donderdag 21 november 2024

Volksverhalen Almanak


Riket met de Kuif


Er was eens een koningin en die kreeg een zoon, die zo lelijk en mismaakt was, dat men er lang aan twijfelde of hij wel op een mens leek. Een fee, die erbij was toen hij geboren werd, verzekerde haar dat hij toch heel aardig zou worden, omdat hij veel geest en verstand zou hebben; ja, zij voegde er zelfs aan toe, dat zij hem de gave had geschonken om aan de vrouw, van wie hij het meeste zou houden, evenveel verstand te geven als hij zelf had.
Dat alles troostte de arme koningin een beetje, want die was heel bedroefd omdat zij zo'n lelijk mormeltje ter wereld had gebracht. En inderdaad, amper begon het kind te praten of het zei al duizenderlei leuke dingen, en in alles wat hij deed had hij zo iets geestigs, dat iedereen er plezier in had. Ik vergat nog te zeggen dat hij geboren werd met een kuifje op zijn hoofd, zodat men hem Riket met de Kuif noemde, want Riket was zijn achternaam.
Zeven of acht jaar later kreeg de koningin van het naburige koninkrijk twee dochtertjes. De eerste was zo mooi als het daglicht zelf; men vreesde haast dat de koningin van al te grote vreugde haar gezondheid zou schaden, zo blij was zij er mee.
Dezelfde fee, die al bij de geboorte van de kleine Riket met de Kuif geholpen had, was er nu ook weer, en om de vreugde van de koningin wat te temperen, verklaarde zij dat die kleine prinses helemaal geen verstand zou tonen en even dom als mooi zou zijn.
Dat griefde de koningin zeer, maar een paar ogenblikken later had zij nog veel meer verdriet, want het tweede dochtertje, dat zij ter wereld bracht, was ontzettend lelijk.
"Wees maar niet bedroefd, Mevrouw," zei de fee, "uw dochter zal daarvoor met iets anders beloond worden: zij zal zo geestig zijn, dat men nauwelijks zal merken wat zij aan schoonheid te kort komt."
"God geve het!" antwoordde de koningin, "maar is er dan niet een manier om ook aan de oudste, die zo mooi is, een beetje verstand te geven." - "Als het over verstand gaat dan kan ik niets voor haar doen, Mevrouw," zei de fee, "maar als het schoonheid betreft, dan kan ik alles, en omdat ik alles wil doen om u terwille te zijn, zal ik haar de gave schenken om schoonheid te geven aan iemand die haar bevalt."
Naarmate de twee prinsessen groter werden, werden ook hun goede eigenschappen steeds sterker en overal sprak men van niets anders dan de schoonheid van de oudste en de geestigheid van de jongste. Weliswaar namen ook hun gebreken met hun leeftijd toe. De jongste werd zienderogen lelijker en de oudste van dag tot dag dommer. Die antwoordde ofwel helemaal niet als men haar iets vroeg, of zij zei een dwaasheid. Daarbij was ze zo onhandig dat ze geen vier porseleinen bordjes op de schoorsteenmantel kon zetten of ze brak er een van, en ze kon geen glas water drinken zonder de helft over haar kleren te morsen. Al is schoonheid voor een jong meisje een grote voorsprong, toch won de jongste het altijd, in elk gezelschap, van haar oudste zuster. Eerst verkozen de gasten de mooiste, om naar haar te kijken en haar te bewonderen, maar al gauw gingen ze naar de geestigste van de twee, om te luisteren naar de talloze leuke opmerkingen die zij maakte; het was opvallend dat er binnen een kwartier niemand meer bij de oudste stond en allen zich rond de jongste schaarden. Hoe dom de oudste ook was, dat merkte zij toch wel, en graag zou zij al haar schoonheid gegeven hebben, als zij maar de helft van de geest van haar zuster had. Hoe verstandig de koningin ook was, zij kon