Van een boer die zijn koe aan Sint-Antonius verkocht
Er was eens een heel domme boer, die tot zijn geluk een schrandere vrouw had. Zij regeerde het huis, kocht en verkocht, regelde de werkzaamheden en zorgde dat alles goed bleef gaan. Maar op zekere dag bezeerde zij haar voet, zodat ze niet lopen kon en in huis moest blijven.
Net in die tijd hadden ze een koe, die nodig verkocht moest worden. Dat was altijd haar werk. Maar nu zat er niets anders op dan dat de boer ermee naar de markt zou gaan. Ze woonden wel een paar uur af van de naaste stad en Hannes moest al vroeg op weg. Vooraf, al dagen van tevoren, had zijn vrouw hem aan het verstand gebracht hoe hij handelen moest, als er kooplui naar de koe kwamen kijken. "Ge moet vooral niet te veel zeggen," ried ze aan, "want dan merken ze hoe dom ge zijt. Ook moet ge niets van doen willen hebben met kooplui die maar steeds hun mondje roeren, want praters zijn geen kopers. En zorg vooral, dat ge de koe niet voor minder dan 160 gulden verkoopt. Willen ze dat niet besteden, breng het beest dan maar weer terug. Maar doe uw best, we hebben geld nodig voor de pacht. Och, och, kon ik zelf maar gaan! Wat is het toch een last, zo'n domme man!"
Op de bepaalde dag trok Hannes naar de markt. Er was heel wat te doen en er waren vrij wat liefhebbers voor zijn koe, want het was een puik beestje. Het dier werd betast en bevoeld, maar de kooplui waren drukke praters en daar moest Hannes voor oppassen, had zijn vrouw gezegd. Ze boden geld, met luide stemmen, maar Hannes mocht en kon er niet op ingaan. Hij was zo stom als een vis en schudde alleen maar zijn hoofd, steeds heftiger. De kooplui gingen weg, en Hannes bleef zowat alleen over.
"Ja," dacht hij, "nu moet ik toch maar weer op huis aan. Kooplui die niet praten, hoef ik nu niet meer te verwachten. Maar wat zal het wijf zeggen, als ik de koe weer thuis breng? Ze zal me uitschelden, dat het niet mooi is. En toch heb ik precies gedaan wat ze gezegd heeft."
Op weg naar huis, met zijn koe aan het touw, kwam hij langs een kerkje, waarvan juist de deur openstond. Die dag was er een bedevaart geweest naar "Sint-Tunnis," het beeld van Sint-Antonius dat in die kerk stond, en daarom was de deur nog open. Maar het was al zo laat, dat er zich niemand meer in de kerk bevond. Hannes ging met zijn koe naar binnen en bond het beest zo lang aan een kerkbank vast. Hij zelf liep door, want hij had daar iemand in het oog gekregen die heel stil stond en geen woord sprak, het beeld van Sint-Antonius. Het stond op een verhoging tegen de muur en Sint-Antonius had een gewone monnikspij aan en, zoals gebruikelijk, een varken naast zich. Nu was Hannes maar zelden in een kerk geweest en hij wist niets van Sint-Antonius. Hij zag hem dus voor een levende varkenskoopman aan! En hij dacht: "Als hij varkens koopt, zal hij mijn koe ook wel willen kopen." Hij ging dus vlak voor het beeld staan, knikte en zei: "Kom er eens af, vriend, dan zal ik u mijn koe verkopen. Daarginds staat ze. Het is een best beest!"
Maar alles bleef stil. "Een prater zijt ge niet," zei Hannes. "Maar goed, als ge liever uw gemak houdt, blijf daar dan staan en zeg maar zo wat ge voor het beest over hebt. Wilt ge het voor 160 gulden? Knik dan maar van ja of nee!" Sint-Antonius gaf geen antwoord en hij knikte evenmin. Toen werd Hannes kwaad. Hij nam zijn stok en sloeg erop los dat Sint-Antonius waggelde op zijn voetstuk. En, kijk, daar viel een zak met geld voor de voeten van Hannes op de grond. "Ziezo," zei die, "ik wist wel dat ge mijn koe zoudt kopen; had maar gesproken, dan had ik u niet geslagen!"
