Urashima Taro en de zeeprinses
De jonge visser Urashima en zijn ouders woonden in een klein vissersdorp. Eigenlijk niet in het dorp, want hun afgelegen hut stond aan het strand, in de schaduw van een vooruitspringende rots. Daarnaast strekte zich een pijnbomenwoud uit.
Bij mooi weer gleed de boot van Urashima al voor dag en dauw de zee in. Soms kwam hij na enkele uren weer terug, soms veel later, dat hing van de visvangst af. Als de avond viel en hij was nog niet thuis, dan stonden de ouders ongeduldig aan het strand te wachten. Bezorgd tuurden zij over het water... Waar bleef hij? En zou de vangst groot genoeg zijn om de volgende dag op de markt te kunnen verkopen?
Eens, op een bijzonder mooie lenteochtend, voer Urashima al vroeg uit. Een warme wind streek over de pijnbomen en de zee was blauw en heel kalm. Hij hoopte veel vis te vangen, vlug terug te kunnen keren en dan wat tijd over te houden om weer eens met de dorpelingen te babbelen. Maar dat mocht niet zo zijn. Iedere keer als hij de netten ophaalde, bleken zij leeg. De middag was al verstreken en nog had hij geen visje gevangen. Nog eenmaal zou hij zijn geluk beproeven. Was het net dan wéér leeg, dan keerde hij terug naar huis. Het was blijkbaar zijn ongeluksdag!
Maar zie, hij had toch nog geluk. Bij het optrekken merkte hij al dat er iets zwaars in het net hing. Hij spande al zijn krachten in en... daar lag een enorme zeebrasem in de boot! Het was zo'n prachtig dier, dat de visser er verbaasd naar bleef kijken. De huid glansde als zilver en beschenen door de stralen van de ondergaande zon, vertoonde hij alle kleuren van de regenboog. Het vreemdst echter vond hij de ogen. Die waren zo vol uitdrukking en keken Urashima zo treurig aan, dat hij er niet toe kon komen de vis te doden. Toch zou het jammer zijn deze wonderbaarlijke vangst gewoon op de markt te verkopen. Toen nam de man een besluit. Hij tilde de geweldige vis uit het net en liet hem in het water glijden. Het dier trok een glinsterende streep door de golven, draaide nog eenmaal zijn kop, keek Urashima dankbaar aan en verdween toen in de diepte.
In gedachten pakte de jonge visser het roer en voer langzaam het strand tegemoet. Steeds zag hij de treurige, vragende blik van de vis voor zich. Hij zou niemand iets vertellen van deze zeldzame vangst. Ze zouden hem toch niet geloven en, wat erger was, hem uitlachen, omdat hij de vis weer in het water had geworpen. Zijn ouders stonden al aan het strand te wachten en toen zij de jongen zo stil en in zichzelf gekeerd bezig zagen, dachten ze natuurlijk dat de slechte vangst de oorzaak was. En zij troostten hem en spraken hem moed in voor de volgende dag!
Het weer was, zo mogelijk, nog mooier en al heel vroeg voer Urashima uit. Onder het roeien keek hij over het land langs de kust. De overhangende rotsen en de hutten verdwenen langzaam uit zijn gezichtsveld. Midden in de baai bleef hij liggen en wierp de netten uit. Doch terwijl hij daarmee nog bezig was, hoorde hij plotseling zijn naam roepen: "Urashima! Urashima!"
Verbaasd tuurde hij in het rond. Wie zou hem hier, midden op zee, kennen? Hij zag alleen een grote schildpad, die recht op de boot aan stuurde. Maar wie had hem geroepen?
Intussen had de schildpad de boot bereikt. Hij hief zijn kop uit het water en zei, met een menselijke stem: "Urashima, ik word naar je toe gestuurd door de koning van alle zeeën, die op de zeebodem zijn paleis bewoont. Weet je dat je gisteren zijn enige dochter het leven gered hebt? Daarom nodigt hij je uit hem in zijn paleis te komen bezoeken. Nooit eerder zijn mensenvoeten daar over de drempel gegaan! Kom maar op mijn rug zitten, dan draag ik je erheen."
Urashima was zo verrast, dat het even duurde voordat hij begreep wat de schildpad bedoelde. Sprak hij de waarheid?
Doch de schildpad merkte zijn aarzeling en zei vlug: "Je hoeft werkelijk niet bang te zijn. Mijn huid is dik genoeg, daar kun je heel goed op zitten. Of maakt het water je angstig? Je zult zien dat het voor ons terug wijkt en je zelfs niet nat wordt. Kom nu mee, de koning en de prinses wachten al op je!"
