Victoria en de wilg
Vroeg in de morgen plantte een boer in zijn tuin voor het raam een wilgentakje, en 's avonds bracht zijn vrouw een dochtertje ter wereld. Ze gaven haar de naam Victoria. Het kindje groeide als het takje onder het raam en spoedig was het opgegroeid tot een beeldschoon meisje. Jammer, dat haar vader dat niet meer kon beleven. Hij stierf, toen zij nog in de wieg lag. Al te grote zorgen had de moeder niet, want Victoria was een allerliefst kind. Nooit zei ze een kwaad woord, ze was vriendelijk tegen iedereen en daarom mochten alle mensen haar graag.
Maar het liefste vond ze de kleine Vitus, een jongen bij haar uit de buurt, die ook geen vader meer had. Omdat ze het bij hem thuis erg arm hadden, moest hij al jong uit werken gaan. Hij kwam in dienst bij de moeder van Victoria. Hij hielp in huis, verzorgde de koeien en knapte alle karweitjes op die er te doen waren. Toch vond hij nog tijd om voor Victoria aardbeien en bloemen te plukken, of een liedje voor haar te spelen op zijn fluit. Zo mooi als hij op zijn fluit kon spelen, kon geen enkele andere jongen in het dorp fluit spelen. Victoria had wel van de vroege morgen tot de late avond willen luisteren. Ze hielden van elkaar als broer en zuster, ze waren altijd samen en zouden dat ook graag altijd gebleven zijn. Maar de jaren gingen voorbij en uit het takje onder het raam was een prachtige wilg gegroeid, uit Victoria een beeldschoon meisje en uit Vitus een knappe jongeman. Het paste hem nu niet meer om in huis te helpen en de koeien te verzorgen, en hij kon nu geen aardbeien voor Victoria meer plukken en niet meer voor haar op zijn fluit spelen. Nu was de tijd gekomen, dat hij als knecht werk moest gaan zoeken bij een herenboer.
Maar Vitus wilde niet bij een herenboer gaan werken en hij zei tegen zijn moeder: "Dat wordt niets, ik probeer mijn geluk liever in de wijde wereld. Als ik geluk heb keer ik als een rijk man terug, dan zal alles anders worden."
Zijn moeder en Victoria huilden toen ze het hoorden en ze probeerden hem om te praten, maar Vitus liet zich niet van zijn plan afbrengen: "Huil niet, ik kom eerder terug dan jullie denken!"
En de volgende dag trok hij de wijde wereld in. In zijn hand droeg hij een stok en over zijn schouder een knapzak, waarin zijn fluit, koeken van zijn moeder en een goudstuk van Victoria zaten. Ze had het goudstuk eens gekregen van haar peetvader en gaf het nu aan Vitus. Misschien dat het hem geluk zou brengen.
"Kom gauw weer terug, we zullen op je wachten."
En ze wachtten lange tijd op hem. Avond aan avond zat Victoria met de moeder van Vitus in de tuin onder de wilg; avond aan avond dachten ze aan hem; avond aan avond vroegen ze zich af waar hij op dit moment was. Na een jaar kregen ze bericht dat hij de zee was overgestoken; na twee jaar dat hij ergens aan de andere kant van de wereld was en toen was het alsof hij van de aardbodem verdwenen was. In het dorp vergat men hem, alleen zijn moeder en Victoria huilden om hem.
Gedurende deze tijd was Victoria een schoonheid geworden en iedere jongen dacht alleen maar aan haar. Iedere jongen wilde haar graag tot vrouw hebben. Maar Victoria dacht niet aan trouwen. Ze deed het huishouden en zorgde voor haar moeder en haar grootste vreugde was de tuin met de mooie wilg voor het raam.
Nergens groeide er zo'n mooie wilg en wie hem ook zag, hij bleef staan kijken en zei: "De wilg wordt net zo mooi als Victoria," en niemand, zelfs de grootste kwajongen niet, waagde het om er een takje van af te breken. Ze wisten dat Victoria daar veel verdriet van zou hebben en dat wilde niemand.
