Van de kozak Ilja, de vorst Vladimir en de stad Kiev
De mooie stad Kiev had haar poorten wijd opengezet om de onafzienbare mensenstroom binnen te laten, die uit alle delen van het uitgestrekte Russische land waren gekomen, om het feest mee te vieren van de heilige Georgius, de overwinnaar van de draak. Alle kerkklokken luidden, en boven alles uit klonk de bronzen roepstem van de heilige Georgiuskerk.
Vorst Vladimir had de dappersten van de Russische krijgers voor het grote feestmaal uitgenodigd. Allen, behalve één, Ilja Muromez, de dapperste van allemaal. Hem was de vorst vergeten...
Terwijl in het vorstelijk paleis de eerste gang van het feestmaal werd opgediend, zwierf de oude kozak Ilja door de straten van Kiev, buiten zichzelf van woede. Iedere kerk ging hij binnen en schoot dan met de eerste pijl het crucifix neer, met de tweede de gouden en zilveren koepels en met zijn derde schot raakte hij het ijzeren hart van de klokken.
Voor de majestueuze Sophia Kathedraal scheen hij even te aarzelen, maar tenslotte verrichtte hij ook daar zijn vernielend werk. Alle klokken waren nu tot zwijgen gebracht, en in plaats daarvan was het woedende gebrul van de kozak te horen, die nu op het plein bij de rivier was aangekomen. Hij schreeuwde zo hard, dat iedereen, die in de omliggende kroegen zijn dorst aan het lessen was, naar buiten kwam.
"Kom allemaal hierheen, mensen," brulde de kozak. "Pak het goud en zilver en verkoop het. Van de opbrengst zullen we een geweldig feestmaal houden, schitterender dan dat van de vorst in zijn paleis!"
De mensen lieten zich dat geen twee keer zeggen. Wie drinkt er niet graag een glaasje, als het niets kost? Ze brachten dus het goud en zilver bijeen en kochten van de opbrengst wijn, bier en lekker eten. Er was voor iedereen meer dan genoeg, daar op het plein bij de rivier.
Ze aten en dronken tot ze niet meer konden, en allen, rijk of arm, vermaakten zich opperbest. Ilja spoorde iedereen aan zich nog eens te bedienen en zelf schonk hij de kruiken, ja zelfs de mutsen vol wijn.
Hij was zijn boze bui al lang weer vergeten, en zei: "Zitten jullie allemaal lekker? In het paleis zit vorst Vladimir nu samen met de Bojaren te smullen, maar jullie heeft hij niet uitgenodigd, en mij ook niet. Laten we daarom onszelf maar trakteren!"
Zijn toespraak werd met gejuich begroet. Hoe later het werd, hoe meer lawaai er op het plein te horen was, tot het zelfs in het paleis doordrong.
De vorst schoof onrustig op zijn zetel heen en weer. De Bojaren fluisterden hem vleiende woorden in het oor, en weldra kende hij de oorzaak van Ilja's woede. Wat zou er gebeuren, als deze met het gespuis het paleis zou binnendringen?
De vorst raakte niet in paniek, maar probeerde koortsachtig een oplossing te bedenken. Hij wendde zich tot de goedhartige Dobrinja Nikitsch.
"Dobrinjoschko," zei hij met honingzoete stem. "Wil je me een dienst bewijzen? Ga dan Ilja Muromez zoeken en vraag hem, aan mijn tafel plaats te nemen. Je moet hem zeggen, dat hij zijn grieven opzij schuift en geen wrok moet blijven koesteren..."
Nikitsch was een goedhartige sul, die de vorst op zijn woord geloofde.
Hij gunde zich niet eens de tijd zijn pels om te slaan en zijn muts op te zetten, zo'n haast had hij om de opdracht van de vorst tot volle tevredenheid uit te voeren.
Snel als de wind legde hij de weg van het paleis naar het plein af en had Ilja spoedig gevonden. Deze zat, trots als een koning, achter een ruwhouten tafel en omarmde bedelaars, zong samen met hen bekende straatliederen en sloeg daarbij de maat met zijn voet.
"Wees gegroet," zei Dobrinja Nikitsch toen het gezang was verstomd. "Ik kom je uit naam van vorst Vladimir vragen, of je niet meer boos wilt zijn. Hij nodigt je uit aan zijn tafel, daar zul je een ereplaats krijgen!"
"Daar heb je warempel mijn goede vriend Dobrinja Nikitsch. De vorst weet ook wel, wie hij sturen moet," zei Ilja. "Maar zo'n haast heb je toch niet? Kom bij ons aan tafel zitten en drink wat mee. Het paleis loopt heus niet weg."
Dobrinja gaf1 aan deze vriendelijke uitnodiging maar al te graag gehoor. Hij ging naast Ilja zitten, en liet zich de wijn, het hoppige bier en de gouden mede goed smaken.
Daarna gingen ze samen in de beste stemming naar het paleis...
