Vrouwenstreken
Er leefde eens in het land van een rijke sultan een jongeman die dacht alles te weten over vrouwen en hun listen. Elke dag kwam hij met zijn ezel naar de vestingmuur van het paleis, waar hij op een rustige plek ging zitten in de schaduw van een vijgenboom. Daar zat hij dan tot de schemering te lezen in de boeken die hij had meegenomen en die hem leerden - dat dacht hij tenminste - vrouwen te wantrouwen en hun streken te doorzien.
Op een dag zat hij geheel verdiept in zijn zware lectuur toen een lachend gezicht tussen de kantelen van de vestingmuur te voorschijn kwam. Het was een gezelschapsdame van de prinses, mooi als de maan, stralend als de zon, die al lange tijd geïntrigeerd was door het doen en laten van de jongen. "Hoe kan een knappe jongeman als hij," vroeg zij zich af, "zijn tijd verdoen met lezen en nog eens lezen?" Zij voelde zich bijna beledigd. Zij wenste dat hij haar zag staan, mooi zou vinden en haar dat zou vertellen en... waarom niet? Dat hij met haar zou willen trouwen.
Die dag besloot zij om zijn aandacht te trekken. Zij was helemaal alleen op het terras en omdat er ook verder helemaal niemand te zien was, riep ze: "Jongeman die daar onder de vijgenboom zit te lezen, weet je niet dat dit het paleis van de sultan is?" - "Meisje daarboven op de vestingmuur, ik weet het wel. Daarom kom ik juist hier elke dag zitten. Nergens anders zou ik zo rustig kunnen lezen en studeren als in de schaduw van deze vijgenboom." - "Het moet wel heel interessant zijn wat je leest, want je kijkt nooit eens op, en," voegde ze er brutaal en verleidelijk aan toe, "als ik je niet had geroepen, zou je me nooit opgemerkt hebben." De jongeman vergat een moment zijn boeken en bekeek haar met wat meer aandacht. Hij vond haar heel mooi met haar lange zwarte haar, haar ogen als van een gazelle en haar kleine, rode, lachende mond.
Hij kreeg er plezier in en antwoordde: "Deze boeken leren me alles wat er te weten valt om niet bedrogen te worden door vrouwen. Vanavond, als ik het laatste uitgelezen heb, hoef ik niet meer bang te zijn voor hun streken. Geen enkele vrouw zal mij ooit kunnen beetnemen." - "Ben je daar zeker van?" vroeg het flirtende meisje. "Even zeker als ik ben van jouw schoonheid. Geprezen zij Allah, die jou die schoonheid heeft geschonken." Toen zij hem zo zag zitten, kreeg het meisje zin hem eens een lesje te leren. Ze besloot om zich voor te doen als haar meesteres, de dochter van de sultan die - moge Allah ons ervoor behoeden - gebrekkig en mismaakt was, en de jongen ertoe te brengen haar ten huwelijk te vragen.
Met haar meest betoverende glimlach ging zij verder: "Jij weet zoveel, je weet vast wel dat ik de dochter ben van onze eerbiedwaardige meester, de sultan. Mijn vader sluit me op in dit paleis en verbiedt me naar buiten te gaan. Ik breng mijn dagen door in de tuinen en vaak klim ik naar boven op de vestingmuur om de stad te bekijken. Zo heb ik jou gezien en als je met me zou willen trouwen, dan zou je me buiten deze muren kunnen meenemen. Wil je mijn hand gaan vragen aan mijn vader? Wanneer hij ziet hoe goed en intelligent jij bent, zal hij jou zeker mijn hand schenken." De jongen was verrast en gevleid en vergat ook maar enig wantrouwen te koesteren. Hij dacht dat alleen zijn uiterlijke verschijning en zijn verstand voldoende redenen waren voor een dergelijk verzoek. Bovendien was het meisje mooi. Hij ging enthousiast op haar voorstel in en liet zich uitleggen wat hij moest doen.