De wilg onder het raam werd elk jaar mooier, net als Victoria, maar Vitus was nog altijd niet teruggekeerd. Ook kwam er geen bericht meer van hem en zijn moeder dacht al dat hij dood was en huilde vaak. "Hij komt niet meer terug, ik zal hem nooit meer zien."
Maar toch is hij teruggekeerd. Op een dag stopte er voor het huisje van Victoria een onbekende reiziger. Victoria was net de tuin aan het sproeien en haar moeder en de moeder van Vitus zaten onder de wilg op een bank en zagen hem. De onbekende reiziger kwam van zijn paard en ging naar hen toe: "Goedendag, kunt u een zwerver die van ver is gekomen misschien een slaapplaats geven?"
"Waarom niet," antwoordde de moeder van Victoria. "Komt u verder en ga zitten. Victoria zal u wat te eten geven, u zult wel hongerig zijn van de lange reis."
Victoria liep het huisje binnen om wat eetbaars te halen. Toen ze langs de onbekende reiziger liep en zijn gezicht zag, begon haar hart sneller te kloppen. Dat mooie lieve gezicht deed haar aan iemand denken, maar aan wie, dat kon ze zich niet herinneren. Als in een droom pakte ze brood, melk en kaas, om de gast op het beste wat ze in huis hadden, te trakteren.
De onbekende reiziger ging intussen naast de moeder van Vitus op de bank zitten.
"Ik heb thuis ook zo'n moeder, net als u, maar we hebben elkaar jaren niet gezien, ze zou me misschien niet eens meer herkennen."
De moeder van Vitus schudde haar hoofd: "Hoe zou je je eigen kind niet meer herkennen? Ik zou mijn Vitus, zo gauw ik hem zag, herkennen. Maar hij zit ergens, ik weet niet waar, in de wereld, zonder een berichtje naar ons te sturen."
"Misschien heeft hij het geluk in de wereld gevonden en komt hij spoedig thuis. Ik heb ook een Vitus gekend, hij was mijn beste vriend."
De moeder van Victoria vroeg verbaasd: "En hoe zag uw vriend er dan uit?"
De onbekende reiziger glimlachte en zei: "Hij was precies zo groot als ik, had dezelfde ogen, hetzelfde haar, hij had mijn broer wel kunnen zijn. En hij vertelde me vaak, dat hij thuis in zijn dorp bij goede mensen in dienst geweest was. Ze hadden in de tuin een prachtige wilg staan en de dochter des huizes was beeldschoon. Toen hij de wijde wereld in trok kreeg hij van haar een goudstuk en dat goudstuk heeft hem werkelijk geluk gebracht. Hij is nu een rijk man. Hij gaf mij als herinnering een fluit en hij leerde me erop te spelen."
En de onbekende reiziger nam de fluit uit zijn tas, en begon erop te spelen. Nauwelijks had Victoria dit gehoord, of ze wist dadelijk, waar ze dat lieve gezicht eerder gezien had. Ze liep naar hem toe en vroeg: "Vitus, ben jij het?"
"Ja, ik ben het," antwoordde Vitus, want hij was het echt. "Jouw goudstuk heeft me geluk gebracht en nu ben ik weer terug."
Hoe blij de moeder van Vitus was, is met geen woorden te beschrijven. En niet alleen zij was vreselijk blij, maar ook Victoria en de moeder van Victoria. Ze wist heel goed, aan wie Victoria de afgelopen jaren gedacht had en ze was blij, dat Vitus haar niet vergeten was.
Vitus had Victoria niet vergeten. De tijd, dat hij weg was had hij steeds aan haar gedacht en toen hij terugkwam vertrouwde hij haar meteen toe: "Alleen om jou en om mijn moeder ben ik teruggekomen, Victoria. En als je wilt blijf ik voor altijd bij je."
Victoria glimlachte tegen Vitus en zei: "En of ik dat wil! Al die jaren heb ik alleen aan jou gedacht!"