De jongen aarzelde niet langer en ging op de rug van de schildpad zitten. De gedachte dat hij als eerste mens het paleis onder zee zou zien en daar werd verwacht door de koning en de prinses, nam hem geheel in beslag.
De schildpad dook en terwijl hij recht naar beneden zwom, ontstond er een smalle, droge weg in de golven. "Je moet weten," vertelde de schildpad onderweg," dat onze prinses maar eenmaal per jaar in de omgeving van het paleis mag wandelen. Dan neemt ze meestal de gestalte van een zilveren zeebrasem aan. Wij zwemmen zo lang voor de poort van het paleis heen en weer en letten op haar. Ik ben haar kindermeisje, begrijp je? Gisteren had de prinses zich echter voorgenomen een eind verder te gaan. Zij vond het vervelend, altijd rond het paleis... En ik heb haar ernstig gewaarschuwd. Maar vergeefs. Zo snel zwom zij weg dat wij haar dadelijk uit het oog waren verloren. Ik kan je niet zeggen hoeveel angst wij hebben uitgestaan. Wat weet een prinsesje van de gevaren die haar in volle zee wachten? Zij is dan ook verschrikt en heel verdrietig teruggekomen. Wij prijzen ons gelukkig dat zij in het net van zulk een goedhartig mens terecht is gekomen. Een volgende keer zal zij zeker voorzichtiger zijn!"
Intussen zwommen zij door een woud van zeebloemen en voor hen verhief zich, trillend in het water, de toren van het paleis van de koning aller zeeën.
"Onbeschrijfelijk mooi!" mompelde de jonge visser. De toren was gebouwd van glanzend rode koraal, het dak was van zuiver parelmoer en de pilaren waren belegd met de grootste en witste parels die in de zee te vinden zijn. En het hele paleis was omgeven door een vreemde, blauwe gloed.
Urashima keek sprakeloos om zich heen. Achter hem had de zee zich weer gesloten. Lichtgevende vissen schoten voorbij. Bij de poort was het een bedrijvig gedoe. Grote en kleine vissen, zeesterren en zeekreeften zwommen in en uit. Het merkwaardigste was dat zij daarbij steeds veranderden. Gingen zij, onder de poort door, naar binnen, dan hadden zij plotseling een menselijke gestalte. Op hun kleding was hun oorspronkelijke verschijning geschilderd of geborduurd. Verheten zij het paleis, dan verloren zij onder de poort hun menszijn en zwommen weg als zeebewoners!
Toen de schildpad en Urashima voor de poort kwamen, gingen allen eerbiedig opzij. Eenmaal binnen was ook de schildpad veranderd. Naast Urashima wandelde plotseling een aardig kindermeisje, wier kimono bezaaid was met kleine, geborduurde schildpadjes.
"Wij zijn er," zei het meisje. "Vandaag is het hier buitengewoon druk, omdat bekend gemaakt is dat we een voorname gast uit het mensenrijk verwachten en de koning en de prinses, ter ere van hem, een feest geven! Vlug, wij mogen hem niet laten wachten."
Zij liepen door de uitgestrekte paleistuin, waar de gasten in groepjes stonden te praten. Zodra zij Urashima en het kindermeisje in het oog kregen, bogen zij diep.
Het paleis was van een overweldigende pracht. Het was versierd met honderden zeldzame edelstenen, waarvan Urashima, toch een kenner van de zee, nooit gedroomd had! En ook zij straalden dat vreemde blauwe licht uit, zo helder, dat het leek of het hele paleis en de tuinen daaromheen in het daglicht baadden! Aan de ingang stonden vijf hofdames, op wier kimono's kleine zilveren zeebrasems waren geborduurd. Zij namen Urashima en het kindermeisje in haar midden en brachten hen door een lange gang naar de grote zaal. En daar werden zij verwelkomd door de prinses en haar hofdames.
De dochter van de koning aller zeeën was de enige die een witte zijden kimono droeg, zonder enig borduursel. Doch als zij zich bewoog flikkerde en glinsterde het in de plooien als bevend zeeschuim!
