zaterdag 21 december 2024

Volksverhalen Almanak


Varenka


Lang geleden woonde er ver weg in de bossen van Rusland een arme vrouw. Varenka heette ze. Haar kleine huisje lag diep weggedoken tussen de bomen en er kwam bijna nooit iemand. Het was helemaal van hout.
Varenka had alles wat ze nodig had: een tafel, stoelen en kastjes voor brood en kaas en lepels en vorken. In de hoek hing een icoon en Varenka zorgde altijd dat er vers geplukte bloemen bij stonden. 's Nachts sliep ze, zoals alle arme mensen in Rusland, heel dicht bij het haardvuur.
Varenka woonde tevreden in haar kleine huisje. Maar toen kwamen er op een dag mensen naar haar toe, die opgewonden riepen: "Varenka, snel, we moeten vluchten! In het westen is er een verschrikkelijke oorlog. De soldaten komen iedere dag dichterbij. Pak alles wat je hebt bij elkaar en vlucht met ons weg voordat er iets met je gebeurd!"
Varenka schrok. Oorlog! Soldaten! Ze werd bang. Toch zei ze tegen de mensen: "Wie moet de vermoeide zwervers te eten geven, als ik met jullie meega? Wie zal de kinderen die in het bos verdwaald zijn onderdak geven? En wie zal er voor de dieren en de vogels zorgen als de winter komt met sneeuw en ijs? Nee, ik moet hier blijven. Maar jullie moeten je haasten en snel verder gaan. God zal jullie beschermen!"
Snel gingen de mensen weer op weg. Varenka bleef alleen achter. Ze stond doodstil en luisterde. "Ja, nu hoor ik het gerommel van de kanonnen," fluisterde ze, "nu zijn ze nog ver weg, maar morgen kunnen ze al hier zijn. Och, och, wat zal er dan met mij gebeuren?" Varenka deed de grendel op de deur. Toen knielde ze voor de icoon en bad tot God: "Bouwt U alstublieft een muur om mijn huisje, dan kunnen de soldaten mij niet zien!" Het werd avond. De kanonnen hielden hun boze mond en overal in het bos was er vrede. De vogels zongen nog een poosje, maar toen staken ze hun kopjes onder hun vleugels. De duiven koerden en de nachtegalen zongen. Maar God kwam niet en niemand bouwde een muur om Varenka's huisje.
De volgende dag ging Varenka naar het bos om hout te sprokkelen. En weer hoorde ze in de verte het gerommel van de kanonnen.
"Och, och," zuchtte ze, "vandaag zijn ze al veel dichterbij gekomen. Wat zal er met mij en mijn huisje gebeuren?"
Tegen de avond keerde ze met veel sprokkelhout naar huis terug. Toen ze nog maar net thuis was, klopte er iemand op de deur. Buiten stond een oude man met een geit. Varenka kende hem wel, het was Pjotr, de geitenhoeder. "Waarom ben je niet thuis bij je geiten en je ganzen en schapen?"
Pjotr antwoordde: "Mijn hut is afgebrand, Varenka, en de soldaten hebben me alles afgenomen, behalve deze geit die met mij kon ontsnappen. Mogen we alsjeblieft bij jou komen wonen? We weten niet meer waar we heen moeten gaan. Het zal gauw helemaal donker zijn en dan eten de wolven ons allebei op."
Varenka nam Pjotr en de geit bij zich in huis. Ze liet hen gezellig bij het vuur zitten en gaf hen lekkere warme soep. Toen bad ze nog eens tot God: "Alstublieft, kom snel, en bouw een muur om mijn huisje, dan gaan de soldaten voorbij en dan kunnen ze Pjotr en mij en de geit niet zien!"
Het werd nacht. De kanonnen hielden weer hun boze mond en alles was stil. De bloemen vouwden hun blaadjes samen. De kleine dieren zochten een warm plekje in de bomen en in hun holen en sliepen in.
Maar God kwam niet om een muur te bouwen om Varenka's huisje. De volgende morgen vroeg ging Varenka weer naar het bos. Ze zocht de hele dag paddestoelen en kruiden. 's Middags zag ze een jongeman, die in een holle boom lag te slapen.
"Wordt wakker!" riep Varenka. "Wordt wakker! Hier kun je niet slapen! De soldaten zullen je vinden en meenemen. Hoor je niet het gerommel van de kanonnen? Ze zijn al heel dichtbij!"
De jongeman antwoordde: "Waar je de kanonnen hoort, daar kom ik vandaan. Alles is kapot gemaakt. Dorpen en velden zijn afgebrand. Ik vluchtte het diepe bos in en ik vond tenslotte een schuilplaats in een holle boom."
"Arme jongen," zuchtte Varenka, "kom maar met mij mee, ik zal je eten en onderdak geven."
Zo ging Stjepan met Varenka mee naar huis. Hij was een schilder. In de ene hand droeg hij een schilderij en in de andere hand een pot met een witte bloem. Dat was alles op de wereld wat hij nog had.