De ene dag was Vitus teruggekomen, de andere dag ging hij naar de moeder van Victoria en vroeg hij om de hand van haar dochter, de derde dag begon men in het huisje met de wilg met de voorbereidingen van het huwelijk. Het werd een vrolijke bruiloft en na het huwelijk leefden Victoria en Vitus gelukkig en tevreden en ze hadden vaak veel plezier. Vitus kocht een stuk land en had al gauw een paar mooie paarden in de stal staan, hij zou graag een nieuw huisje gekocht hebben. Maar Victoria wilde het huis waarin ze geboren was niet verlaten.
"Waarom zullen we hier weggaan. We kunnen het hier tot aan het einde van ons leven goed hebben," zei ze steeds en Vitus legde zich daar bij neer.
Met Victoria zou hij ook in de armoedigste hut gelukkig geweest zijn en in hun huis mankeerde het hem aan niets. Alleen om één ding maakte hij zich zorgen. Op een nacht, toen het volle maan was, schrok hij vreselijk. Victoria lag naast hem en ademde niet; het was alsof ze dood was. Toen hij zijn hand op haar hart legde, klopte het niet meer en ze voelde koud aan.
Vitus sprong uit bed en maakte zijn schoonmoeder wakker:
"Moeder, snel, er is wat met Victoria gebeurd!" Zijn schoonmoeder had geen idee wat er met Victoria gebeurd kon zijn en zei:
"Maar Vitus, je hebt zeker gedroomd, laten we maar eens gaan kijken."
En inderdaad, toen Vitus met zijn schoonmoeder de kamer binnenkwam, sliep Victoria vredig en ademde diep, alsof ze niet anders gedaan had.
Toen dat de eerste keer gebeurde, was Vitus vreselijk geschrokken. Toen het voor de tweede keer gebeurde, dacht Vitus daar lang over na. En toen het voor de derde keer gebeurde, liet het Vitus niet meer met rust. De volgende dag vroeg hij aan Victoria:
"Zeg, Victoria, wat gebeurt er 's nachts met jou? Plotseling lijkt het alsof je dood naast me ligt, je bent zo koud als ijs, je ademt niet meer en je hart klopt ook niet meer. Ik maak me bezorgd over je."
Toen hij dit voor de eerste keer vroeg, wimpelde Victoria hem met een lach af; toen hij het voor de tweede keer vroeg, verzon ze een uitvlucht, maar bij de derde keer vertelde ze hem de waarheid:
"Wees niet bang Vitus, het heeft niets te betekenen. Het is alleen maar een droom. Als de maan boven onze tuin staat, hoor ik plotseling, hoe de wilg mij roept. Ik sta op, ga naar hem toe en dan is de wilg er niet meer, in plaats daarvan zie ik een mooie vrouw in een lange groene rok. En deze mooie vrouw neemt me bij de hand en brengt me naar een prachtige tuin, waar alles leeft. De bomen, de struiken en de bloemen, allemaal praten ze, iedereen zingt, ze zijn allemaal blij en dan word ik ook blij, tot de maan weer achter het bos verdwijnt en dan ben ik weer bij jou. Dat is alles; geen reden om bang te zijn."
Maar de dromen van Victoria bevielen Vitus helemaal niet. Hij was bezorgd voor zijn vrouw, hij was bang, dat op een nacht de vrouw met de groene rok Victoria voor altijd zou ontvoeren. Het liefst zou hij de wilg onder het raam om willen hakken. Op een dag zei hij dat tegen Victoria en voegde er aan toe:
"De wilg geeft alleen maar schaduw daarom is het in de kamer altijd zo donker." Maar Victoria wilde daar niets van horen: "Laat de wilg met rust, Vitus. Als je hem omhakt, zal het slecht met me aflopen en zul je er berouw van krijgen." Vitus wilde zijn vrouw geen verdriet doen, temeer omdat ze binnenkort een kind verwachtte en dus sprak hij niet meer over de wilg. Toen hun zoon geboren werd, dacht hij er helemaal niet meer aan, alles draaide nu om het kindje. Maar door zijn vrouw moest hij er plotseling weer aan denken. Toen het weer volle maan was, leek het alsof Victoria weer dood naast hem lag, zelfs het huilen van het kind kon haar niet wekken. En toen besloot hij er een einde aan te maken. De volgende dag ging hij naar een kruidenvrouw in het bos:
"Kunt u me raad geven, oude vrouw? Ik ben zo bezorgd voor mijn vrouw."