Daar werden ze door vorst Vladimir al opgewacht. Maar Ilja viel geen ereplaats ten deel, zoals hem was beloofd. Vladimir liet de wacht roepen en voor de oude kozak besefte wat er gebeurde, zat hij al geboeid in de diepste kerker, tot grote vreugde van de valse Bojaren. Maar ook de vorst kon zijn voldoening niet verbergen.
De twaalf dappere helden echter, met Dobrinja Nikitsch aan het hoofd, stonden als één man op en verlieten uit protest het paleis. Ze reden het wijde Rusland in, om overal met hun heldendaden een einde te maken aan onrecht en willekeur.
Intussen pijnigde en kwelde de vorst zijn gevangene zoveel hij maar kon. De arme man moest het zonder eten en drinken stellen en was bovendien overgeleverd aan de spot en hoon der Bojaren. En zijn vrienden waren ver...
Was er dan niemand in de stad Kiev, die hem kon helpen? Jazeker, de dochter van de vorst, de mooie en verstandige Sabawa Putjatitschna. Stiekem eigende ze zich de sleutel van de kerker toe en bracht de gevangene eten en drinken, zodat hij spoedig weer op krachten kwam. Zelfs een warme deken en een nieuwe uitrusting vergat ze niet.
Een heel jaar lang zorgde de prinses voor de oude kozak, terwijl de anderen in de waan verkeerden dat hij al gestorven was.
Maar er kwam een dag, dat de vorst zijn laffe daad bitter berouwde. Vanuit het oosten namelijk rukte het reusachtige leger van tsaar Kalina op naar Kiev, en de heidense tsaar schreef vorst Vladimir een aanmatigende brief met de volgende inhoud:
"Open de poorten van uw stad, open uw paleis, ontruim uw hof en laat in de straten vaten bier neerzetten, zo dicht naast elkaar, dat ze elkaar raken. Ik Den op mijn gemak gesteld, als ik met mijn soldaten uw stad Kiev zal belegeren!"
Vorst Vladimir las de brief van voren naar achteren en van achteren naar voren, maar de inhoud werd er niet anders door. Tijd winnen, dat was de enige oplossing. Daarom ging hij aan zijn eiken tafel zitten en schreef aan Kalina: "Beste tsaar, wat u van mij verlangt, is haast onmogelijk. Waar moet ik zo gauw al die vaten vandaan halen? Verleen me tenminste drie jaar uitstel; drie jaar en drie maanden..."
En tsaar Kalina verleende hem dit uitstel.
Maar de drie jaren en drie maanden vlogen om, zo snel als het water in de Dnjepr stroomde, en de vorst was de wanhoop nabij, want een oplossing had hij nog niet gevonden.
Alle valse raadgevers en mooipraters hadden hem in de steek gelaten en waren voor de heidenen op de vlucht gegaan.
"Ach, waarom heb ik, ongelukkige, kozak Ilja Muromez gedood? Waarom heb ik me niet met hem en zijn twaalf vrienden verzoend?" zuchtte Vladimir hardop, zonder te merken dat zijn dochter achter hem stond.
Zachtjes zei ze: "Maar Ilja Muromez leeft, vadertje. Hij wacht in de kerker op zijn bevrijding en is nog net zo sterk als vroeger!"
Vladimir vroeg zich niet eens af, hoe dat mogelijk was. Hij holde naar de kerker om de oude man te bevrijden. Knielend vroeg hij hem om vergeving en smeekte hem, vorstin Apraksija en hemzelf van de heidense barbaren te redden.
Ilja hoorde alles zwijgend aan. Toen keek hij de vorst recht in de ogen en sprak: "Voor u en voor de vorstin zal ik de strijd tegen Kalina niet opnemen, want u hebt me groot onrecht aangedaan en me aan de spot en hoon van valse Bojaren overgeleverd. Alleen vanwege uw goedhartige dochter en voor de roem van Kiev zal ik tegen de heidenen strijden!"
Na deze woorden liep hij naar de stal en was weldra op de rug van zijn grauwe schimmel uit het oog verdwenen.
Hij reed over uitgestrekte velden, de strijdknots in de hand, de lans aan het zadel en over de schouder een stevige boog. Zijn schimmel wierp trots het hoofd in de nek. Ze hadden nog niet lang zo gereden, toen ze Kalina's eindeloze leger in het oog kregen. Twee bergen al had Ilja met zijn schimmel overwonnen, maar nog steeds zag de horizon zwart van Kalina's troepen.
Pas vanaf de derde berg zag hij in de verte twaalf witte tenten op een groene weide staan, met twaalf paarden er naast, die zich aan het malse gras tegoed deden.
Het geluk is met me, dacht Ilja. Hij gaf zijn schimmel de sporen en reed de tenten tegemoet.
Nadat hij was afgestapt ging hij de grootste tent binnen. Hier zaten juist de twaalf dapperen bij elkaar en aten hun middagbrood met zout. Toen ze hun oude vriend zo plotseling voor zich zagen staan, gezond en sterk, waren ze buiten zichzelf van blijdschap en vuurden de ene vraag na de andere op hem af.
