik een heks ben. Zelfs mijn echtgenoot de koning denkt dat en nu wil hij me ten dood laten brengen." - "Rustig maar lieve kind, ik heb medelijden met je. Geef me je armstompje, ik wil je een hand geven!"
"Het is helemaal niet leuk om de spot met me te drijven. Hoe wil je dat ik je een hand geef als ik alleen nog maar een stompje heb?"
"Geef me nu maar je hand, je zult er geen spijt van krijgen."
Ondanks dat Yinka bang was, stak ze toch haar armstompje uit, dat de geest meteen beetpakte. Yinka voelde plotseling een hevige pijn, die haar lichaam optilde en haar gevoel weg nam. "Ik ga dood, ik ga dood," zei ze steeds weer en ze raakte bewusteloos.
Toen ze weer wakker werd, stond de zon alweer hoog aan de hemel. Verbaasd keek ze om zich heen, maar al snel kwamen de herinneringen van de vorige avond weer naar haar terug. Op dat moment zag ze dat ze weer twee gezonde handen had.
"De hemel zij dank voor dit wonder!" riep ze verrukt. "Vandaag is de dag dat de koning zijn vrouwen aan het volk zal presenteren. Hij zal verbaasd zijn om geen eenhandige onder hen te treffen. Ik moet opschieten om erbij te zijn, zodat ik volop van mijn triomf kan genieten."
Yinka kwam net op tijd op het marktplein om het optreden van de gemene Obulisi te zien. Opgedirkt kwam zij het plein op met in haar handen een maïskom en een vijzel. "Verlang je werkelijk dat je vrouwen ten overstaan van je volk maïs fijn gaan malen, of is het voldoende als ik je mijn gezonde handen toon?" vroeg zij haar echtgenoot.
"Dit is mijn wil." antwoordde de koning. "Ik wil dat mijn volk ziet dat mijn vrouwen geen vraatzuchtige rupsen zijn, die zich op kosten van het volk voeden, maar dat ze ook in staat zijn om nuttige arbeid te verrichten. Daarom wil ik diegene die voor het fijnste meel zorgt, tot mijn lievelingsvrouw maken. De kroonraad zal jullie werk controleren en beslissen, wie van jullie het verdient om voortaan de lievelingsvrouw van de koning te zijn."
Obulisi die nog nooit van haar leven enig handenarbeid had verricht, zette de kom op de grond en begon de maïs te malen. Zij deed dit echter zo onhandig dat al snel de helft op de grond was gemorst. Boos gooide ze de vijzel voor de voeten van de koning en riep: "Ik zie er vanaf, jouw lievelingsvrouw te worden. Mijn eer laat niet toe om ten overstaan van het volk slavenarbeid te verrichten!"
Terwijl het volk in gelach uitbarstte, ging Obulisi, om duidelijk te maken hoe kwaad ze was, op de laatste plaats van de tribune die voor de vrouwen van de koning was opgesteld, zitten. Yinka keek nog even toe, maar toen ze zag dat ook vrouw nummer 2, 3 en 4 er niks van bakten ging ze vol vertrouwen snel naar het paleis. Daar kleedde ze zich bliksemsnel om in haar mooiste gewaad. Ze rende naar het voorportaal van het paleis en beval een dienares haar te volgen met een maïskom en een vijzel. Zo ging ze de markt op. Ze hield haar rechterhand nog onder haar kleed verborgen, want ze wilden haar geheim voor de andere vrouwen verbergen.
Intussen hadden 97 van de 99 vrouwen van de koning de test al ondergaan. Maar niemand van hen was erin geslaagd om de maïskorrels tot een fijn meel te vermalen. Dat was echter niet het enige dat de koning droevig stemde. Wat hem het meest verontrustte was het feit dat de eenhandige heks nog altijd niet was ontdekt. Opeens drong het tot hem door dat alleen nog Lola en Yinka ontbraken. En hij bad tot de heilige stamgoden, dat niet Yinka, zijn lievelingsvrouw, de eenhandige zou zijn. Maar toen niet Yinka, maar Lola met twee gezonde handen als 98ste verscheen zeeg de geschrokken koning in zijn zetel neer. Yinka moest de heks wel zijn!