Hij vertelde wat er aan de hand was en zei: "Het liefst zou ik de wilg onder het raam omhakken." Maar de kruidenvrouw schrok.
"Doe dat niet, jongen, daar zul je spijt van krijgen. Zolang de wilg onder jullie raam staat zal er met Victoria niets gebeuren. Ik zou je aanraden de wilg rustig te laten staan en geduld te hebben. Een andere raad kan ik je niet geven, er is geen medicijn voor."
De kruidenvrouw had hem goede raad gegeven, maar Vitus sloeg haar raad in de wind. De groene wilg onder het raam liet hem niet meer met rust. Hij dacht er dag en nacht aan, waar hij ook ging, tot hij op een nacht zijn besluit nam. Het was weer net alsof Victoria dood naast hem lag en hij besloot om aan deze kwelling voorgoed een einde te maken. Nauwelijks was de dag aangebroken, of hij greep zijn bijl, liep de tuin in en sloeg met de bijl in op de wilg onder het raam. Toen hij voor de eerste keer sloeg hoorde men uit de kamer zuchten, toen hij voor de tweede keer sloeg hoorde men huilen en toen hij voor de derde keer sloeg, ruiste de wilg, alsof iemand zijn laatste adem uitblies en in de kamer viel Victoria levenloos op de grond, alsof er een boom omgehakt werd. Het kindje in de wieg begon te huilen, de moeder van Victoria begon te jammeren.
Pas toen zag Vitus, wat hij gedaan had. Maar zijn huilen en geklaag konden Victoria niet meer tot leven brengen. Nog eenmaal zag hij haar 's nachts in een droom. "Huil niet, Vitus, klaag niet. Wat gebeurd is moest gebeuren. Denk liever aan ons kind. Je moet wat takken van de wilg snijden en in de tuin planten. Zaag de wilg tot planken en maak er een wieg van. Zolang onze zoon in die wieg ligt, zal hij door zijn moeder gewiegd worden. Als hij groter is en uit de wilgentakjes een fluit zal snijden, zal zijn moeder met hem praten."
Vitus deed wat Victoria hem in de droom gezegd had. Hij zaagde planken van de wilg en maakte er een wieg van. Hij sneed wilgentakjes af en plantte ze in de tuin onder het raam. Eerder dan hij gedacht had, was er uit die takjes een prachtige groene wilg gegroeid; eerder dan zijn verdriet voorbij was, was er uit zijn zoon een knappe jongeman gegroeid. De hele dag zat hij in de tuin onder de wilg, de hele dag speelde hij daar op zijn fluit, gemaakt van de wilgentakken en de fluit sprak met hem als zijn eigen moeder. Ze kwam iedere lente bij hem en tot op de dag van vandaag klinkt haar stem iedere lente in de wilgenfluiten.
* * *
Samenvatting
Een sprookje over een bijzondere wilgenboom. Een boer plant een wilgentakje en dezelfde avond krijgen ze een dochtertje. Victoria groeit samen op met buurjongen Vitus, maar hij trekt de wijde wereld in. Als hij thuiskomt, vraagt hij aan Victoria of ze met hem wil trouwen. Na een tijd merkt Vitus dat er iets bijzonders aan de hand is met zijn vrouw.
Trefwoorden
Basisinformatie
- Verhaalsoort: sprookje, volkssprookje, natuursprookje
- Leeftijd: vanaf 9 jaar
- Verteltijd: ca. 18 minuten
Bron
"De betoverde tuin" door Marie Mrstikova. Nederlandse vertaling van Els Nuijen. Uitgeversmaatschappij Holland, Haarlem, 1978. ISBN: 90-251-0297-2
Populair
Verder lezen