Vol vreugde begroette de prinses Urashima en dankte hem, met tranen in haar ogen, voor zijn edelmoedige daad, waardoor hij haar het leven had gered. Toen bracht zij hem naar een andere hoek van de zaal en stelde hem aan haar vader voor. Doch de koning van alle zeeën was zo voornaam, dat niemand van aangezicht tot aangezicht met hem mocht spreken. En ook tijdens dit feest bleef hij verborgen achter een gordijn van louter parels. Zijn diepe, rustige stem kwam tot Urashima als het geruis van de zee. Hij dankte hem voor de gelukkige redding van zijn dochtertje. Daarna gaf hij een teken dat het feest kon beginnen. Vier trompetsignalen weerklonken, aan vier kanten van de zaal werden deuren geopend. Voor iedere gast werd een parelmoeren tafeltje binnengebracht met een blad vol heerlijke gerechten. De prinses voerde Urashima naar de ereplaats, ging naast hem zitten en aan beide zijden schaarden zich, afdalend in rang, de dames en heren van de hofhouding en de overige gasten. Terwijl zij zich te goed deden aan allerlei lekkernijen, zoals wier, zeekomkommers en zeebietjes, vertelde de prinses Urashima over de gasten en ook over haar eigen leven in het zeepaleis.
"Zoals u ziet vieren alle zeebewoners hier een vriendschappelijk feest, de haai met de kabeljauw en de zeester met de zeekat en de haring, terwijl ze in zee elkaars vijanden zijn. Een van de wetten van mijn vader luidt: in het paleis van de koning zijn allen vrienden."
Na de maaltijd vormden de muzikanten in 'n hoek van de zaal een orkest en speelden zo meeslepend op hun zuiver gestemde schelpen, dat de ene voorname gast na de andere naar het midden van de zaal liep, een diepe buiging maakte en daarna een dans uitvoerde. De schildpadden bewogen zich, in een wiegend ritme, naar voren en naar achteren - de palingen bogen en kronkelden hun lange dunne lichamen dat het een lust was - de kreeften dansten alleen achteruit. Maar een daverend applaus kregen de vliegende vissen, die precies in de maat omhoog sprongen en daarbij hun lange, wapperende kimonomouwen op en neer zwaaiden!
Toen alle gasten tenslotte een lange rij vormden om een gezamenlijke dans uit te voeren, stelde de prinses Urashima voor hem het paleis te laten zien. Zij verdwenen ongemerkt en de prinses bracht de jonge visser van kamer naar kamer. De ene was al mooier dan de andere en vanuit ieder venster kregen zij een ander zeelandschap te zien. De prinses legde hem uit welk gedeelte van haar vaders rijk het was en welke levende wezens daar woonden.
Plotseling drong het tot Urashima door dat hij al heel lang op de bodem van de zee vertoefde. Het zou zeker al avond zijn, misschien zelfs de volgende ochtend! Hoe bezorgd zouden zijn ouders langs het strand lopen... Hij voelde ineens een ongekend heimwee naar zijn eigen dorp en wilde zo vlug mogelijk vertrekken.
De prinses merkte dat hij geen aandacht meer had voor haar gebabbel en vroeg wat hem scheelde. Maar toen Urashima haar zei dat hij afscheid wilde nemen, werd zij heel verdrietig. Haar mooie ogen vulden zich met tranen en zij riep teleurgesteld uit: "O, wat jammer! Ik hoopte dat het je hier zó goed zou bevallen, dat je wel altijd bij ons wilde blijven. Is het hier niet veel heerlijker dan boven, op de aarde?"
Het speet Urashima dat het prinsesje nu door hem zo verdrietig was, maar zijn verlangen naar z'n ouders, de warme zon en alle vrienden in het dorp was sterker. Vriendelijk legde hij haar uit dat een mens werkelijk in de mensenwereld thuishoorde en al vond hij het in het zeepaleis nog zo heerlijk, daar nooit zou willen blijven.
"Ik begrijp het wel," zei het prinsesje, "en ik zal je niet tegenhouden. Maar wacht nog even, ik wil je een geschenk geven, als herinnering aan deze dag."
Zij greep Urashima's hand en bracht hem in een verborgen kamer van het zeepaleis. Het was de schatkamer van de koning aller zeeën. Hele bergen parels en edelstenen vulden de vloer, zodat Urashima sprakeloos op de drempel bleef staan. Het prinsesje liep er echter onverschillig voorbij, tilde in een hoek van de kamer een eenvoudig houten kastje omhoog en reikte het aan Urashima.
"Nergens in de wereld vind je zoveel schatten bijeen als in deze kamer," zei ze. "Ik kan je parels en kostbare edelstenen meegeven, meer dan je zou kunnen dragen! Maar ik schenk je liever iets dat nog waardevoller is. Het mag je daarboven, in de wereld, aan niets ontbreken. Neem daarom dit kastje mee. Er ligt een zeesteen in verborgen die meer betekent dan alle schatten der aarde, want hij vervult je wensen. In de bodem van het kastje is een kleine opening. Fluister je wens daarin en als je daarna driemaal in je handen klapt, staat het gevraagde al vóór je. Maar denk eraan, als je het kastje openmaakt is de toverkracht voorgoed verdwenen."