Toen er ineens gemurmel door de menigte ging, wist de koning dat dat Yinka moest zijn. Zijn bange voorgevoel werd voor hem een waarheid, toen hij zag dat Yinka haar rechterarm onder haar kleed verborg en een achter haar aan lopende dienares de maïskom en de vijzel droeg. Toen de mooie Yinka nog maar een paar passen van de koning verwijderd was, schreeuwende Obulisi opeens met een schelle stem: "Daar is ze dan, de eenhandige heks, die ons allemaal in het verderf wil storten. Ze heeft de dood verdiend! Ze moet sterven en wel meteen! Alleen haar dood kan ons voor het onheil behoeden! Yinka moet sterven!"
De gemene vrouw had verwacht dat het volk het met haar eens zou zijn, maar ze had het mis. Haar valse woorden werden met zwijgen begroet. Ook de koning zweeg. Hij keek Yinka doordringend aan, alsof hij op een verhelderend antwoord van haar wachtte. Maar ook Yinka zweeg. Ze beval de dienares om de maïskom en de vijzel op een tafel voor de koningstroon te zetten. Obulisi kon de spanning niet meer verdragen. Ze riep boven de hoofden van de menigte uit: "Ze moet hem laten zien, de armstomp! Met eenhandige heksen hebben we geen medelijden!"
"Ja, ik zal hem laten zien!" zei Yinka zo hard mogelijk "Ik zal laten zien dat ik noch eenhandig noch een heks ben! Ik laat jullie zien dat ik twee gezonde handen heb, waarmee ik maïskorrels tot meel kan malen."
En toen stak Yinka, tot ontsteltenis van Obulisi, maar tot grote vreugde van de koning, twee gezonde handen in de lucht.
Onder gejuich van de menigte ging Yinka aan het werk. En omdat ze dit soort werk al sinds haar jeugd had gedaan, kostte het haar geen moeite. Al snel was ze ermee klaar en gaf de kom voor inspectie aan de troonraad.
Intussen probeerde Obulisi er vandoor te vluchten. Ze kon niet geloven dat de mooie Yinka twee gezonde handen had. Ze had toch zelf de rechterhand eraf gehakt en in de tuin begraven? Ze was er nu van overtuigd dat ze echt een heks was. Twee bewakers zagen haar echter vluchten en ze namen haar gevangen. Op aandringen van het volk en nadat Obulisi bekend had gaf de koning een van zijn slaven de opdracht om de schandelijkste van alle vrouwen te onthoofden. De slaaf gehoorzaamde zonder te aarzelen.
Intussen waren de leden van de troonraad het erover eens dat het meel van Yinka het fijnst was. De koning die bij dit bericht vreugdetranen in zijn ogen kreeg, benoemde Yinka onder gejuich van de menigte tot zijn lievelingsvrouw.
Zo leefde Yinka nog vele jaren aan de zijde van de koning die ze zeven zonen schonk. Het geheim van de geest die haar leven had gered bewaarde ze echter haar hele leven lang in haar hart en nam het uiteindelijk mee in haar graf.
* * *
Samenvatting
Een verhaal uit Swaziland over jaloezie met gruwelijke gevolgen. Een Afrikaanse koning heeft 99 vrouwen, maar slechts één is zijn favoriete vrouw. Dat wekt natuurlijk de jaloezie van de anderen en dat kan behoorlijk gruwelijke gevolgen hebben.
Trefwoorden
harem, leugen, hulp uit de geestenwereld, heks, jaloezie, afrikaans-verhaal, valse beschuldigingen, swaziland
Basisinformatie
- Herkomst: Swaziland
- Verhaalsoort: afrikaans-verhaal
- Leeftijd: vanaf 11 jaar
- Verteltijd: ca. 15 minuten
Thema
Feest / viering
Populair
Verder lezen