het toch niet laten haar af en toe haar domheid te verwijten en daar was die arme prinses dan dodelijk bedroefd over. Op een dag, toen ze zich in het bos had teruggetrokken om daar over haar ongeluk te treuren, zag zij een klein, foeilelijk, maar prachtig uitgedost mannetje op zich toekomen. Het was de jonge prins Riket met de Kuif, die verliefd op haar was geworden door al de portretten, die er van haar in omloop waren, en toen had hij het koninkrijk van zijn vader verlaten om haar te zien en te spreken. Hij was verrukt dat hij haar zo h lemaal alleen aantrof en sprak haar aan met alle eerbied en hoffelijkheid die je maar kunt denken. Na de gebruikelijke begroetingswoorden merkte hij dat zij heel neerslachtig was, en zei: "Ik begrijp niet, Mevrouw, dat iemand die zo mooi is als u, blijkbaar zo bedroefd kan zijn, want al kan ik mij er op beroemen, dat ik al heel wat mooie vrouwen gezien heb, toch was er niet één, die ook maar bij benadering zo mooi was als u." - "Dat zegt u nu wel, Mijnheer," — antwoordde de prinses, en verder kwam zij niet. "Schoonheid," antwoordde Riket met de Kuif, "is een zo groot voorrecht, dat daarbij al het andere in het niet zinkt, en omdat u dat voorrecht eenmaal bezit, kan ik mij niet voorstellen waarom u toch zo bedroefd bent." - "Ik zou liever net zo lelijk, maar dan ook net zo geestig zijn als u," zei de prinses, "dan zo mooi en zo dom als ik ben."
"Mevrouw, er is geen beter bewijs dat men geest bezit dan juist wanneer je denkt dat je het niet hebt. Het ligt in de aard van die gave, dat men, hoe meer men er van heeft, des te meer gelooft dat men er nog te weinig van bezit." - "Dat weet ik niet," zei de prinses, "maar ik weet wel dat ik heel dom ben, en dat is de reden waarom ik hier zat te treuren."
"Als dat alles is wat u hindert, mevrouw, dan kan ik heel makkelijk aan uw verdriet een einde maken." - "Hoe dan?" zei de prinses.
"Ik heb de macht," zei Riket met de Kuif, "om aan degene van wie ik het meeste houd zo veel verstand te schenken als iemand maar hebben kan, en omdat u diegene bent, Mevrouw, hangt het enkel van u af om zoveel verstand te krijgen als u maar wenst, op voorwaarde dat u met mij wilt trouwen." De prinses stond met stomheid geslagen, en antwoordde niets. "Ik zie wel," hernam Riket, "dat dit voorstel u in verlegenheid brengt, en dat verbaast mij niets; maar ik geef u een vol jaar de tijd om tot een besluit te komen." De prinses had zo weinig verstand maar tegelijk zo veel verlangen om het te krijgen, dat het haar leek of het einde van dat jaar wel nooit zou aanbreken, en daarom nam zij het voorstel aan. Nauwelijks had zij aan Riket beloofd dat zij hem, op de dag af, over een jaar zou trouwen, of zij voelde zich al heel anders dan vroeger; zij merkte dat zij met ongelofelijk gemak alles kon zeggen wat zij maar wilde, en wel op een fijne, ongedwongen en natuurlijke manier. Op staande voet begon zij een hoffelijk en onderhoudend gesprek met Riket en zij babbelde zo geestig dat Riket begon te geloven dat hij haar meer verstand had gegeven dan hij voor zichzelf had overgehouden.
Toen zij in het paleis was teruggekeerd wist de hele hofhouding niet wat ze van die plotselinge en merkwaardige verandering denken moest, want zoveel domheden als men haar vroeger had horen zeggen, zoveel verstandige en geestige dingen zei ze nu. Heel het hof was er dolblij over, behalve haar jongere zuster, want nu die in geestigheid geen voorsprong meer op de oudste had, was zij met haar vergeleken niets anders dan een lelijk aapje.