Urashima dankte de prinses hartelijk en nam afscheid van haar. Het kindermeisje bracht hem naar de uitgang en alle dames en heren van de hofhouding en de gasten stelden zich in twee lange rijen op, tot bij de poort. Daar veranderde het kindermeisje zich weer in een schildpad en, met het kastje tegen zich aangedrukt, klom Urashima op haar rug.
En weer zagen zij een smalle, droge weg, dwars door de golven. Het werd lichter en lichter, tot zij eindelijk het strand bereikten. Hier nam de schildpad afscheid. "Veel geluk, Urashima," zei ze, "en denk dikwijls aan onze lieve prinses!" Daarna verdween zij in de golven.
Verwonderd keek de jongen om zich heen. Alles leek hem zo bekend en toch was hij hier vreemd. Daar was de baai met de overhangende rotsen. Maar waar de hut van zijn ouders had gestaan, was alleen maar zand... En het pijnbomen woud leek veel dichter en uitgestrekter! Urashima begreep er niets van. Hij sloeg de weg in naar het dorp. Deze was zo begroeid met gras en onkruid, dat hij blijkbaar in lang niet gebruikt was. Ook in het dorp was alles veranderd. De huizen waren groter en zagen er veel mooier uit. Urashima zag geen enkel bekend gezicht. Alle mensen die hij ontmoette waren hem vreemd. Tenslotte sprak iemand hem aan: "Waar komt u vandaan, jongeman en wat zoekt u hier?"
Urashima noemde zijn naam en de man herhaalde aarzelend: "Urashima... zover ik mij herinneren kan, heeft er nooit iemand in ons dorp gewoond die zo heette." Meer mensen bleven staan en namen de ontredderde jongen nieuwsgierig op. "Wat vreemd," fluisterden zij onder elkaar," niemand kent hem en toch beweert hij in ons dorp thuis te horen."
Even buiten het dorp stond een tempel waarin de wijze monnik woonde. Men besloot hem om raad te vragen. De monnik verbaasde zich, toen zoveel mensen tegelijk zijn tempel binnenstapten. Maar hij luisterde aandachtig naar hun verhaal.
"Urashima? Urashima? Die ken ik ook niet. En toch komt die naam mij bekend voor. Wacht even, ik moet eens goed nadenken!" En hij verzonk in gepeins.
Plotseling keek hij de mensen verheugd aan. "Ik wéét het. In een oude kroniek, die mijn voorganger nagelaten heeft, staat geschreven, dat een jonge visser die deze naam droeg, op een heldere dag, bij rustige zee, met zijn boot is uitgevaren. Nooit heeft men hem teruggezien. Zijn boot lag verankerd in de baai. Maar met deze Urashima kan de jonge vreemdeling niets te maken hebben, want die aantekeningen zijn minstens driehonderd jaar oud!"
Tot zijn ontzetting begreep Urashima dat op de bodem van de zee de tijd veel langzamer verstreek dan op aarde. De mensen schaarden zich om hem heen en hij vertelde al zijn vreemde belevenissen: hoe een zilveren vis de enige dochter van de koning aller zeeën bleek te zijn, over zijn bezoek aan het zeepaleis en ook over het wonderbare kastje dat de prinses hem tot afscheid had meegeven. En het viel hem in dat het goed zou zijn al deze nieuwe buren, de nakomelingen van zijn eigen vrienden, een plezier te doen. Hij draaide het kastje om en fluisterde in de kleine opening: "Ik heb een maaltijd nodig voor de eerwaarde monnik en alle gasten." Toen klapte hij driemaal in zijn handen en werkelijk, daar stond al voor iedere dorpeling een tafeltje met een blad vol heerlijke spijzen. De mensen konden er niet over uit! Zij aten en dronken, bedankten Urashima vol vreugde en lieten hem steeds weer vertellen over wat hij op de bodem van de zee beleefd had. De monnik haalde vlug papier, penseel en tekeninkt tevoorschijn en tekende het wonderlijke verhaal meteen in de kroniek op.
Urashima ging aan het strand wonen, precies zoals hij dat indertijd met zijn ouders gewend was. De toverkracht in zijn kastje bezorgde hem een hut, die er precies zo uitzag als de ouderlijke hut en de jongen woonde daarin, zoals hij dat driehonderd jaar geleden had gedaan. Maar hij ging nooit meer ter visvangst. Hoe zou hij ooit nog zijn zeevrienden en - vriendinnen kunnen vangen? En het was ook niet meer nodig, want het kastje bezorgde hem immers alles wat hij wenste! Hij had trouwens geen tijd meer voor de visvangst, want van heinde en ver kwamen de mensen luisteren naar zijn verhaal over het paleis op de bodem van de zee. De jongen was een goede gastheer en kwamen er arme mensen in zijn huis, dan gaf hij hen ook nog een maaltijd mee voor onderweg.
