Robin Hood verslaat Guy of Gisborne
Het was lente. Het struweel stond vol in het blad en het gras was een en al frisheid. En dan is er niets zo plezierig, als zomaar wat rond te lopen in het heerlijke bos, om er te luisteren naar de wildzang van honderden vogels. De wielewaal zong er het hoogste lied en hij wist niet van ophouden - een levend pijporgel verscholen in het groen. Hij zong zo luid dat Robin Hood - die onder een hoge boom sliep - zijn ogen uitwreef en wakker werd.
"Mijn God," riep hij, "ik had me toch een droom! Ik kwam een oersterke kerel tegen, een edelman zo te zien, die in het vechten zijn mannetje stond. Hij sloeg me en bond me vast en hij nam me mijn pijl en boog af. Zowaar ik Robin Hood heet, de vogelvrije, ik zal me wreken op die vent - dat zal ik, geloof me!"
"Dromen zijn bedrog, meester," suste Little John, "niets anders dan wind die over heuvels waait. Hoe rumoerig het in de nacht ook toegaat, de andere dag is het weer stil, alsof er niets is gebeurd."
"Maak u gereed en rust u toe, mannen," riep Robin Hood, "Little John zal mijn adjudant zijn. Ik zal die krachtpatser weten te vinden, middenin het groene woud, geloof me!"
De mannen deden hun groene tabbaard aan, ze namen hun boog en ze trokken heen naar het groene woud, onder vrolijk gezang, om er te schieten en te jagen. Al snel kwamen ze in het hart van het bos, een aards paradijs. Daar zagen ze een jong en sterk manspersoon, geleund tegen een hoge boom, die er zonderling uitzag. Hij was gekleed in een ruige paardenhuid met staart en manen en al. En aan zijn zijde droeg hij een zwaard en een degen. Zou het een dolende ridder zijn, die zijn huid pas mocht afleggen als hij zijn gelofte had vervuld?
"Blijft u hier staan, meester," zei Little John, "hier onder deze hoge boom. Ik zal wel naar dat heerschap toe gaan, om uit te zoeken wat hij in zijn schild voert!" - "Little John, je weet niet wat je zegt. Is het mijn gewoonte, mijn mannen er op uit te sturen en zelf buiten schot te blijven? Van een knecht kan men een knechtenwoord verwachten. En als ik niet het risico wilde lopen mijn boog te breken, dan zou ik je je kop inslaan!"
Woorden kunnen diepe wonden slaan, niet in het minst tussen vrienden. En zo gingen ze uit elkaar, Robin Hood en Little John, om erger te voorkomen.
Little John trok naar de omgeving van Barnesdale, waar hij zich thuis voelde en elk pad hem vertrouwd was. Toen hij in Barnesdale kwam, kreeg hij het zwaar te verduren: twee van zijn makkers waren allebei doodgeslagen. Will Scarlet was ontkomen. Hij vluchtte, te voet, over stokken en stenen, want de doldrieste sheriff, met zijn zevenmaal twintig man, ging als de weerlicht achter hem aan. "Ik zal zo schieten, met Gods hulp," riep Little John, "dat Scarlet zijn snelle vlucht kan staken." Hij spande zijn lange, fraai gewelfde boog en maakte hem schotklaar. O, het was een prachtige boog, vervaardigd van een soepele tak, die reikte van het hoofd tot de voeten. Maar het ging niet zoals het gaan moest. "Wee u, wee u, boos stuk hout," riep Little John, "gij laat mij in de steek: deze dag is een ongeluksdag!" Het was maar een flodderig schot dat hij loste, al deed de pijl desalniettemin zijn werk. Hij raakte een van de mensen van de sheriff, de goede William-a-Trent, totdat de dood erop volgde. William had die dag veel beter ziek op zijn bed kunnen blijven, dan op te trekken naar het groene bos, waar hij de pijl van Little John zou ontmoeten. Tegen overmacht is geen kruid gewassen. De sheriff kreeg Little John weldra te pakken en hij bond hem vast aan een boom. "We zullen je slepen door poelen en petten en je hangen, hoog op een heuvel!" riep hij. "Spreek niet te boud," antwoordde Little John. 'Als Christus dat wil, dan zal uw toeleg mislukken!"