De koning liet zich voortaan door haar raadgevingen leiden, ja, zelfs hield hij af en toe een ministerraad in haar kamer. Toen het gerucht van deze verandering zich verbreid had, deden alle jonge prinsen van de naburige koninkrijken hun uiterste best om haar uitverkorene te worden en bijna allemaal dongen zij naar haar hand, maar zij vond er niemand bij die verstandig genoeg was en hoorde hen allen aan zonder zich aan een van hen te binden. Maar tenslotte verscheen er toch een, die zo machtig, zo rijk, zo geestig en zo welgeschapen was, dat zij, of ze wilde of niet, wel genegenheid voor hem moest voelen. Toen haar vader dat merkte zei hij, dat zij vrij was om haar eigen echtgenoot te kiezen, zij hoefde maar te zeggen wie zij nemen wilde. Maar hoe meer verstand iemand heeft, des te moeilijker komt hij in zo'n geval tot een besluit en daarom bedankte zij haar vader en vroeg nog wat uitstel om er eens rustig over na te denken.
Toevallig ging zij in hetzelfde bos wandelen waar zij Riket met de Kuif ontmoet had, om er ongestoord te overpeinzen wat haar te doen stond. Terwijl zij daar diep in gedachten wandelde, hoorde zij onder haar voeten een dof geluid alsof er vele mensen heen en weer liepen en druk aan het werk waren. Zij luisterde scherper toe en hoorde iemand zeggen: "Breng mij die ketel." Een ander zei: "Geef mij die braadpan eens aan," en weer een ander: "Leg wat hout op het vuur!" Op hetzelfde ogenblik ging de aarde open en zag zij onder zich een grote keuken vol met koks en koksmaatjes en allerlei soorten bedienden voor een prachtig feest. Er kwam een stoet van twintig of dertig koks te voorschijn die in een laan van het bos rond een heel lange tafel gingen staan en, met een lardeerpen in de hand en een vossenstaart achter het oor, allemaal precies tegelijk begonnen te werken op de maat van een welluidend lied.
Verbaasd over dit schouwspel vroeg de prinses voor wie zij daar aan het werk waren.
"Mevrouw, dat is voor prins Riket met de Kuif," antwoordde de leider van de troep, "morgen viert hij zijn bruiloft."
De prinses werd nog meer verbaasd dan ze al was en ze wist niet waar ze blijven moest toen het haar plotseling te binnen schoot dat zij, op de dag af een jaar geleden beloofd had om met prins Riket met de Kuif te zullen trouwen. Ze had er helemaal niet meer aan gedacht, omdat ze nog dom was toen ze dat beloofde, maar nadat ze van de prins een nieuw verstand gekregen had, was zij al haar vroegere domheden vergeten.
Zij wandelde door, maar was nog geen dertig schreden verder, of opeens stond Riket met de Kuif voor haar, dapper en prachtig uitgedost als een prins die op het punt staat te gaan trouwen. "U ziet dat ik mij stipt aan mijn woord houd," zei hij, "en ik twijfel er geen moment aan dat ook u hier bent om uw beloften na te komen."
"Ik moet u eerlijk bekennen," antwoordde de prinses, "dat ik nog geen besluit genomen heb, en ik geloof niet dat ik het ooit zal kunnen, tenminste niet zoals u het wenst."
"U doet mij verbaasd staan, Mevrouw," zei Riket met de Kuif. "Dat kan ik mij indenken," zei de prinses, "en ik verzeker u, als ik hier te doen had met een kinkel en een man zonder geest, dan zou ik mij nu geen raad weten. Zo iemand zou alleen maar zeggen: een prinses moet haar woord houden en ze moet met mij trouwen, omdat ze het mij beloofd heeft; maar ik spreek nu tegen iemand die de verstandigste man van de wereld is en daarom ben ik er van overtuigd dat hij naar rede zal luisteren. IJ weet immers, dat ik, toen ik nog maar een domme gans was, al niet kon besluiten om met u te trouwen; hoe wilt u dan dat ik thans wel zo'n besluit kan nemen, nu u mij verstand gegeven hebt, waardoor ik in de omgang met mensen nog kieskeuriger geworden ben dan ik al was? Als u werkelijk van plan bent om met mij te trouwen, dan was het helemaal verkeerd van u om mij mijn domheid af te nemen en mij een veel beter inzicht te geven dan ik vroeger had."
