Vechten met de reus
In Litouwen leefde een arme weesjongen zonder vast adres. Hij zwierf rond met niets anders bij zich dan twee ronde kaasjes, een knots en een wandelstok. Dit bezit werd groter toen hij op zijn weg een ziek vogeltje vond; dat diertje deed hij - om het warm te houden - in zijn tas bij de kaasjes. Aldus gewapend en slecht uitgerust ontmoette hij een reus voor wie zelfs David ontzag zou hebben gehad. Maar onze weesjongen uit Litouwen liet zijn knuppel met kracht neerdalen op de teen van de reus, zodat de reus van pijn ronddanste en het uitbrulde.
"Wat een misbaar," zei de weesjongen. "Wat moet dat straks worden als ik je rug ga bewerken!"
"Niet doen! Niet meer slaan!" riep de reus. "Laten we de zaak kalm bepraten. Laten we ons meten in kracht en niet zomaar op elkaar losslaan. Dat is mij te pijnlijk. We beginnen met te demonstreren wie de grootste kracht in zijn handen heeft!"
En de reus greep een boomstronk vast waar hij zo stevig in kneep dat het hars eruit vloeide.
"Wat jij met hout kunt, kan ik met steen," zei de weesjongen. Hij nam een kaasje uit zijn tas en kneep erin tot het water er uitliep - want het was een zacht geitenkaasje.
"Wat een kracht! Laten we nu kijken wie het verste gooit," zei de reus. Hij nam een kei van de grond en hij gooide die een halve kilometer verder.
Daarop nam de weesjongen de vogel uit zijn tas. Toen hij hem weggooide, vloog deze weg als een pijl uit de boog, steeds hoger en hoger, tot hij verdween over de horizon.
"Dat is pas gooien," zei de reus. "Ik nodig je uit om met me mee naar huis te gaan en kennis te maken met mijn broers. Dat zijn reuzekerels!"
Toen de broers van de reus hoorden hoe sterk de weesjongen was, stonden ze reuzegek te kijken. Ze waren ook jaloers op zoveel kracht en ze spraken af de weesjongen 's nachts in zijn slaap dood te slaan. Die nacht slopen de reuzen het vertrek binnen waar de weesjongen in bed lag. Ze tastten over het kussen tot ze zijn hoofd voelden en toen ze het voelden, gaven ze er met een ijzeren staaf een denderende klap op; de poten van het bed braken ervan af als lucifershoutjes.
Maar de weesjongen had iets dergelijks al vermoed. Hij had uit voorzorg op het kussen een steen gelegd, die zo rond was als een hoofd, zijn hoofd neergelegd op het voeteneinde en zijn knieƫn opgetrokken tot zijn kin. De klap raakte hem helemaal niet. Zodra het bed doorzakte sprong hij op en riep: "Wie streek daar langs mijn voorhoofd? Iemand die mijn knuppeltje wil voelen?"
De reuzen hadden hier niet van terug en ze renden holderdebolder hun eigen huis uit. Nooit kwamen ze er meer terug - zo diep zat de schrik erin. Het was een reusachtig fijn huis, met reuzenvoorraden voedsel en brandstof. De weesjongen bleef er wonen. Nu had hij een vast adres en dat vond hij reuze!
* * *
Samenvatting
Een kort sprookje uit Litouwen over een rondzwervend weesjongetje. Een arme weesjongen komt op zijn zwerftochten een reus tegen en geeft hem met zijn knuppel een klap op zijn tenen. De reus begint te huilen en te jammeren en hij vraagt om een krachtmeting met de jongen. Door bedrog wint de jongen het van de reus.
Toelichting
Vergelijk met Het dappere snijdertje van de gebroeders Grimm en Klein Duimpje.
Trefwoorden
Basisinformatie
- Herkomst: Litouwen
- Verhaalsoort: volksverhaal
- Leeftijd: vanaf 5 jaar
- Verteltijd: ca. 4 minuten
Populair
Verder lezen