Waarom er allerlei kleuren kinderen zijn
Heb je je wel eens afgevraagd waarom er kinderen in allerlei kleuren zijn? Nou? Dat komt door iets wat heel lang geleden gebeurd is. In die lang vervlogen tijd was er geen aarde en het was altijd donker. Maar hoog boven de zwarte nachthemel, ergens waar het volop licht was, woonde Nyame, de Hemelgod. En binnenin Nyame woonden geestmensen.
Nyame vond het heerlijk om dingen te maken en op een dag besloot hij iets heel speciaals te maken. Eerst pakte hij een reusachtige mand, vulde die met aarde en plantte er allerlei wonderbaarlijke planten in. Maar dat vond Nyame nog niet genoeg. Toen maakte hij een heleboel prachtige dieren, vogels en insecten en zette die tussen de planten. Toen hij klaar was, deed Nyame een stapje achteruit en bewonderde zijn mand met aarde. "Dit is werkelijk iets heel speciaals!" zei hij. "En ik weet precies waar ik die neer ga zetten!"
Zorgvuldig sneed hij een rond gat in de hemel en toen maakte hij een luik dat precies paste in het gat. Hij zette het luik open. Toen bond hij een regenboogkoord aan de mand en liet haar door het gat zakken, verder en verder naar beneden, tot zij neerkwam op dezelfde plek waar de mand met aarde nu nog staat. Er stroomde licht naar buiten door het gat in de hemel en dat verlichtte alles daar beneden - en dat gat is de ronde zon, die nog altijd de aarde verlicht als Nyame's luik openstaat.
Nu was Nyame tevreden over zijn werk, en hij keek naar beneden en bewonderde het nog een poosje. Maar na een tijdje sloot hij het luik en onmiddellijk heerste er donkere nacht beneden op de mand met aarde. "O, mijn arme dieren!" zei Nyame. "Ik was ze glad vergeten! Wat zullen ze bang zijn in het donker!" En meteen prikte hij nog een paar gaatjes in de hemel - en die gaatjes zijn de maan en de sterren, die blijven schijnen ook als het luik van Nyame dicht is.
Nyame was dol op zijn aardemand, en telkens deed hij het luik weer open om naar beneden te kijken. Soms klommen er een paar van de geestmensen die in hem woonden omhoog naar zijn mond en keken dan met hem mee. Op een dag, toen Nyame zijn aardemand weer aan het bewonderen was, ontdekte hij een kale plek waar niets groeide. "Die moet ik opvullen!" zei hij. Dus nam hij een klein mandje, zo groot als de lege plek, en vulde dat met planten. Hij bond er een regenboogkoord aan vast en liet het naar beneden zakken door het gat in de hemel.
Een van de meisjesgeesten die binnen in Nyame woonden heette Iyaloda. Ze was heel levenslustig en had overal belangstelling voor. Zodra ze hoorde dat Nyame een klein mandje liet zakken, zei ze tegen de jongensgeest, die haar speciale vriendje was: "Laten we eens gaan kijken!" - "Hmmm... dat is goed," zei hij en hand in hand kropen ze binnenin Nyame naar boven.
Toen ze in zijn mond kwamen liepen Iyaloda en de jongensgeest op hun tenen over zijn tong, naar zijn tanden en leunden naar buiten over zijn grote onderlip. En toen moest Nyame niezen! En Iyaloda en de jongensgeest werden uit zijn mond geslingerd, door het gat naar beneden en bom! daar vielen ze pardoes in het kleine mandje. Toen ze weer wat op adem gekomen waren, was het kleine mandje precies in de lege plek van de grote aardemand gezakt. "Dat was even onverwacht," zei Iyaloda. "Maar nu we toch hier zijn, kunnen we best een beetje rondkijken."
Hand in hand gingen de twee op weg. Eerst waren ze nog wel opgewekt. Er was zo veel wonderbaarlijks te zien. Maar het duurde niet lang voordat ze zich gingen afvragen hoe ze weer terug moesten naar hun thuis binnenin Nyame. Ze dachten diep na, maar konden geen enkele manier bedenken om bij het luik boven in de hemel te komen en ze waren heel verdrietig.
Toen de duisternis viel, en de maan en de sterren begonnen te schijnen, maakten ze van een paar takken een afdakje, kropen dicht tegen elkaar aan en vielen in slaap. In de dagen die volgden voelden Iyaloda en de jongensgeest zich vaak vreselijk verdrietig. Het was een eenzaam bestaan zo met z'n tweeën, ver weg van Nyame en al hun geestenvriendjes.
Soms dwaalde de jongensgeest alleen rond en troostte zichzelf door te praten met de wind en de bomen, en door een eenzame dans te dansen. Maar als Iyaloda, de meisjesgeest, zich verdrietig voelde, dan ging ze zitten en zat maar te denken, te denken en te denken.
Op een dag had ze ten slotte iets heel erg slims bedacht. Toen de jongensgeest terugkwam was Iyaloda één en al opwinding. Ademloos zei ze: "Ik heb iets heel erg slims bedacht!" - "Iyaloda," zei de jongensgeest, "ik wil het niet horen. Jouw slimme gedachten brengen ons altijd in moeilijkheden. Denk maar eens aan de laatste... 'Laten we naar boven kruipen naar Nyame's mond.' Toen werden we wel naar beneden geniesd!"