Nadat ze hem alles verteld had, zei het mooie meisje: "De sultan zal tegen je zeggen dat ik doof en stom ben, blind en verlamd, mismaakt en wat al niet! Dat is een test, geloof het dus niet. Hou vast aan je verzoek." De jongeman, wiens hart in vuur en vlam stond, besloot er geen gras over te laten groeien. Hij ging naar huis, kleedde zich snel om in feestkleren en keerde terug naar het paleis. Hij liet zijn ezel achter bij de vijgenboom, liep door de prachtige paleistuinen en slaagde er na heel wat heen en weer praten in om toegelaten te worden bij de sultan. Zodra hij bij hem kwam boog hij diep: "Moge Allah u overladen met goede zaken! Ik ben gekomen om u te verzoeken mij te helpen en te beschermen. Wilt u, o vereerde sultan, mij de hand van uw dochter schenken?" Hoewel deze onverwachte vraag de sultan verraste, antwoordde hij: "Ik zou kunnen denken dat je mij voor de gek hield, als ik je niet met eigen ogen zo onschuldig en eerlijk voor me zou zien. Je weet zeker niet dat mijn dochter doof en stom is sinds haar geboorte. Zij is blind, verlamd en mismaakt. Wil je nog steeds met haar trouwen? Geloof me, ga heen. Ik zal je daad vergeten." - "Ik accepteer alles." De sultan zag hier een onverhoopte gelegenheid om zijn dochter uit te huwelijken en drong niet langer aan. Hij gaf zijn toestemming en liet de jongen kleden in een prinselijk gewaad en overlaadde hem met alle mogelijke goede gaven. Met veel pracht en praal werd het huwelijk aangekondigd. De voorbereidingen en de bruiloft werden met grote volksfeesten gevierd. De huwelijksnacht was aangebroken en de jongeman droomde al verliefd van het meisje dat hij eenmaal tussen de kantelen had gezien, maar daarna nooit meer.
Toen hij de slaapkamer binnenkwam, wachtte hem daar de echte dochter van de sultan, doof, stom, blind, verlamd, misvormd! De sultan had niet gelogen. Hij voelde zich gekrenkt door alle vrouwen en zwoer zich nooit meer door hun listen in de luren te laten leggen.
Ondertussen moest hij van zijn vrouw zien af te komen, maar omdat ze de dochter van de sultan was kon hij haar niet, zoals elke willekeurige onderdaan, verstoten zonder toestemming van de sultan.
Alleen met haar in hun kleine huisje bracht hij dag en nacht door met het zinnen op een middel hoe hij zich zonder schade kon bevrijden. Hij kon niets bedenken en nam zijn oude gewoonte weer op; elke dag ging hij met zijn ezel en zijn boeken bij de paleismuur zitten in de schaduw van de vijgenboom. Misschien hoopte hij, zonder het zichzelf toe te geven, tussen de kantelen het lachende gezicht van de gezelschapsdame te zien. Op een avond, net toen hij wilde terugkeren naar zijn trieste woning, werd hij geroepen door een bekende stem: "Jongeman, die leest onder de vijgenboom, herken je me nog?" Hoewel hij in zijn hart boos was, antwoordde hij: "Meisje daarboven, ik ben haar, die misbruik van mijn vertrouwen heeft gemaakt, niet vergeten." - "Je ziet wel dat je niet alles geleerd hebt uit je boeken. Ben je er nog steeds zo zeker van alles van de streken van vrouwen te weten?" - "Even zeker als van jouw schoonheid! Allah zij geprezen die jou die schoonheid geschonken heeft! Nu ik mijn boeken uit heb en ervaring heb opgedaan, kan geen enkele vrouw me meer bedriegen!" Toen zij zag dat hij nog steeds zo verwaand en zelfingenomen was, voelde het meisje haar medelijden wegsmelten en bedacht ze ter plekke een nieuwe list. Zij boog zich naar hem toe over de vestingmuur heen en zei met tedere en zachte stem: "Ik heb er spijt van dat ik je zo bedrogen heb en ik zou je willen helpen. Ik weet hoe je je kunt bevrijden van die vrouw. Maar wil je wel naar mij luisteren? Ik zal het je niet kwalijk nemen als je weigert."
De jongeman, maar half gerustgesteld, vroeg zorgelijk: "Wat heb je nu weer met me voor?" - "Niets dat je kan schaden. Ik wil alleen mijn fout herstellen." - "Goed, spreek, ik luister. wat moet ik doen?" - "Keer naar huis terug en zet morgen je vrouw ongesluierd op een ezel en rijd met haar door de kashba (de oude wijk). Stop voor elke deur en roep smekend: "Wie wil een aalmoes geven voor deze ongelukkige? Moge God uw ouders zegenen!" Wanneer de sultan de schande van zijn dochter te horen krijgt, zal hij een scheiding eisen. Je zult weigeren in naam van de godsdienst. Alleen als de sultan je een grote som geld biedt, moet je erin toestemmen."