Voldaan met zichzelf verliet Hannes, met het geld in zijn 'pungel' de kerk. En zo kwam hij thuis, monter en opgewekt, ondanks de lange wandeling. Hij wierp de vrouw het geld op de schoot. "Ziezo," zei hij, "me dunkt, ge zult nu niet meer zeggen dat Hannes een domkop is!" De vrouw telde het geld en kwam uit op vijfhonderd gulden. Ze was een en al verbazing en vroeg hoe hij het aangelegd had om zoveel geld voor de koe te krijgen en hoe de koopman er wel uitzag, want ze kon er niets van begrijpen. Hannes zei er zo min mogelijk over: het was een varkenskoopman en hij had hem de geldzak, zonder loven of bieden, maar zo voor de voeten geworpen. De ranselpartij liet hij wijselijk achterwege.
Hannes was nog maar net de kerk uit, of daar kwam de koster om de deur te sluiten. Tot zijn verbazing zag hij een koe aan een kerkbank bevestigd en zijn verstand stond erbij stil. Ook zag hij dat er wat gebeurd was met het beeld van Sint-Antonius. En toen sloeg hem eerst recht de schrik om het hart, want achter het beeld bewaarde hij zijn spaargeld. En jawel, het bleek dat dat verdwenen was! Hij ging het onmiddellijk aan de pastoor vertellen. Ook die kon er geen touw aan vastknopen. "Dieven die geld stelen, zijn niet gewoon er wat anders voor in de plaats te geven," zei hij.
Eindelijk bedachten ze dat er markt geweest was. De koe was misschien gestolen en in de kerk achtergelaten, omdat de dief zich ontdekt wist. Maar hoe hij daarbij het geld van de koster gevonden had, daar begrepen ze niets van. "Tja," zei de pastoor, "ga nu maar gauw naar de veldwachter; misschien kan die de dief nog te pakken krijgen." Maar dat wilde de koster niet: "Als mijn vrouw het hoorde, zou ze me nog uitlachen op de koop toe. En ik kon nooit meer iets besparen, want ze breekt het geld met hamers!"
"Nu," zei de pastoor, "neem de koe maar mee naar huis. En zeg aan uw vrouw dat het een present van mij is, dan hebt ge tenminste iets voor het verloren geld!"
Zo gezegd, zo gedaan. De koster kwam thuis met de koe. Zijn vrouw was wel verwonderd over zo'n groot geschenk, want de pastoor had het niet breed en moest zuinig zijn. De koe werd op stal gezet en de vrouw kreeg weldra schik in het geval: in plaats van koffiepartijtjes te houden of de buurt af te lopen was ze gedurig met de koe aan de gang. Het dier gaf veel melk, want het was een beste! De vrouw die vroeger onnadenkend al haar geld verkwistte, werd meer en meer spaarzaam, nu ze zag hoeveel moeite het kostte om wat te verdienen. Zo hadden ze weldra geld genoeg overgespaard om een tweede koe te kopen. Toen kochten ze een stuk land. En op het ogenblik is de koster een welgesteld man.
Ook Hannes boerde goed vooruit. De vrouw kon over wat meer geld beschikken en ze durfde hem nooit meer te verwijten dat hij een domkop was, al was hij zeker niet snuggerder dan vroeger. Zo waren er twee huishoudens gelukkig geworden, dank zij het beeld van Sint-Antonius!
* * *
Samenvatting
Een Nederlands volkssprookje bij Sint Antonius (13 juni). Wanneer het een domme boer niet lukt zijn koe op de veemarkt te verkopen, komt hij in een kerk. Daar begint hij onderhandelingen met het beeld van de heilige Antonius. Tot zijn verbazing denkt hij dat hij vijfhonderd gulden voor zijn koe krijgt...
Trefwoorden
Basisinformatie
- Herkomst: Nederland
- Verhaalsoort: volkssprookje, sprookje
- Leeftijd: vanaf 9 jaar
- Verteltijd: ca. 9 minuten
Thema
Feest / viering
Bron
"De feesten van het jaar, een verhalenboek over feesten en seizoenen" door An Kesseler-van der Klauw. Gottmer, Haarlem, 1982. ISBN: 90-257-1575-3
Populair
Verder lezen