donderdag 21 november 2024

Volksverhalen Almanak


Ursula en de elfduizend maagden


Sint-Ursula. Hans Memling, 1489Ursula was de dochter van de tot het christendom bekeerde koning Maurus van Bretagne. Ze was zo wonderbaarlijk schoon, verstandig en vroom, dat men overal ter wereld lof van haar sprak. Zelfs in Engeland werden zoveel wonderen van haar verteld, dat de zoon van de koning - zonder haar ooit gezien te hebben - verliefd werd op het Bretonse prinsesje met de zachte ogen en het vrome gemoed. "Alles zou ik voor haar willen doen," dacht hij bij zichzelf. "Al beval ze mij in twintig toernooien de overwinning te behalen, al moest ik mij, om haar te verdienen, verdiepen in de meest ingewikkelde handschriften. Ja, al verzocht ze mij voortaan de jacht op te geven ten einde haar te bewijzen hoe lief ik haar heb, ik zou dit alles, en nog veel meer, zonder meer doen, als ik er haar hand mee zou kunnen verdienen!"
En hij zond twee vertrouwde boden uit om de mooie Ursula zijn liefde te bekennen. De boodschap die ze haar brachten, maakte op haar een diepe indruk, maar toch... nee, met een heiden kon ze onmogelijk trouwen! "Ach, hoe is het mogelijk, dat een prins die zo'n zoete taal spreekt, kan behoren tot de vijanden van Jezus? Maar - waarom zou ik hem niet kunnen bekeren, als ik dit wenste met mijn gehele ziel? Ja, wanneer het God moge behagen dat mijn vader zijn aanzoek gunstig gezind is, zo zal ik mijn best doen, een christen van hem te maken," dacht ze.
Na de bijstand van de Heilige Maagd te hebben ingeroepen, verzon ze een plan vol wijsheid en vroomheid. Ze liet de zoon van de koning van Engeland weten onder welke voorwaarden ze hem haar hand zou schenken. Allereerst zou hij haar duizend jonge meisjes als gezellinnen moeten zenden en bovendien nog tien andere jonge meisjes, welke ook ieder op hun beurt duizend jonge gezellinnen zouden moeten meebrengen. Vergezeld door deze elfduizend jonkvrouwen, zou Ursula gedurende drie jaar een bedevaart naar Rome maken, ten einde de paus om zijn zegen te vragen. Gedurende die tijd zou dan de jonge prins zich hebben moeten laten dopen en zich grondig in de christelijke leerstellingen laten onderrichten.
Prinses Ursula verwachtte dat deze eisen de prins wel zouden afschrikken, maar tot haar grote verbazing liet hij zich dadelijk dopen en drong er bij zijn vader op aan dat deze alle verlangens van de prinses zou vervullen.
Weldra begonnen uit alle hoeken van de wereld de jonge meisjes naar het paleis van koning Maurus te stromen en toen er eindelijk elfduizend bijeen waren, sloten enige bisschoppen zich aan bij de vrome pelgrimstocht, en men begaf zich op weg. Ze gingen scheep naar Gallië en weldra was de stad Keulen bereikt, alwaar de gehele stoet van jonge maagden neerstreek als een vlucht kleurige vlinders. Vol belangstelling en verbazing bekeken ze de wonderen van de vreemde stad, terwijl Ursula zich op haar kamer in het gebed verdiepte.
En zie, terwijl ze daar geknield lag, verscheen haar plotseling een engel die tot haar sprak: "O, vroom kind, dat hier in de eenzaamheid bidt tot de Heer der Heerscharen, terwijl uw gezellinnen zich vermaken in de stad. O, Ursula, uw naam zal eeuwig voortleven in de herinnering van de mensen. Nog eenmaal zult u terugkeren in de heilige stad Keulen, maar dan zult u er de palmtak van het martelaarschap ontvangen!" De verschijning verdween even snel als ze gekomen was, Ursula achterlatend in een heilige verrukking over het feit dat God haar en haar elfduizend maagden aldus had uitverkoren.
