donderdag 21 november 2024

Volksverhalen Almanak


Sergewan, de jager


Op een dag ging Sergewan op jacht. Hij was de zoon van Serjej, de kleinzoon van Andrej, de achterkleinzoon van Matwej, het achterachterkleinkind van Ewan en het achter-achter-achterkleinkind van Peur. Hij liep over oude paden, die ook al gevolgd waren door zijn vader, zijn grootvader, zijn overgrootvader en zijn over-overgrootvader. Een hele dag zwierf hij door de toendra, en een tweede dag, en een derde. Het eten, dat hij van huis had meegenomen, was allang op en nog steeds had hij geen enkel dier geschoten.
Sergewan werd boos en ongeduldig. "Van vader en grootvader weet ik, dat er in deze omgeving zoveel rendieren zijn, dat men nauwelijks genoeg pijlen mee kan nemen. En nu vind ik alleen maar sporen van dieren en verder niets."
Opeens zag Sergewan een pad, waarlangs hij nog niet was gegaan. Sporen van andere levende wezens zag hij er ook niet, het was geheel overwoekerd met gras. Sergewan volgde dit pad.
Na een heel lange tocht kwam hij bij een met mos begroeid huisje. Voor het huisje zat een oude vrouw op een steen. Ze was stok- en stokoud. Toen ze de jager zag, sprak ze: "Het pad heeft je dus toch naar mij gevoerd, Sergewan!"
Verbaasd keek Sergewan haar aan. "Goedendag, grootmoeder," zei hij. "Ik heb je nooit eerder gezien en weet niet wie je bent."
"Jij weet het niet," antwoordde de oude vrouw, "maar ik weet het wel. Ik ben je over-over-overgrootvaders verloofde."
De oude vrouw bestond uit weinig meer dan vel en benen, zag Sergewan. Misschien had zij lange tijd niet gegeten en had zij honger. Hij zocht eens in zijn tas en vond helemaal onderin een stuk droog brood. Dat gaf hij aan de vrouw. Zij nam het stuk brood aan en begon eraan te knabbelen. De korst brood was hard en zij had geen tanden meer.
"Toen je jong was, was je zeker erg mooi?" vroeg Sergewan.
"Mooi of niet, ik kan het je niet zeggen, maar jong was ik, dat is zeker."
"Waarom ben je nooit met over-over-overgrootvader getrouwd?"
"Daar was een reden voor. Als ik zei - het is koud, zei hij - het is warm; als ik zei - het regent, zei hij - het sneeuwt; als ik zei - sla rechts af, sloeg hij linksaf. Ach, mijn beste, beste Peur, wat hadden we het samen goed kunnen hebben als je mij maar eens één keer gelijk had gegeven!"
Toen zij dit alles verteld had, barstte de oude vrouw in tranen uit. Zij schreide zo verschrikkelijk, dat Sergewan het niet uithield en ook begon te huilen.
Dat werkte de oude vrouw op de lachspieren. Zij zei: "Waarom huil je om iets dat honderd jaar geleden gebeurd is? Pas maar op, dat de raven het niet horen. Anders vertellen ze het aan iedereen in de toendra en dan lachen ze je allemaal uit!"
En zo praatten ze samen en ze lachten door hun tranen heen en ten langen leste werd het tijd om te gaan slapen.
's Morgens bij het opstaan, zei Sergewan: "Ik moet nu op jacht, naar er is geen wild meer in de toendra. Het lijkt me toe, dat de rendieren uitgestorven zijn."
"Zeker is er wild," sprak de oude vrouw. "De rendieren zijn beslist niet uitgestorven."
"Hoe is dat mogelijk!" sprak Sergewan geërgerd. "Drie dagen lang heb ik gejaagd, ik heb mijn ogen goed de kost gegeven, maar toch heb ik geen enkel dier kunnen schieten."
"Dan ben je niet de goede kant op gegaan en heb je niet goed gekeken," hield de oude vrouw vol. "Je over-over-overgrootvader, mijn verloofde, lokte de dieren met gezang en als hij ze besloop, zorgde hij er voor de wind in de rug te hebben. Daarom heeft jouw over-over-overgrootvader..."
Sergewan wachtte niet eens tot de oude vrouw uitgesproken was. Hij pakte zijn pijl en boog en rende weg. Urenlang liep hij her en der en overal. Hij zong het ene lied na het andere om de rendieren te lokken. Eindelijk werd hij moe en zweeg. Opeens zag hij een rendier. Hij sloop er op af en zorgde, dat hij de wind in de rug voelde. Nauwelijks was hij echter dichtbij gekomen, of het rendier kwispelde met de staart en vluchtte.
Bijzonder slecht gestemd keerde Sergewan naar de oude vrouw terug. "Bedankt voor je goede raad," sprak hij boos. "Alles is verkeerd gegaan!"
De oude vrouw moest om hem lachen. "Mijn lief achter-achter-achterkleinzoontje, je bent precies je over-over-overgrootvader. Die kon ook nooit wachten tot ik uitgepraat was. Je hebt vanmorgen niet goed naar me geluisterd, Sergewan. Het is nu avond en luister nu tot het einde naar mijn verhaal. Ik begin bij de woorden, die ik het laatste sprak, voor je wegging: Daarom heeft jouw over-over-overgrootvader nooit veel gevangen. Met gezang kan men een dier niet lokken, integendeel, men verjaagt het er mee. En als je de wind in de rug hebt bij het jagen, krijgt het gejaagde dier de menselijke geur in de neus. Een dier moet je geluidloos besluipen en daarbij moet je de wind in het gezicht voelen, zodat jouw geur het dier niet bereikt."
Sergewan lachte tevreden. "Ik ga meteen weer op jacht," zei hij. "En dan doe ik precies wat je me gezegd hebt."
"Ach mijn lieve Sergewan, wat lijk je toch precies op je over-over-overgrootvader! Wie gaat nu bij het aanbreken van de nacht op jacht? 's Avonds moet je slapen. De ochtend is het beste tijdstip voor de jacht."
Deze keer gaf Sergewan gevolg aan de raad van de oude vrouw. Hij ging slapen en ging bij het krieken van de dag op jacht. Hij maakte daarbij geen enkel gerucht. In de verte zag hij al een rendier, daarna een poolvos. Met de wind van zich af besloop hij zijn prooi. Zo kon hij er dicht bij komen. Hij spande de boog en schoot. Die avond bracht hij een rijke buit mee. Samen met de oude vrouw at hij smakelijk van de rendiersoep.
*   *   *
Samenvatting
Een sprookje uit Lapland over een over-over-overgrootmoeder. Wanneer een jager geen wild kan vinden, komt hij plotseling een heel oud en mager vrouwtje tegen. Het blijkt de verloofde te zijn van zijn over-over-overgrootvader. De jongen deelt zijn brood met haar en krijgt advies over de kunst van het jagen. Hij lijkt echter op zijn over-over-overgrootvader en luistert in eerste instantie niet goed.
Toelichting
Russisch Lappensprookje.
Trefwoorden
Basisinformatie
Thema
Populair
Verder lezen