Hij moest alles vertellen en brood met zout mee-eten. Aan het eind van zijn relaas wendde hij zich tot de oudste der helden, de witgebaarde Samson Samoilowitsch, en zei: "Ik ben hier gekomen met een verzoek, broeder. Voor Kiev staat het leger van de heidense tsaar Kalina, en er is niemand die Kiev met de prachtige kerken en eenvoudige huizen, het gewone volk en de vorst en vorstin tegen hem kan beschermen. Zadel daarom uw paarden, broeders, tezamen zullen we ze verjagen en op die manier zal ons nog grotere roem ten deel vallen."
Lang, heel lang duurde het, voor Samson Samoilowitsch antwoord gaf, maar het was een duidelijk antwoord, want daarin kwam ook de mening van de anderen tot uitdrukking.
"Om de vorst en vorstin te redden, zullen we onze paarden niet zadelen. Ze hebben ons afgewezen en de valse Bojaren het oor geleend. Laten die hen nu maar helpen!"
Hoewel Ilja wist, dat het de waarheid was, probeerde hij ze toch er toe over te halen om de stad Kiev van de belegering te redden.
Maar tevergeefs!
En zo bleven de twaalf strijders in de tent achter, terwijl de oude kozak het wijde veld opreed, om de strijd tegen de Tartaren op zich te nemen.
Als een stormram viel hij de legerplaats van Kalina binnen, en wie niet door zijn knots werd neergeslagen, werd door zijn lans doorboord. Wie niet door zijn zwaard werd geveld, vond de dood door een van zijn pijlen. Ook de schimmel was een trouwe helper. Met zijn hoeven sloeg hij naar alle kanten en stampte, dat de aarde ervan dreunde. Steeds meer dreef Ilja, samen met zijn schimmel, de Tartaren in het nauw, en het zou waarschijnlijk slecht met hen afgelopen zijn, als de vijand geen valkuil voor de twee dappere strijders had opgesteld.
De schimmel kon, hoewel met veel moeite, nog wel op eigen kracht uit de eerste valkuil komen; bij de tweede moest Ilja hem al helpen. Maar toen het paard met zijn ruiter in de derde valkuil viel, kon de Kozak alleen zijn trouwe viervoeter eruit helpen. Zelf moest hij achterblijven. De Tartaren hadden hierop gewacht en belegerden hem als een horde wespen. Zijn lans en zwaard waren al gebroken, alleen de knots had hij nog en een allerlaatste pijl. Toen spande Ilja met zijn laatste krachten de boogpees en voor hij de pijl afschoot, fluisterde hij hem een bezwering toe:
"Stijg op, vlieg naar de witte tent waar de twaalf Kozakken bij elkaar zijn en laat je daar op de borst Samson Samoilowitsch vallen, opdat hij me te hulp komt!"
En zo gebeurde het.
De pijl steeg op en viel op de borst van Samson Samoilowitsch. Toen deze de pijl zag, wist hij onmiddellijk wat dit betekende.
"Sta op, broeders," riep hij. "Kozak Ilja is in gevaar. We moeten hem gaan helpen."
De Kozakken stoven met hun paarden het veld op; de aarde dreunde onder de paardenhoeven en de lucht suisde van het gekletter der sabels.
Niet één tartaar bleef in leven. Kalina bood het langste tegenstand, maar ook deze moest zich uiteindelijk gewonnen geven. De strijders trokken al hun sabel om zijn hoofd af te slaan.
Maar de inmiddels bevrijde Ilja Muromez hield ze tegen: "De tsaar laten we in leven. Met hem moet vorst Vladimir zelf maar afrekenen!"
Ze bonden de handen van de tsaar en voerden hem onder luid gejubel de stad Kiev binnen, rechtstreeks naar het paleis van de vorst.
Deze kon zijn ogen niet geloven, toen hij zijn aartsvijand in deze vernederende situatie zag. Hij ging onmiddellijk aan zijn eiken tafel zitten om een overeenkomst met hem af te sluiten. Tsaar Kalina moest zich daarbij tegen wil en dank verplichten, nooit meer het Russische land binnen te vallen en aan de stad Kiev moest hij ieder jaar een hoge belasting betalen.
Daarna gaf de vorst de opdracht, een grandioos feestmaal voor de dertien helden te bereiden, een feestmaal van zo'n omvang, als heel Rusland nog niet eerder had meegemaakt.
Maar wat vorst Vladimir wenste, was niet de wens van de dapperen. Ze lieten de rijk gedekte tafel onaangeroerd en verlieten met opgeheven hoofd het paleis. Niet voor deze vorst hadden ze gestreden, maar voor hun broeder Ilja en hun goede stad Kiev.
* * *
Samenvatting
Een heldensage uit Oekraïne.
Trefwoorden
Basisinformatie
- Herkomst: Oekraïne
- Verhaalsoort: heldensage
- Leeftijd: vanaf 10 jaar
- Verteltijd: ca. 16 minuten
Bron
"Sagen van Europese steden" verteld door Vladimír Hulpach. Holland, Haarlem, 1980. ISBN: 90-251-0412-6
Populair
Verder lezen