De reis naar Rome moest nu verder te voet worden afgelegd en dit bracht vele moeilijkheden met zich mee. Maar de elfduizend jonkvrouwen schortten moedig hun lange rokken op om beter te kunnen lopen en weldra zag men hen - sommige alleen, andere in groepjes - geduldig de lange, lange weg naar Rome volgen.
Paus Cyriacus, die al van de aankomst op de hoogte was gebracht, ontving de vermoeide pelgrimsstoet, staande op de drempel van de kathedraal, omringd door zijn kardinalen. Ook op andere wijze werd hun veel eer bewezen en alle ridders en jonkvrouwen uit de stoet, die nog niet tot het christendom waren overgegaan, werden nu met grote plechtigheid gedoopt, terwijl Ursula en haar gezellinnen de Heilige Communie ontvingen.
De paus was zozeer getroffen door de vroomheid en toewijding van al deze jonge vrouwen, dat hij er voortdurend aan moest denken. Eindelijk kwam het zelfs zover, dat God hem in een visioen deed weten dat hij de elfduizend maagden op hun terugtocht moest vergezellen, en dat ook hem op deze reis de hemelse martelaarskroon ten deel zou vallen. De volgende morgen sloten zich naast paus Cyriacus ook nog enkele priesters bij de stoet aan en zo begonnen ze tezamen de terugtocht, die hun allen de martelaarskroon zou brengen.
Ondertussen zag de zoon van de koning van Engeland vol verlangen uit naar de terugkomst van zijn schone bruid. Toen verscheen hem ook een goddelijke afgezant in een droom, die hem openbaarde welk lot de vrome jonkvrouwen en haar edele aanvoerster te Keulen wachtte. Dit vernomen hebbende, begaf hij zich onmiddellijk op reis, de elfduizend jonkvrouwen tegemoet, ten einde, zo mogelijk, tezamen met zijn bruid de marteldood te sterven. Toen zijn moeder - de koningin van Engeland - en zijn zusje - de kleine prinses Florentine - dit hoorden, maakten zij zich eveneens reisvaardig en volgden hem op zijn tocht.
God had Zijn instrumenten reeds uitgezocht. Het Romeinse leger aanbad toentertijd nog de heidense afgoden en de beide aanvoerders, Maximus en Africanus, zagen met bezorgdheid de pelgrimsstoet van de elfduizend maagden al meer en meer aangroeien door de ontelbare gelovigen, die zich overal langs de weg, die zij volgden, bij hen voegden.
Persoonlijk tegen deze christenen optreden durfden ze niet, en daarom riepen ze in het geheim de vorst van de Hunnen te hulp. Hem nodigden ze uit, met al zijn woeste krijgslieden naar Keulen te komen om de elfduizend jonkvrouwen en al degene, die hun volgden, te overvallen en te vermoorden. Dit hoefde de woesteling geen tweemaal gezegd te worden! Al snel wemelde het rondom Keulen van de meest ruwe en wrede krijgslieden, die men zich kan voorstellen.
En ondertussen naderden de langzaam en geduldig voortschrijdende jonkvrouwen de Rijn. Na de bergen te zijn overgetrokken, vonden ze de boten gereedliggen aan de oever van de rivier. Maar nog voordat ze deze hadden kunnen bestijgen, werden ze door de Hunnen overvallen, die de onschuldige slachtoffers met wellust doodden, wurgden en met hun zwaarden doorstaken. Te midden van dit bloedbad vond de zoon van de koning van Engeland zijn bruid, maar slechts om in haar armen de marteldood te sterven.
De meeste jonkvrouwen gingen onverschrokken de dood tegemoet, maar enkelen trachtten die te ontlopen door zich te verbergen achter de boten. Dicht tegen elkaar aangedrukt, wachtten ze daar op het noodlot, waaraan toch niet te ontkomen viel.
Ursula en de elfduizend maagdenToen de nacht aanbrak, was de vreselijke daad volbracht. Allen die aan de pelgrimstocht hadden deelgenomen, waren dood. Allen... behalve Ursula, die als door een wonder gespaard was geworden voor de giftigde pijlen, die als een regen op de stoet neerdaalden en voor de scherpe lansen, die anders nooit hun doel misten.