De volgende morgen nam hij zijn ezel mee tot voor de deur van zijn huis, plaatste het zadel erop en twee manden, nam zijn vrouw op en tilde haar met zorg op de rug van de ezel. Daarna begon hij aan zijn wandeling door de kashba. Hij stopte voor elke deur om met de slepende, zangerige stem van een bedelaar te smeken: "Wie wil een aalmoes geven voor deze ongelukkige? Moge God uw ouders zegenen!" De eerste die het hoorde waarschuwde de anderen: "Ai, ai, ai! Dat is niet mogelijk! De dochter van de sultan! Ongesluierd op een ezel! Aan het bedelen! Maar dat betekent het einde van de wereld!" Het gerucht ging als een lopend vuurtje rond en kwam in het paleis van de sultan terecht. Zijn woede was verschrikkelijk. Hij gaf het bevel dat de man die zijn dochter aan het onteren was, onmiddellijk bij hem moest worden gebracht.
Toen hij hem voor zich zag staan, sprak hij hem bars toe: "Jij hebt het gewaagd om mijn dochter ten huwelijk te vragen, maar je hebt me niet verteld dat je een bedelares van haar wilde maken. Toch ben je nu rijk, waarom wil je ons onteren? Geef mij dadelijk mijn dochter terug." De jongeman stond op. Zijn rechten als echtgenoot, weigerde in naam van de godsdienst en weerstond zelfs dreigementen, zodat de sultan hem een grote som geld moest beloven om hem te doen besluiten. Zodra hij het geld kreeg, vertrok hij. Hij kwam bij de vestingmuur aan en hield stil onder de vijgenboom.
De gezelschapsdame, die hem op zijn gebruikelijke plekje zag, sprak vriendelijk spottend: "Dat is wat je noemt een man op wie je kunt vertrouwen! Je komt me mijn deel brengen, neem ik aan?" Hij liet haar de goudstukken zien en begon ze te tellen.
"Ik weet best dat ik je kan vertrouwen, maar als je een eerlijke verdeling wilt maken, heb je een weegschaal nodig. Zonder dat is echte rechtvaardigheid niet mogelijk. Vang deze maar die ik voor je heb klaargemaakt." Onder de verbaasde ogen van de man liet zij een lang touw naar beneden zakken waaraan een weegschaal stevig vastgeknoopt was.
"Je hoeft nu alleen nog maar de goudstukken erop te leggen. Wanneer je hem precies in balans gebracht hebt, dan is de verdeling gemaakt." De jongeman vond deze manier van doen wel een beetje merkwaardig, maar hij zag er geen kwaad in. Hij verdeelde de goudstukken over de weegschaal totdat de beide kanten in evenwicht waren. Zij vroeg hem daarop een stapje achteruit te doen opdat zij er zelf over kon oordelen.
Toen hij haar gehoorzaamde, trok zij snel het touw met de weegschaal omhoog zonder dat hij ook maar de tijd kreeg het te verhinderen. Hij was met stomheid geslagen.
Terwijl zij de goudstukken deed rinkelen, zei het slimme meisje tegen hem: "Je hebt heus niet te duur betaald voor de les die ik je geef. Ik hoop dat hij je van dienst zal zijn en dat je je zult herinneren dat de boeken over vrouwenstreken nooit compleet zijn, maar dat er altijd nog wel een hoofdstuk aan toegevoegd kan worden."
* * *
Samenvatting
Een volksverhaal uit Marokko. Een jongeman denkt uit boeken alles geleerd te hebben over de listen en het bedrog van vrouwen: hem kunnen ze niet beetnemen! Een beeldschoon meisje vindt hem maar arrogant en wil hem een lesje leren. Verblind door haar schoonheid doet de jongeman wat ze vraagt, maar dan leert hij in de praktijk dat er mensen zijn die niet te vertrouwen zijn...
Toelichting
Marokkaanse traditie. Dit verhaal geeft niet zo'n rooskleurig beeld van vrouwen.
Trefwoorden
vertrouwen, vijgenboom, sultan, trouwen, stom, list, misvormd, huwelijk, vrouwen, vrouwenlist, volksverhaal, lelijk, marokko, paleis, wantrouwen, lezen, bedrogen door vrouw, angst, weegschaal, ezel, schoonheid, doof, vestingmuur, flirten, gezelschapsdame, goud, beetnemen
Basisinformatie
- Herkomst: Marokko
- Verhaalsoort: volksverhaal
- Leeftijd: vanaf 11 jaar
- Verteltijd: ca. 14 minuten
Thema
Populair
Verder lezen