Tijl Uilenspiegel wordt zelf gestolen
Tijl was op een boerenkermis geducht aan de zwier geweest. Van allerlei kunsten had hij vertoond en iedereen had hem getrakteerd. Hij had, zonder een cent uit te geven, zóveel gegeten en gedronken, dat de knopen hem bijna van z'n broek sprongen. En dat was hem allemaal erg naar z'n zin geweest, maar lang vóór de avond viel, was hij doodop en hij had maar één verlangen: eens rustig een dutje te doen. Maar dat lukte hem niet. Telkens als hij ergens in het gras was gaan liggen om een uiltje te knappen, dan werd er weer geschreeuwd: "Waar is Tijl de grappenmaker nou?" En dan kwamen er weer een paar kermisgangers hem zoeken en was het: "Vooruit Tijl, ga nou mee. 't Is maar één keer in het jaar kermis. Wij trakteren." En Tijl moest weer mee, de kermis op...
Ten langen leste, toen hij weer eens er tussen uit geknepen was, wist hij niet beter te doen dan weg te kruipen in een grote lege bijenkorf. Daar zat hij benauwd, maar rustig. Hij hoorde af en toe nog de een of anderen boer schreeuwen: "Waar zit nou die Tijl?" maar hij hield zich stiekem.
En zo viel hij in een heerlijke slaap, terwijl op de kermis het feest in volle gang bleef... Maar ver na middernacht, toen de kermis was afgelopen en het hele dorp eindelijk sliep, dachten een paar dieven hun slag te kunnen slaan, door een goedgevulde bijenkorf te stelen. Tijl werd wakker door hun gestommel. "We moeten er de zwaarste uitpikken," hoorde hij de ene zeggen. "Prachtig," zei de ander, "en hier heb ik alvast een stevige draagberrie."
Tijl hield z'n adem in. Hij hoorde, hoe de dieven de ene korf na de andere probeerden op te tillen en eindelijk stilhielden bij de korf waar hij in zat. Hij voelde zich optillen en met een smak weer neerzetten. "Dit is de zwaarste van allemaal. Die moeten we hebben," zei de ene dief. "Asjeblieft," zei de ander, "dat vrachtje zal niet meevallen, maar er zit dan ook voor een aardige stuiver in."
En eer Tijl goed en wel begreep, wat er met hem gebeurde, voelde hij zich schommelen, regelmatig op en neer: hij werd weggedragen! Dat is me een toestand, dacht Tijl, hoe moet dat nu aflopen? Dat loopt minstens op een pak slaag uit, als die dieven merken, wat voor honing ze gestolen hebben!
Af en toe voelde hij een schok. "Kijk beter uit, ezel," riep dan de ene dief. "'t Is ook zo hels donker," zei dan de andere. Plof, daar voelde Tijl z'n korf neersmakken, het geschommel hield op. "Even uitrusten," hoorde hij zeggen. En toen volgde een heel gemopper. "Nou moet jij maar 'es voorop lopen." - "Ik wou dat we d'r al waren, 't is bijna geen doen." - "Ja, jij wou met alle geweld de zwaarste hebben." - "Nee, we hadden een lege moeten nemen, hè?" - "En 't is zo eeuwig donker, een mens ziet niet, waar-ie loopt." - "O, jij had zeker liever lichte maan gehad?" - "Vent klets toch niet." - "Ja, maar hebben we de goeie weg wel?" - "Nou, vooruit, gaan we verder of niet? Ik doe het ook niet voor m'n plezier, hoor." - "Vooruit dan maar weer."
Zuchtend namen ze hun vracht weer op en daar voelde Tijl zich weer schommelen. Voorzichtig duwde hij de kap van de korf omhoog en keek eens. Veel zag hij niet, maar toch genoeg, om de voorste dief eens stevig aan z'n haar te trekken. "Hou nou op met die aardigheden, hè," riep die. "Wat is er dan?" - "Dat je van m'n haren afblijft." - "Ik doe niks. Hoe kan ik nou wat doen, ik heb allebei mijn handen nodig om de berrie vast te houden." De ander mompelde wat.
Toen stak Tijl een hand uit en trok de achterste dief aan z'n baard. "Au!" riep die. "Wat au?" - "Niks. Maar lap het me niet wéér!" Tijl trok weer eens aan het haar van de voorste drager en meteen daarop aan de baard van de achterste. Pats, daar ging de korf tegen de grond en de twee dieven vlogen elkaar aan. "Nou is mijn geduld uit." - "Ja, mijn geduld ook." En daar rolden de twee over de grond en sloegen elkaar in het donker bont en blauw. Tijl liet ze vechten, kroop stilletjes ongemerkt uit z'n omvergevallen korf en maakte zich uit de voeten. Hoe 't met de dieven afgelopen is, heeft nooit iemand vernomen...
* * *
Samenvatting
Een Vlaams schelmenverhaal waarin Tijl twee dieven tegen elkaar uitspeelt. Op de kermis vertoont Tijl zijn kunsten, maar een grappenmaker wil ook wel eens rustig een dutje doen. Hij kruipt in een lege bijenkorf en valt in een diepe slaap. Voordat hij het in de gaten heeft wordt de korf met Tijl erin gestolen door twee dieven.
Toelichting
Van oorsprong is Tijl Uilenspiegel een Noord-Duitse grappenmaker die in de late middeleeuwen in verschillende Hanzesteden zijn fratsen uithaalde. In de 19e eeuw publiceerde de Vlaming Charles de Coster zijn Schelmenroman Tijl Uilenspiegel, waarin de hoofdfiguur in het Vlaamse Damme geboren wordt, en opgroeit tot geus in het verzet tegen de Spaanse overheersing.
De vele korte verhalen die van Uilenspiegel in omloop zijn zullen vaak van oorsprong Duits zijn maar door simpelweg de plaatsnamen te vervlaamsen (bijvoorbeeld Damme i.p.v. Erfurt) lijkt het vanzelfsprekend dat ze uit België komen.
Trefwoorden
belgië, baard, kermis, tijl uilenspiegel, deugniet, haar, bijenkorf, bij, volksverhaal, schelm, grappenmaker, geus, dief, draagberrie, schelmenverhaal, uilenspiegel-verhaal, vechten
Basisinformatie
- Herkomst: België
- Verhaalsoort: uilenspiegel-verhaal, schelmenverhaal, volksverhaal
- Leeftijd: vanaf 10 jaar
- Verteltijd: ca. 5 minuten
Thema
Feest / viering
Meer verhalen van Tijl Uilenspiegel
Populair
Verder lezen