Ze werd door enkele rondzwervende Hunnen gegrepen en naar de tent van de aanvoerder gesleept. Haar schoonheid schitterde tussen deze lelijke barbaren als een zuivere diamant in de modder van de weg. En nauwelijks zag de woeste Hunnenaanvoerder de wonderlieflijke jonkvrouw, of hij sprong op, kwam haar met uitgestoken handen tegemoet, en smeekte haar, de zijne te worden. Al zijn schatten en kostbaarheden legde hij aan haar voeten om haar te vermurwen, maar Ursula keerde zich met afschuw van hem af, welke schone beloften hij haar ook deed.
Toen verloor de woesteling zijn geduld; vlug legde hij een pijl op zijn boog en trof de jonkvrouw in haar borst. Het volgende ogenblik zonk de jonkvrouw ter aarde.
Aldus eindigde de vrome pelgrimstocht van Ursula en haar elfduizend maagden. Maar haar naam leeft nog altijd voort in de harten der gelovigen.
*   *   *
Samenvatting
Een Franse legende over de heilige Ursula. De mooie en vrome dochter van een tot het christendom bekeerde koning, krijgt een huwelijksaanzoek. De koningsdochter wil echter eerst met 11.000 maagden een pelgrimstocht naar Rome maken. Op de terugweg lopen ze in een hinderlaag van de Romeinse machthebbers en vindt er in Keulen in bloedbad plaats waarbij alle maagden omkomen.
Toelichting
Sint-Ursula was een koningsdochter die later heilig werd verklaard. Ze is patroonheilige van de leraressen en schoolkinderen. Haar feestdag valt op 21 oktober. Sinds 1969 werd ze echter officieel van de heiligenkalender geschrapt.
Clematius, een Romeins senator, bouwde in de vierde eeuw te Keulen een kerk - later tot basiliek verheven - ter ere van de maagden die in Keulen als martelaar gestorven waren.
De heilige Ursula is de patroonheilige van de Britse Maagdeneilanden, van Keulen, van de jonge meisjes, van de jeugd, de schoolkinderen, de leraressen en opvoedsters, van de universiteiten van Keulen, Coimbra, Parijs en Wenen. Zij wordt aanroepen in oorlogstijd, voor een goed huwelijk en tegen kinderziekten.
Sint-Ursula

Van de legende over het leven van Ursula bestaan twee varianten. In een eerste legende wordt Ursula beschouwd als de dochter van de christelijke koning Dionotus. Ze werd door haar vader uitgehuwelijkt aan een heidense Engelse vorstenzoon Etherius, maar ze weigderde te trouwen met een heiden en wilde haar maagdelijkheid bewaren. Samen met lotgenoten - volgens de legende gaat het om elfduizend maagden - sloeg ze op de vlucht. Zij voer de Noordzee over en zeilde de Rijn op naar Bazel en reisde verder naar Rome. Op hun terugreis viel de groep in de buurt van Keulen in handen van de Hunnen. Omdat Ursula ook niet met hun leider wilde trouwen, werd ze samen met haar gevolg doorboord met pijlen. Een variant hierop verteld dat ze wel wou trouwen met Etherius, maar dat ze om uitstel vraagt en eerst op pelgrimstocht naar Rome wil gaan. Het vervolg van het verhaal is gelijkaardig.
Vermoedelijk zijn de elfduizend maagden een foute interpretatie van de oorspronkelijke tekst. In die tekst stond XI M, waarbij de M als duizend is geïnterpreteerd. In feite betekende dit 'elf martelaren', XI M dus. Foutief werd dit als elfduizend vertaald. Een andere verklaring verwijst naar de naam van één van de elf maagden, Undecimillia. De naam betekent 'de kleine elfde', waarschijnlijk iemand uit het gezelschap die deze bijnaam kreeg omwille van haar gestalte. Die naam is later foutief als elfduizend vertaald.
Een paus Cyriacus, waar in het verhaal sprake van is, heeft niet bestaan.
Trefwoorden
Basisinformatie
Thema
Populair
Verder lezen