Viola
Er was eens een nette, brave man, genaamd Colaniello, die drie dochters had, Rosa, Garofalo en Viola; en laatstgenoemde was zo schoon, dat ze in alle harten het verlangen opwekte, van liefdesmart bevrijd te worden. En smoorverliefd op haar was Ciullone, de zoon van de koning, die telkens wanneer hij de woning langs kwam, waar de drie zusters haar werkzaamheden verrichtten, zijn baret afnam en haar groette: "Goedendag, Viola, dag!" En zij antwoordde dan: "Dag koningszoon, ik weet het beter dan jij!"
Over dergelijke woorden voelden de andere zusters zich hevig verontwaardigd en zij mopperden tegen haar: "Je bent een onbeschoft kind en je zult de prins nog eens lelijk kwaad maken!" En daar Viola hun woorden aan haar laars lapte, gingen zij naar hun vader en beschuldigden haar, dat zij te brutaal was en zich veel verbeeldde, dat ze zonder enige eerbied de prins antwoord gaf, alsof hij haar gelijke was, en dat het haar nog eens berouwen zou en dat ze er de gerechte straf niet voor zou ontlopen!
Colaniello, die een verstandig man was, stuurde Viola, om de gelegenheid weg te nemen, naar een tante van haar, Cuccivannella geheten, opdat deze haar zou leren handwerken. Doch toen de prins weer langs het huis kwam en het doelwit van zijn verlangens niet meer zag, deed hij enige dagen gelijk de nachtegaal, die zijn jongen niet meer in het nest vindt en dan van tak op tak gaat zoeken en klagend om zijn verlies. En zo lang spitste hij overal de oren, tot hij te weten kwam, waar zij nu woonde. Toen ging hij die tante bezoeken en sprak tegen haar: "Madame, u weet wie ik ben, u weet, wat ik kan en of ik wat waard ben. Daarom, mondje dicht. Doe mij een genoegen, en denk verder over mij, wat u wilt!"
De oude dame gaf ten antwoord: "Voor zover in mijn macht ligt ben ik geheel tot uw dienst!" En de prins weer: "Ik wil alleen, dat u zorgt, dat ik Viola kussen kan, en verder kunt u vragen wat u er voor hebben wilt!" Zij antwoordde: "Om u van dienst te zijn kan ik niet meer doen dan iemand die de kleren bewaakt van wie zwemmen gaat. Doch ik wil niet, dat Viola mij verdenken zal, dat ik de tussenpersoon ben en bij minder fraaie zaken de helpende hand bied, waardoor ik bij het einde van mijn dagen de naam zou krijgen van een smidsjongen, die de blaasbalg trekt. Wat ik dus kan doen om u te gerieven is dit: dat u zich gaat verbergen in de tuinkamer, waar ik onder een voorwendsel Viola naar u toe sturen zal. En wanneer u eenmaal laken en schaar in handen hebt en er u niet van weet te bedienen, dan zal het uw eigen schuld zijn!"
De prins bedankte haar voor de welwillendheid, die zij hem betoonde en begaf zich in die kamer.
De tante wendde voor, een lap linnen te moeten knippen en vroeg aan haar nichtje: "Viola, toe, wil je even in de tuinkamer de duimstok voor me gaan halen?" En Viola ging die kamer binnen, om haar tante van dienst te zijn en merkte de hinderlaag en toen pakte zij vlug als een kat de duimstok en sprong de kamer weer uit. En de prins deed ze op zijn neus kijken van schaamte en ze liet hem daar helemaal paars van woede achter.
Toen de oude dame haar zo vlug terug zag, vermoedde zij, dat de lont geen vlam gevat had, en wat later vroeg zij aan haar nichtje: "Kindlief, ga je even beneden het klosje Bresciaans garen halen, dat daar op de kast ligt?" En Viola pakte het klosje, holde weg en ontglipte gelijk een aal aan de handen van de prins.
Doch het duurde niet lang, of de tante sprak weer: "Viola, mijn kind, als je niet even de schaar uit de kamer haalt, weet ik gewoon niet wat ik beginnen moet!"