"Als een man zonder geest," antwoordde Riket met de Kuif, "u met recht uw woordbreuk zou mogen verwijten, zoals u het daarnet zelf zei, waarom zou ik dan niet hetzelfde mogen doen, en dat nog wel in een zaak waar heel mijn levensgeluk van afhangt? Is het soms redelijk dat mensen die geest hebben minder goed behandeld worden dan zij die het niet hebben? Kunt u dat beweren, u die zoveel geest hebt en die er zo vurig naar verlangde om het te hebben? Maar laat ons alstublieft tot de feiten komen. Is er, behalve mijn lelijkheid, nog iets in mij dat u niet bevalt? Bent u ontevreden over mijn afkomst, mijn geest, mijn karakter, mijn manieren?"
"Volstrekt niet," antwoordde de prinses, "alles wat u daar hebt opgenoemd, waardeer ik zeer in u."
"Als de zaken zo staan," hernam Riket met de Kuif, "dan zal ik gelukkig worden, want u kunt van mij de mooiste man ter wereld maken." - "Hoe kan dat?" vroeg de prinses.
"Dat kan," antwoordde Riket met de Kuif, "als u zoveel van mij houdt, dat u dat ook werkelijk wilt laten gebeuren. En, Mevrouw, om alle twijfel aan mijn woorden weg te nemen, moet u weten dat dezelfde fee, die mij, op de dag van mijn geboorte, de gave gaf om iemand van wie ik zou gaan houden, geestig te maken, ook u een gave heeft verleend: om iemand, van wie u houdt, schoonheid te schenken."
"Als het dan zó is," zei de prinses, "dan wens ik van ganser harte dat u de mooiste prins van de wereld wordt, en ik schenk u die gave zo goed als ik maar kan." Nauwelijks had de prinses die woorden uitgesproken of Riket met de Kuif verscheen voor haar ogen als de knapste man ter wereld, zo welgevormd en beminnelijk als zij er nog nooit een gezien had.
Sommigen beweren dat het niet de toverkunst van de fee was, die deze gedaanteverwisseling bewerkt had, maar dat alleen de liefde er de oorzaak van was. Zij zeggen dat de prinses was gaan nadenken over de volharding van haar geliefde, over zijn bescheidenheid en al de andere goede eigenschappen van zijn verstand en zijn karakter, en toen lette zij niet meer op zijn mismaakte gestalte en zijn lelijke gezicht. Zijn bochel gaf haar meer de indruk van iemand die een fiere houding heeft, en in plaats van dat hij zo verschrikkelijk mank liep, zag zij er nu niets anders in dan een lichtelijk voorovergebogen gang, die haar bekoorde. Voorts beweert men dat zijn ogen, die scheel stonden, haar daardoor des te schitterender leken, omdat zij die afwijking voor een teken van zijn hevige verliefdheid hield, en dat zijn grote, rode neus tenslotte voor haar iets mannelijks en krijgshaftigs had.
Hoe het ook zij, de prinses beloofde op staande voet met hem te trouwen, ten minste als hij de toestemming van haar vader, de koning, kreeg. De koning, die wist dat zijn dochter veel achting voor Riket met de Kuif had, die hij trouwens al kende als een heel geestige en verstandige prins, ontving hem met open armen als zijn schoonzoon. De volgende dag werd de bruiloft gevierd, zoals Riket met de Kuif het al voorzien had, en precies volgens de plannen die hij al lang van te voren had vastgesteld.
*   *   *
Samenvatting
Een sprookje van Charles Perrault.
Trefwoorden
Basisinformatie
Thema
Bron
"Sprookjes van Charles Perrault en Marie d'Aulnoy" uitgegeven door Uitgeversmaatschappij Holland, Haarlem, 1979. ISBN: 90-251-0336-7
Populair
Verder lezen