Toen Stjepan, Pjotr en Varenka het avondeten gegeten hadden, baden ze samen, en in haar hart zei Varenka: "Alstublieft, lieve God, kom snel en bouw een muur om mijn huisje. Dan zullen de soldaten ons niet vinden, Stjepan niet en Pjotr niet en mij niet."
De hele nacht was er vrede in het bos. Alleen de roep van een uil was soms te horen en het gehuil van de wolven. Tegen de morgen keek Varenka uit het raam, maar er stond nog geen muur om haar huisje. Toen werd Varenka bang.
Die dag deed Varenka veel hout op het vuur om brood en koeken te bakken. Toen ze bezig was het deeg klaar te maken, hoorde ze iemand zachtjes huilen. Ze keek uit het raam en zag een klein meisje dat erg verdrietig was. Ze hield een duif in haar armen.
"Lieve kind," zei Varenka, "waar kom je vandaan en wat doe je hier in het bos? Hoor je niet het verschrikkelijke lawaai van de kanonnen? Waarom ben je niet thuis bij vader en moeder?"
"O, moedertje," snikte het meisje, "ik ben helemaal alleen. Mijn duif is alles wat ik heb. Mijn vader en moeder ben ik kwijt geraakt op de vlucht. Toen ben ik het bos in gerend en bij u rook het zo heerlijk naar vers brood. Daar heb ik honger van gekregen."
"Kom binnen, kind. We zijn hier samen een kleine familie en daar ben jij nu de jongste van. Je mag bij ons blijven tot we je ouders teruggevonden hebben."
Zo kwam Bodula in het huisje van Varenka terecht. Varenka gaf haar brood en thee en koeken. En de duif pikte tevreden de kruimeltjes op die Bodula voor haar neerstrooide. De hele dag hoorden ze alle vier de kanonnen tekeer gaan. De hele dag waren ze bang. Tenslotte nam Pjotr zijn balalaika en begon te spelen. Stjepan, Pjotr, Bodula en Varenka zongen er Russische liedjes bij.
Toen de avond viel en de maan opkwam, bracht die muziek vrede in hun hart. Die nacht baden ze nog eens en Varenka zei: "Alstublieft, lieve God, komt u deze nacht en bouw een muur die zo hoog is, dat geen soldaat mijn huisje kan zien. Dan zijn we gered, het meisje en haar duif, de schilder en zijn bloem, de oude man met de geit en ik. Maar ik ben bang dat het al bijna te laat is; morgen zullen de soldaten hier zijn en dan zijn we allemaal verloren."
Ook deze nacht was het helemaal stil. Maar als je goed luisterde, was er toch een zacht ruisen rondom Varenka's huisje. Varenka deed voorzichtig de luiken open en ze zag dat het sneeuwde. Er was al zoveel gevallen, dat de sneeuw tot het venster kwam. Varenka deed de luiken weer dicht. Toen knielde ze neer en dankte God.
Het bleef maar sneeuwen en sneeuwen. Het sneeuwde de hele lange nacht en de sneeuw kwam hoe langer hoe hoger en toen het licht begon te worden was Varenka's huisje helemaal ondergesneeuwd. 's Middags kwamen de soldaten. Met veel lawaai trokken ze het bos door op zoek naar vijanden. De vier mensen in het kleine huisje zaten bang en stil bij elkaar. Toen waren de soldaten heel dicht bij het huisje maar... ze gingen voorbij! Ze hadden het huisje van Varenka niet gezien omdat het diep verstopt lag in de sneeuw. Stjepan, Pjotr, Bodula en Varenka dankten God dat hij hen gered had.
De soldaten trokken verder en er was geen oorlog meer daar in Rusland. Toen de sneeuw wegsmolt, gingen Varenka, Pjotr, Stjepan en Bodula het huisje uit naar buiten. De duif fladderde vrolijk van boom tot boom. De geit maakte dolle sprongen en Stjepan zette zijn bloem naast de deur in de grond.
De lente kwam. Bodula vond haar vader en moeder terug en ging weer met ze mee naar hun eigen dorp. De geit kreeg een klein geitje. En uit de zaadjes van de witte bloem groeiden nieuwe bloemen. De duif vloog overal heen om iedereen te vertellen dat het weer vrede was geworden. En omdat hij nu eenmaal een kunstenaar was, schilderde Stjepan een paar schilderijen om de geschiedenis te vertellen van de muur die God om Varenka's huisje had gebouwd.
*   *   *
Samenvatting
Een oud Russisch winterverhaal over door God gegeven bescherming. Wanneer het oorlog is en de kanonnen een klein Russisch dorpje steeds dichter naderen, vluchten alle bewoners weg behalve Varenka. Zij blijft achter en helpt de mensen en dieren in nood. Elke dag bidt ze God om een muur om haar huisje zodat het onzichtbaar zal zijn voor de vijand. God zorgt op het juiste moment voor een dik pak sneeuw.
Trefwoorden
Basisinformatie
Thema
Populair
Verder lezen