En Viola ging naar beneden en had de derde aanval te verduren, doch met inspanning van alle krachten ontsnapte zij aan de val. En boven teruggekomen, knipte zij met de schaar haar tante de oren af en zei tegen haar: "Daar heb je je loon voor je handlangersdiensten; ieder werk is zijn prijs waard: eerloos, dan ook maar oorloos. Als ik je niet je neus ook afknip, is dat, om je de nare lucht van je faam te laten opsnuiven, lelijke, gemene koppelaarster!" En na deze woorden was ze in een ommezien naar haar eigen huis terug en het haar tante zonder oren en de prins boordevol nijd achter.
Toch ging de prins weer langs haar ouderlijk huis flaneren, en toen hij haar op de gewone plaats vond, begon hij weer zijn gebruikelijk deuntje te zingen: "Goedendag, Viola, dag!" En zij gaf, als een goed misdienaar, weer antwoord: "Goedendag, koningszoon, ik weet het beter dan jij!"
De zusters konden haar vermetelheid niet langer verdragen en kwamen met elkaar overeen, haar de dood in te jagen. Een venster van hun huis zag uit op de tuin van een reus en zij stelden zich voor, zich van hun zuster te ontdoen langs deze weg, die zich aan hen voordeed. Zij lieten daarom een knotje garen vallen, waarmee ze een gordijn voor de koningin aan het borduren waren en riepen: "Ach arme! We zijn verloren, want nu kunnen wij het werk niet op tijd afkrijgen, als Viola, de kleinste en lichtste van ons, zich niet aan een touw laat zakken, om het gauw terug te halen!" En Viola, die haar niet graag zo bedroefd zag, bood zich dadelijk aan, naar beneden te gaan en liet zich aan een touw binden; doch toen ze neergelaten was, lieten zij het touw los.
Op datzelfde ogenblik kwam de reus een kijkje in de tuin nemen en hij kreeg een niesbui, wat zo'n ontzettend geraas maakte, dat Viola er van schrok en gilde: "Moeder, help me!"
De reus keerde zich om en toen hij achter zich dat knappe meisje zag, dacht hij, dat zijn niezen een of anderen boom betoverd had en er dat liefelijk schepseltje uit geboren was. Daarom omarmde hij het liefdevol en sprak er tegen: "Kindje van me, deel van mijn lichaam, adem van mijn ziel. Als me dit nu toch ooit iemand gezegd had, dat ik door een niesbui dit schone gezicht scheppen zou? Wie zou me dit ooit voorspeld hebben, dat de gevolgen van een verkoudheid deze vlam van liefde verwekken gingen?" En onder het uitspreken van deze en andere tedere, hartelijke woorden stelde hij haar onder de hoede van drie feeën, om over haar te waken en haar met zorg op te voeden.
De prins, die Viola niet meer zag en er niet in slaagde, iets over haar te weten te komen, werd er zo ongelukkig onder, dat hij wallen onder zijn ogen kreeg. Zijn gezicht werd bleek, zijn lippen werden asgrauw en hij at en sliep niet meer. Door zijn ijver te verdubbelen en links en rechts fooien uit te delen kwam hij tenslotte te weten, waar zij was. Toen liet hij de reus bij zich komen en sprak tegen hem, dat hij zich in een slechte gezondheidstoestand bevond, zoals duidelijk te zien was, en dat de reus hem een groot plezier kon doen, goed te vinden, dat hij een dag en een nacht in zijn tuin mocht doorbrengen, want dat hem een enkel vertrekje genoeg was om zijn geest te verpozen.
De reus, die als vazal van zijn vader hem dit onbeduidende genoegen niet kon ontzeggen, bood hem alle kamers van zijn huis aan, als hem soms één kamer niet genoeg was, en zelfs zijn leven. De prins bedankte hem voor zijn vriendelijkheid en liet zich de kamer aanwijzen, die door een gelukkig toeval precies naast de slaapkamer van de reus en Viola lag.
Zo gauw de nacht naar buiten kwam om een spelletje met de sterren te doen, ging de prins, toen hij de deur bij de reus open vond - die, nu het zomer was en hij zich veilig waande, graag frisse lucht om zich heen had - heel zachtjes de kamer binnen. Hij zocht op de tast naar de kant van het bed, waar Viola lag te slapen en gaf haar een paar kneepjes. Viola ontwaakte uit haar slaap en zei: "Bah, wat een vlooien!" En de reus liet haar toen dadelijk in een ander bed overstappen.
