donderdag 21 november 2024

Volksverhalen Almanak


Spookverhalen uit Breukelen en omgeving


In Breukelen zijn meerdere vreemde dingen gebeurd, die men allicht niet zou geloven, en daarom is het goed ze vast te leggen.
* * *
Eens waren er 's avonds, dicht bij het kasteel Nijenrode, runderen aan het grazen, toen er enige mannen aankwamen, om een koe te halen. Een van hen riep plotseling uit: "Een licht op de weg!"
In die dagen was het kasteel niet bewoond, en daarom meende men, dat de wolken vóór de maan wel zouden zijn weggevloeid. Men aanschouwde evenwel, toen men het hoofd ophief, een zware lucht. Daarna wendde men zich naar het kasteel. Uit de vensters van het slot blonken lichten, fel, als werd er in de zalen feestgevierd. Vol schrik gingen de mannen de weide in, om de koe te halen. Zo snel als ze konden, liepen ze naar het dorp terug.
Ze wendden zich om, toen ze een eind verwijderd waren. Ze bemerkten geen lichten meer. Het kasteel was duister en zag er uit als gewoonlijk.
* * *
Het is daar ook gebeurd, dat een man en een jongen bij Loosdrecht tezamen waren uitgegaan, op een weg, waarlangs turfschuren stonden. De man moest even in een van de huizen in de buurt zijn, en hij zei tot de jongen: "Ga jij maar door! Ik kom dadelijk achter je aan!"
"Best!" zei de jongen, en dacht aan niets. Plotseling keek hij op, en tussen twee schuren bemerkte hij een duistere gedaante. Hij liep haastig verder. Tussen de volgende was er niets, maar daarachter zag hij weer hetzelfde beeld, en dat herhaalde zich voortdurend.
Toen de man hem inhaalde, vroeg de jongen hem: "Heb jij niets gezien?"
"Nee!" antwoordde de man.
Bevend vertelde de jongen, wat hij aanschouwd had, en daarom liepen beiden vlug verder, opdat de spoken hen niet zouden kunnen inhalen.
* * *
Op de vaart naar Amsterdam geraakte te Weesp de schuit vast, en hij kon niet verder, niettegenstaande alle pogingen. De schipper werd radeloos. Hij moest zijn vracht tijdig afleveren. Waren er dan duivelsmachten, die het schip belaagden? Zijn knecht werd al angstig. "Dat hebben we nooit op deze plaats gehad!"
"Wees stil! We kunnen hier niet ten eeuwigen dage blijven!"
Ineens klonk er een stem uit de lucht, met aandrang, gelijk een mens, die een ander iets beveelt. De baas en de knecht keken elkaar aan, met een vrees, die ze niet voor elkaar behoefden te verbergen. De stem had geklonken, en ze was - ze wisten dit beiden - niet van een levend mens geweest.
"Weg bakker!" zo klonk ze. Inderdaad stond er een bakker op de stoep. Hij keek naar de schuit. De schipper schreeuwde hem woedend toe: "Hoor je het niet, weg bakker!" en langzaam ging de bakker in zijn huis. Nauwelijks was hij heengegaan, of de schuit raakte vlot.
* * *
In Breukelen bezocht een aanspreker een zieke. Dat had hij niet moeten doen! Want de aansprekers lokken de dood en deze kan worden getrokken naar een mens, aan wie hij vroeger niet heeft gedacht. De dood heeft wijde vleugels... de spitse punten aan de uiterste rand kunnen soms een mens op verre afstand nog raken.
De aanspreker ging aan het bed van de zieke zitten en troostte hem.
"Ge zult niet sterven!"
"Ge zit in de stoel van mijn broer," zei de zieke. "Ga hier vandaan!"
Maar de aanspreker had reeds in de stoel gezeten, natuurlijk niet met kwade bedoeling. Men durfde het de broer niet te zeggen. Wat zou hij wel denken, als hij het hoorde... Enige dagen later werd hij ziek, en zij, die hem liefhadden, snikten. De zieke keek hen verwonderd aan.
"Morgen ben ik wel weer beter!" Allen, die om hem stonden, wisten, dat hij zat onder de schaduw des doods, want de zonlichte rivier van het leven was hij geheel afgeroeid... "Waarom kijken jullie mij zo aan?" Men wilde hem sparen. Men antwoordde hem niet. Hij strekte de handen naar hen uit. "Zeg het me," bezwoer hij. Niemand vertelde hem dat de aanspreker op zijn stoel had gezeten. Doch hij stierf natuurlijk, en allen, die hem gekend hadden, schreiden.
* * *
In Breukelen stierf een oude vrouw, maar na haar dood kon ze bijkans uit huis niet scheiden. Ze bleef dwalen door kamer en keuken, en zag de dingen aan, die het leven toebehoorden. Doch in de nacht moest ze wel wijken, en ze schreed naar de deur, waar zij de grendels terugschoof. "Kroe – kroe," klonk het roestig geluid.
De kleindochter ging naar de deur.
"Ik heb de grendels toch wel gesloten?" dacht ze. "Ik moet het nog maar eens doen!"
Ze sloot de deur weer op de gewone wijze. Maar onzichtbare vingers grepen haar vast en de grendel, die zij in haar hand hield, werd haar ontrukt, zodat ze vluchtte van deze plek, waar de dode nog toefde.
*   *   *
Samenvatting
Vreemde dingen die geen extra woorden nodig hebben.
Toelichting
Uit: Josef Cohen, Nederlandsche Sagen en Legenden II (Zutphen 1919), pp. 166-169.
Trefwoorden
Basisinformatie
Thema
Populair
Verder lezen