Het duurde niet lang of het was wijd en zijd bekend dat een visser in het rijk van de koning der zeeën was geweest, daarover gloedvolle verhalen vertelde en de armen met geschenken overlaadde. De rentmeester van de streek geloofde daar niet veel van. Zou deze visser geen boze tovenaar zijn? En weldra stuurde hij zijn ambtenaren naar het vissersdorp om deze zaak eens grondig te onderzoeken. Was deze visser een bedrieger, een oproerkraaier of werkelijk een tovenaar?
De ambtenaren klommen in hun draagstoel en na een tocht van drie dagen kwamen zij in het vissersdorp. Urashima begroette hen eerbiedig en vertelde ook aan hen het verhaal van zijn vreemde belevenissen in het paleis onder zee.
De ambtenaren luisterden en schudden toen ongelovig het hoofd. Eén van hen vroeg plotseling: "En brengt dat kastje ook geld tevoorschijn?"
"De prinses heeft gezegd, dat de zeesteen zo waardevol is, dat hij ons alles kan schenken," antwoordde Urashima, "dus ook geld." Snel fluisterde hij in de opening van het kastje: "Geef mij een stapeltje geldstukken!" klapte driemaal in zijn handen en even later lag aan de voeten van de stomverbaasde ambtenaren een kleine geld stapel!
Nu nam de oudste van de ambtenaren het woord: "In dit rijk mag alleen de koning geld maken. U hebt tegen deze wet gezondigd en daarom wordt het kastje in beslag genomen. Dan kunnen wij tegelijkertijd eens nagaan welke vreemde zeesteen of andere ontoelaatbare tovermiddelen zich daarin bevinden."
Urashima schrok hevig en smeekte de ambtenaren het kastje toch vooral niet te openen. De prinses had hem daar immers voor gewaarschuwd!
Doch de ambtenaren antwoordden: "De rentmeester heeft ons opgedragen alles haarfijn te onderzoeken. Zijn bevel is wet en niet dat van een vreemde zeeprinses!"
Met forse rukken werd het kastje open gebroken. Toen eindelijk het deksel losschoot, werd daaronder een tweede kastje zichtbaar, rijk versierd met parels. De ambtenaren namen het er uit en bekeken het van alle kanten. Plotseling viel Urashima voor hen op de knieën en smeekte: "Niet openen! Niet openen!"
Maar de mannen hoefden het niet eens te openen. Het deksel sprong vanzelf omhoog, alles werd gehuld in een blauwe glans en het volgende ogenblik cirkelde een witte wolk uit het kastje omhoog. Eerst werden de geldstukken in de vreemde damp opgenomen. Verbijsterd keken de mannen naar de lege plek op de vloer. Toen de wolk Urashima bereikte, voltrok zich een wonder. In zijn jonge gezicht verschenen ontelbare rimpels, zijn gele handen werden mager en tanig en spierwit was zijn haar. In enkele ogenblikken was hij een stokoude grijsaard geworden. Hij wankelde, viel om en stierf.
De ambtenaren deinsden ontzet achteruit en lieten het kastje uit hun handen vallen, waaruit nu fijn zand begon te spuiten. Steeds hoger, steeds meer, totdat het kastje, Urashima's lichaam, de ambtenaren, de overhangende rotsen en het hele uitgestrekte pijnbomenwoud bedolven waren...
* * *
Samenvatting
Een Japans sprookje over een reis naar de onderwaterwereld. Wanneer een jonge visser een schitterende zeebrasem vangt, zet hij die terug in de zee. De volgende dag wordt hij door een schildpad uitgenodigd om mee te gaan naar het onderwaterrijk van een prinses. Dat was de zeebrasem die hij teruggezet had. Bij het afscheid krijgt hij van haar een wonderkastje, waarmee alle wensen vervuld kunnen worden; alleen mag het kastje niet opengemaakt worden...
Toelichting
Vergelijk met Jusuf en de witte schildpad.
Trefwoorden
visser, japan, wensen vervullen, volkssprookje, schildpad, wondersprookje, lenteverhaal, wonderkastje, onderwaterwereld, zeebrasem
Basisinformatie
- Herkomst: Japan
- Verhaalsoort: sprookje, volkssprookje, lenteverhaal, wondersprookje
- Leeftijd: vanaf 8 jaar
- Verteltijd: ca. 24 minuten
Thema
Populair
Verder lezen