Laat ons nu eens zien hoe Robin Hood is afgegaan op die uit de kluiten gewassen en zonderling uitgedoste edelman, die leunde tegen de hoge boom.
"Goedemorgen, brave borst," sprak Robin, hoffelijk als hij was. "Aan de boog te oordelen, die u in uw hand draagt, moet u een voortreffelijk schutter zijn." - "Ik ben volkomen de weg kwijtgeraakt," sprak de jongeman, "ik weet van geen uur of tijd." - "Dan wil ik u wel door het bos voeren," zei Robin, "ik zal graag uw gids zijn."
"Ik ben op zoek naar een vogelvrij verklaarde," lichtte de vreemdeling toe, "de mensen noemen hem Robin Hood. Veel liever dan veertig pond is mij een ontmoeting met die hovaardige banneling, de schrik van het land, naar men zegt."
"O, kom dan maar mee, stoere knaap, dan zult u Robin Hood weldra met eigen ogen kunnen zien. Maar laten wij ons eerst verpozen, onder deze hoge groene boom. Ik zou zeggen: wij houden een schietwedstrijd tussen ons beiden, om het meesterschap. Dan zou het wel eens kunnen zijn, dacht ik zo, dat wij, plotseling en geheel onverwacht, met die schurkachtige Robin Hood van u te maken krijgen! De beste boogschutter, zegt men, van de hele wereld." De vreemdeling ging daarmee akkoord; hij wilde zich best wel eens meten met zijn onbekende tegenstander, die zo'n groot woord had. Samen improviseerden zij toen, op passende afstand, van takken en twijgen, niet ver van een kwistig bloeiende hondsroos, een royaal doelwit om op te schieten.
"Gaat u voor, goede vriend," zei Robin Hood.
"O nee," antwoordde zijn tegenstander, "u als uitdager, moet beginnen."
De eerste keer dat Robin schoot, was hij maar een duimbreed van het doel. Al was de jongeman een goed boogschutter, dit schot kon hij eveneens niet evenaren, laat staan overtreffen. Het tweede schot was voor de jongeman. Hij schoot tot in de 'guirlande', die het doelwit omgeeft. Maar Robin Hood spleet de tak die het doelwit markeert. "Wees geprezen," zei de vreemdeling spontaan, "uw schot is uitnemend. En als uw hart zo goed is als uw hand, dan zult nog beter zijn dan die veelbesproken Robin Hood! Zeg mij thans uw naam," zei de jongeman, "hier onder deze lindeboom."
"Nee," zei Robin Hood, "ik noem pas mijn naam, nadat u mij de uwe verteld hebt." - " Ik hoor thuis in bergen en dalen," verklaarde de jongeman, "en ik heb gezworen, bij Sint Sebastiaan, dat ik Robin de struikrover levend zal vangen en voor de sheriff van Nottingham zal brengen. Mijn naam is: Guy of Gisborne!" - "Ik ben de zoon van dit woud," zei Robin. "Ik ben Robin Hood van Barnesdale, naar wie u zo lang gezocht hebt!"
Voor wie geen voorkeur had voor een van de beide kloeke jongemannen, in de kracht van hun leven, was het een lust om te zien hoe zij elkaar met blinkende klingen te lijf gingen. Hoe zij sloegen en hieuwen, wendden en keerden, twee uren achtereen, snel en bedreven, als felle wolven, op een schone zomerse dag in het groene bos, zonder dat een van beiden er ook maar een ogenblik aan dacht op te geven of zich aan de strijd te onttrekken. Totdat Robin Hood, die geen oog had voor een omhoogstekende wortelstronk, opeens struikelde en viel. Guy, vlug en gevat, trof hem toen zo hevig over zijn linkerkant, dat de beslissing nabij leek. "Moeder Gods," kreet Robin, "sta mij bij, want er is geen mens die sterft vóór zijn tijd!"