"Dit is iets heel verstandigs," zei Iyaloda. "Luister, we moeten een paar kleintjes maken. Net zoals we zelf zijn. We zouden ze kinderen kunnen noemen. Dan zouden we niet meer alleen zijn."
"En hoe moeten we dat dan doen?" vroeg de jongensgeest.
"We kunnen wat klei uitgraven en er poppetjes van maken die er net zo uitzien als wij en ze dan bakken in een vuur. En dan kunnen we ze leven inblazen."
Nadenkend zei de jongensgeest: "Ik geloof, dat het geen kwaad kan om het eens te proberen." - "Laten we meteen beginnen," zei Iyaloda. En dus groeven ze wat klei uit en boetseerden daar kleine jongetjes en kleine meisjes van, ongeveer zoals ze er zelf uitzagen. Toen stapelden ze een heleboel hout rond de popjes en staken dat in brand. Maar Iyaloda was ongeduldig, en het duurde niet lang of ze zei: "Nu zullen ze wel klaar zijn. Laten we eens kijken!" En ze dekte het vuur af met grote groene bladeren om het te doven. Toen het helemaal was afgekoeld, haalde ze de kleipoppetjes eruit. Sommige waren bleek, sommige waren rozeachtig wit en sommige waren roomwit. Allemaal een beetje anders.
"O, die zijn mooi geworden!" zei Iyaloda. "Laten we er nog een paar maken!" En dus groeven ze de volgende dag weer wat klei uit, maakten nog meer poppetjes, stapelden er hout omheen en staken dat in brand. Iyaloda zei: "Dit keer zal ik ze een stuk langer bakken en kijken wat er gebeurt." Ze wachtte en ze wachtte - en dat was iets wat Iyaloda moeilijk vond! Maar ten slotte vond ze dat de poppetjes lang genoeg gebakken waren en ze dekte het vuur af met bladeren. Toen het helemaal was afgekoeld, haalde ze de poppetjes eruit. Dit keer waren sommige diepzwart geworden, sommige hadden een prachtige kleur donkerbruin en sommige waren roodachtig bruin. Allemaal een beetje anders.
"O, wat zijn die mooi!" zei Iyaloda. "Laten we er nog een paar maken!" En de volgende dag maakten ze nog meer poppetjes en staken het vuur weer aan. Iyaloda zei: "Dit keer zal ik ze niet lang of kort bakken, maar tussenin!" Ze wachtte, en zodra ze dacht dat de poppetjes een tussen-in-tijd gebakken waren, dekte ze het vuur af met bladeren. Toen ze nu deze poppetjes eruit haalde, waren sommige goudachtig geel en andere goudachtig bruin. Allemaal een beetje anders.
"O, wat zijn deze ook mooi!" zei Iyaloda. "Laten we..." - "Nee!" zei de jongensgeest. "We hebben nu wel genoeg kinderen! Nu is het tijd om ze leven in te blazen!"
Toen knielden ze op de grond en bliezen ze allemaal één voor één leven in, en elk poppetje van klei kwam tot leven, net als kinderen die wakker worden uit een diepe slaap. Zo werden de jongensgeest en Iyaloda, de meisjesgeest, de eerste vader en de eerste moeder, en omdat ze zo'n groot gezin hadden om voor te zorgen en van te houden, voelden ze zich nooit meer eenzaam. En uit deze eerste kinderen kwamen natuurlijk alle kinderen van de wereld voort, in al hun verschillende, prachtige kleuren.
* * *
Samenvatting
Een scheppingsverhaal uit West-Afrika (Ghana). Een West-Afrikaanse mythe over het ontstaan van de aarde (het paradijs), de zon en de sterren, die een grote gelijkenis vertoont met het Bijbelse verhaal Genesis. De vader en moeder van alle mensen hebben hun kinderen uit klei geboetseerd en ze vervolgens (met verschillende baktijden) gebakken en leven ingeblazen. Dat verklaart de verschillende huidskleuren van de mensen op aarde.
Toelichting
Uit verhalen afkomstig uit ver van elkaar verwijderde plaatsen als de Filipijnen, Noord-Soedan (Nubië) en Noord-Amerika (Pima indianen) blijkt dat de uiteenlopende huidskleur van de mensen ontstaan is door verschillende baktijden.
Nyame is de hemelgod van de Akan-Ashanti in Centraal-Ghana.
1. Ontstaan van verschillende huidskleuren en rassen. 2. Waarom hebben mensen een andere huidskleur? 3. Ontstaan van de aarde, zon en sterren. 4. Ontstaan van de mensen. 5. Discriminatie. 6. De eerste ouders.
Trefwoorden
nyame, huidskleur, rassen, schepping, discriminatie, zon, scheppingssprookje, hemelgod, paradijs, kinderen, sterren, ghana, apartheid
Basisinformatie
- Herkomst: Ghana
- Verhaalsoort: scheppingssprookje
- Religie: natuurgodsdienst
- Leeftijd: vanaf 8 jaar
- Verteltijd: ca. 10 minuten
Thema
Feest / viering
Populair
Verder lezen