De prins deed weer hetzelfde en de reus gaf haar telkens een andere matras en nieuw dek. Zo verliep de nacht, tot deze aan de dageraad het nieuws bracht, dat de zon weer levend teruggevonden was en de lijkwaden, die over de hemel gespreid lagen, weggenomen werden.
Toen het dag was, wandelde de prins langs het huis en zag het meisje aan de deur van haar kamer staan en weer zei hij: "Goedendag, Viola, dag!" En toen Viola terug groette: "Goedendag, koningszoon, ik weet het beter dan jij!" antwoordde hij: "Bah, wat een vlooien!"
Bij dit antwoord bedacht zij dadelijk, dat de hinder van de afgelopen nacht een plagerijtje van de prins geweest was. En zij ging gauw de feeën opzoeken, die haar graag mochten en vertelde hun het voorgevallene.
"Als dat het geval is," zeiden de feeën tegen haar, "dan zullen wij het betaald zetten. Boontje komt om zijn loontje. Hij krijgt het dubbel en dwars terug. Zeg dus tegen de reus, dat hij een paar pantoffels voor je maakt vol belletjes. Dan zullen we die prins! Reken maar!"
Viola, vol wraaklust, liet dadelijk de pantoffels maken. En toen de zon als een Genueese dame een zwart lapje voor haar gezicht getrokken had, gingen zij met hun vieren naar het huis van de prins, en toen deze de ogen sloot en in slaap viel, maakten de feeën een groot spektakel, en Viola begon zo hard met haar voeten te stampen, dat bij het geklepper van de hakjes en het geklingel van de belletjes de prins wakker schoot en hevig geschrokken riep: "Moeder, moeder, help me!" En zij herhaalden dit twee à drie keer en maakten zich vervolgens uit de voeten, naar huis terug.
Nadat de prins 's morgens wat citroensap en een kalmerend pilletje ingenomen had om de doorgestane angst, maakte hij een wandelingetje in de tuin, want hij kon geen moment leven zonder zijn Viola te zien, die zo schoon was als de mooiste anjelieren in zijn tuin. En toen hij haar aan haar deur zag staan, groette hij haar: "Goedendag, Viola, dag!" En Viola weer: "Goedendag, koningszoon, ik weet het beter dan jij!" En de prins: "Bah, wat een vlooien!" En zij: "Moeder, moeder, help me!"
De prins sprak bij het horen van deze laatste woorden: "Je hebt me mooi te pakken genomen! Jij hebt gewonnen, ik geef me over. En nu ik zie, dat jij het werkelijk beter weet dan ik, wil ik jou zeker tot vrouw hebben!"
Zo zocht hij de reus op en vroeg hem om haar hand, doch de reus wilde zijn neus niet in andermans zaken steken. Hij was er juist die morgen achter gekomen, dat Viola de dochter van Colaniello was en hoe hij zich vergist had te menen, dat dit stralende wezentje geboren was uit een niesbui van hem.
Hij liet dus haar echte vader bij zich komen en lichtte hem in over het geluk, dat voor zijn dochter klaar lag. En met grote opgewektheid werd de bruiloft gevierd.
* * *
Samenvatting
Een Italiaans sprookje over een verliefde prins en een opstandig meisje. Een prins maakt een meisje het hof, maar zij is niet op haar mondje gevallen en zeker geen makkelijke prooi. Haar jaloerse zussen proberen zich van haar te ontdoen, waardoor ze in de tuin van een vriendelijke reus belandt. Ook daar gaat het verleidingsspel gewoon door, totdat de prins haar ten huwelijk vraagt.
Toelichting
Uit de Pentamerone (Lo cunto de li cunti overo lo trattenemiento de peccerille - Het sprookje der sprookjes, of Vermaak voor de kleinen) van Giambattista Basile (Tweede dag, derde sprookje).
Vergelijk met het Turkse sprookje Het Basilicummeisje en het Marokkaanse Aïcha, de dochter van de koopman.
Trefwoorden
volkssprookje, tuin, giambattista basile, verkoudheid, niesbui, prins, niezen, verleiden, italië, reus, verliefdheid
Basisinformatie
- Origineel: Viola
- Herkomst: Italië
- Verhaalsoort: volkssprookje, sprookje
- Leeftijd: vanaf 9 jaar
- Verteltijd: ca. 14 minuten
Thema
Populair
Verder lezen