Dit gaf hem zo'n kracht, dat hij weldra weer opsprong en de op niets verdachte Guy van achteren zodanig sloeg en stak, dat hij voor dood bleef liggen en niet meer opstond. Robin nam het hoofd van sir Guy bij het haar en prikte het op het eind van zijn boog. "Gij zijt een verrader geweest, al uw leven, en daar moest nodig een einde aan komen!" Robin haalde toen een Iers mes tevoorschijn en kerfde sir Guy in het gelaat, zodat niemand, van een vrouw geboren, ooit zou kunnen zeggen wiens hoofd het was. "Lig daar nu, sir Guy, wees maar niet boos op mij. Al heb ik u links en rechts geprikt, uw doodskleed zal er des te schoner om zijn."
Robin ontdeed zich van zijn groen gewaad en wierp het over sir Guy. Zelf hulde hij zich, van top tot teen, in sir Guy's ruige paardenhuid, met staart en manen en al. "Zijn boog, zijn pijlen, zijn schone kleine hoorn, die zal ik van nu af aan dragen, bij wijze van trofee!" riep hij uit. "En nu ga ik onmiddellijk naar Barnesdale," vervolgde hij, "om te zien, hoe het mijn getrouwen daar is vergaan." Robin Hood zette de hoorn van sir Guy aan zijn mond en hij blies erop, lang en luid. Dat hoorde de sheriff van Nottingham, toen hij uitrustte, samen met zijn trawanten, aan de voet van een heuvel.
"Luister, luister," riep de sheriff, "ik hoor blijde tijding, want in de verte verneem ik de hoorn van sir Guy: hij heeft wis en zeker Robin Hood verslagen! Sir Guy, ondanks zijn jeugd, de glorieuze overwinnaar die het recht herstelt en de rover schaakmat zet, volgens zijn gelofte gehuld en gekleed in een ruige paardenhuid, net zo lang totdat hij Robin Hood heeft verslagen! Laat hij maar komen, de dappere sir Guy: geen beloning is groot genoeg, hij kan krijgen alles wat hij maar wenst!"
En ja, daar stond sir Guy, alias Robin Hood, al vóór hem. "Ik begeer geen gram goud, heer," zei Robin Hood, "en ook verder wens ik geen beloning. Maar nu ik de meester heb verslagen, is de knecht aan de beurt, Little John. Ziedaar het loon dat ik begeer."
"U bent een dwaas," zei de sheriff, "u behoort een ridderloon te ontvangen. Maar goed, u moet het zelf weten, uw verzoek is toegestaan."
Toen Little John zijn meester zo hoorde spreken, luid en stellig, begreep hij dadelijk, aan de stem en aan de keus van zijn woorden, dat hij het was, Robin Hood, de voortreffelijke, die altijd en overal raad wist.
"Nu word ik toch nog verlost," dacht Little John, "met behulp van Christus die in de hemelen is!" Robin repte zich naar Little John, van plan hem zo spoedig mogelijk te bevrijden. De sheriff en zijn gezelschap kwamen als de kippen achter hem aan. "Sta stil, mijne heren, blijf op een grote afstand. Waarom komt u mij zo nader? Het is in ons Christenland bepaald geen gewoonte, dat een buitenstaander iemands biecht beluistert!"
Robin haalde zijn Ierse mes te voorschijn en maakte Little Johns handen en voeten los. Hij stelde hem de boog van sir Guy ter hand en vroeg nog eens weer, of deze onwaardige dienstknecht, deze slavenziel, zijn geschenk mocht zijn. Het antwoord werd niet afgewacht. Little John nam de boog van sir Guy in de hand plus zijn schichten en zijn pijlen. Toen de sheriff zag, hoe manhaftig Little John zijn boog spande, maakte hij zich op om snel heen te gaan. Hij begaf zich, haast-je rep-je, naar zijn woning in Nottingham, de staart tussen de benen. En met hem ging zijn hele gevolg, niemand die wilde blijven, om alsnog een robbertje te vechten. De sheriff echter kon wel lopen zo hard als hij wilde; Little John, met een brede weigevederde pijl, een pijl van sir Guy, schoot hem pardoes in zijn achterwerk, dat hij veertien dagen niet kon liggen of zitten en 's nachts geen oog dichtdeed.
* * *
Samenvatting
De avonturen van Robin Hood (2). Robin Hood ontmoet een man in een paardenhuid, die naar hem op zoek blijkt te zijn. Ze houden een wedstrijd boogschieten en wanneer Robin Hood heeft gewonnen maakt hij pas bekend dat de man naar hem op zoek is. Wat volgt is een gevecht en wanneer de man in de paardenhuid (Guy of Gisborne) verslagen is, gaat Robin achter de opdrachtgever en zijn grootste vijand aan: de sheriff van Nottingham.
Toelichting
Robin Hood is de legendarische roodharige Engelse bandiet die zich ergens in de 13e eeuw met zijn bende ophield in de bossen van Sherwood (Nottinghamshire) en Barnsdale (Yorkshire). Hij leefde van de jacht, stal van de rijken en beschermde de armen en zwakken. Als boogschutter was hij bijzonder kundig. Robin Hood en zijn bende stonden buiten de wet - hun vijanden waren de sheriff van Nottingham en de abt van St. Mary's in York - maar desondanks achtten zij zich door een onwrikbare loyaliteit verbonden met de vorst. Hij eerde de koning (vergelijk de eerste strofe van Het Wilhelmus), al kantte hij zich fel tegen diens onwaardige vertegenwoordigers. Robin Hood gedroeg zich als een trouw onderdaan, een vroom christen en een nobel mens.
Robin Hood was de aanvoerder van een in het groen geklede bende, onder wie Little John (de nagelsmid), Will Scarlet, Much, Midge (de molenaar), George-a-Green en Friar Truck. De bende bestond voor een deel uit gelijkwaardige of zelfs superieure tegenstanders die Robin Hood met list of fysieke behendigheid tot onvoorwaardelijke vriendschap had weten te bekeren. Robins geliefde, Maid Marion - volgens sommigen de dochter van ene lord Fitzwater - is hem in zijn avontuurlijke leven trouw gevolgd.
Robin Hood is een vrije en blije schepping van de Engelse volksfantasie, die daarbij uitging van zekere feiten en ook van personen uit de tijd van ontstaan. In die periode (12e en 13e eeuw) zochten aardig wat Angelsaksische landeigenaren (die sinds de verovering van Engeland door de Normandiërs in 1066 werd achtergesteld) een goed heenkomen in bossen en wildernissen, vanwaar zij soms een ware guerilla voerden tegen de vreemde overheersing. Zo wordt er voor Yorkshire, in het jaar 1230, een 'Robertus Hood fugitivus' (ofwel Robin Hood de voortvluchtige) opgegeven, om wie zich al spoedig, in de volksmond en bij rondtrekkende zangers (de zogeheten 'minstrels') allerlei verhalen kristalliseerden en die aldus uitgroeide tot een ware volksheld, enigszins te vergelijken met de Nederlandse Elegast in 'Carel ende Elegast'.
De sociaal-kritische toon van heel wat Robin Hood verhalen hangt duidelijk samen met de geest van de boerenopstanden van die dagen.
Een andere en verwante boogschutter vinden we in Wilhelm Tell.
Trefwoorden
robin hood, volksverhaal, gevecht, little john, verenigd koninkrijk, heldensage, lenteverhaal, paardenhuid, pijl en boog, dromen, guy of bisborne, legende, vogelzang, sheriff
Basisinformatie
- Origineel: Robin Hood and Guy of Gisborne
- Herkomst: Verenigd Koninkrijk
- Verhaalsoort: heldensage, volksverhaal, legende, lenteverhaal
- Leeftijd: vanaf 10 jaar
- Verteltijd: ca. 14 minuten
Populair
Verder lezen