Ramayana
De tienkoppige demon Ravana was koning van het eiland Sri Lanka. Op een dag, toen zijn strenge ascese en boetedoening hem hadden vervuld met de gloed van tapas, vroeg hij Brahma hem zo sterk te maken dat geen god of demon hem zou kunnen verslaan, en Brahma moest hem die gunst wel schenken.
Zoals zoveel demonen voor hem sloeg Ravana door zodra hij besefte dat niets hem kon deren - hij ontheiligde de offers van de priesters en nam zelfs de windgod Vayu en de god van het offervuur Agni gevangen.
Toen Indra en de andere goden Brahma om hulp smeekten, bracht hij hen bij Vishnu. Toen de lagere goden hem vertelden van de oorzaak van hun zorgen, stelde de Grote Beschermer hen gerust en zei dat Brahma's gunst Ravana niet behoedde voor mensen of apen. De goden moesten als apen op aarde komen, zei hij; zelf zou hij geboren worden als vier prinsen.
In Noord-India bracht koning Dasaratha van Kosala intussen uit verlangen naar een zoon een paardenoffer om de goden gunstig te stemmen. Hij liet een mooie, zwarte hengst een jaar lang met een priester door het land dolen, zoals door het ritueel werd vereist, waarna zijn eerste vrouw, Kausalya, het paard onder begeleiding van heilige mantra's met een gewijd zwaard doodde.
Later schonken Dasaratha's drie vrouwen hem alledrie zonen, en alle zonen waren een incarnatie van Vishnu. Het kind van Kausalya, Rama, werd als eerste geboren en had de helft van Vishnus wezen. Bharata, de zoon van Kaikeyi, Dasarathas tweede vrouw, bezat een vierde van de geest van de grote god Vishnu. Zijn derde vrouw Sumitra kreeg de tweelingbroers Lakshmana en Satrughna, die elk over een achtste van Vishnus aard beschikten.
Toen de jongens opgroeiden, vergaarden ze grote kennis en wijsheid en bekwaamden ze zich in de krijgskunst. Rama, de knapste van de vier jongens, was onafscheidelijk van zijn halfbroer Lakshmana, met wie hij vaak samen leerde en speelde. Op zijn zestiende hielp Rama de grote wijsgeer Vishwamitra afrekenen met een stel demonen dat de offerriten verstoorde. Als beloning kreeg Rama hemelse wapens en nam de wijze hem en Lakshmana mee naar het koninkrijk Mithila om een offerritueel van koning Janaka bij te wonen, de vorst van dat rijk.
Janaka had een mooie, lieve dochter die door prinsen uit alle windstreken met huwelijksaanzoeken werd bestookt. Ze was een incarnatie van de godin Lakshmi, Vishnus gade, en kreeg de naam Sita, omdat ze was geboren uit de aarde van een geploegde akker.
Na zijn dochter was de koning het meest gesteld op een boog die ooit van de god Shiva was geweest. De boog was zo groot, dat hij voor een gewone sterveling niet te tillen was en alleen kon worden vervoerd op een ijzeren wagen met acht wielen. Rama en Lakshmana werden hartelijk ontvangen aan Janakas hof. Ze vroegen of ze de boog mochten zien, en toen het wapen werd voorgereden verklaarde Janaka dat hij de man die Shivas boog kon buigen de hand van Sita zou schenken. Rama pakte de boog op, spande hem en boog hem met zijn ontzaglijke kracht zo ver door dat hij middendoor brak. Er klonk een geluid als de donder en de bergen en velden leken te schudden.
Janaka verklaarde dat ongetwijfeld niemand Rama kon evenaren en dat hij de hand van de lieflijke Sita meer dan waard was. Het huwelijk werd gesloten en kort daarna liet Dasaratha weten dat hij zijn troon aan Rama zou overdragen, een besluit dat iedereen verheugde.
Maar op de dag voor de kroning bedierf een van de dienaressen van koningin Kaikeyi de feeststemming door Kaikeyi op te stoken. Ze vroeg haar waarom Rama eigenlijk koning werd, en niet Bharata, de zoon van Kaikeyi. Jaren eerder had Kaikeyi Dasaratha genezen van een dodelijke ziekte nadat een demon hem had verwond, en hij had haar toen twee gunsten beloofd. Nu besloot Kaikeyi Dasaratha aan die belofte te herinneren.
De koning was zijn belofte niet vergeten en zei nog eens dat ze alles mocht vragen, waarop Kaikeyi hem verzocht om Rama veertien jaar lang weg te sturen als balling en Bharata in zijn plaats de troon te laten bestijgen.
De list van Kaikeyi schokte de koning. Hij hief zijn ogen ten hemel en slaakte een diepe zucht, want hij moest zijn woord houden en haar wens vervullen. Rama wond zich niet op toen Dasaratha hem het bericht bracht; zijn vaders wil was wet. Maar Dasaratha huilde, en toen het nieuws bekend werd, treurde het hele land. Sita stond erop met Rama te vertrekken, wat hij ook probeerde om haar op andere gedachten te brengen, en ook Lakshmana was vastbesloten zijn geliefde broer niet alleen te laten gaan. Nog diezelfde dag gingen Rama, Sita en Lakshmana op weg naar het woud.
Het verlies van zijn oudste zoon brak Dasarathas hart en hij stierf een paar dagen later. Toen Bharata in Ayodhya terugkwam en hoorde wat er was gebeurd, vervloekte hij zijn moeder. Hij wilde geen kroon als dat ten koste ging van zijn broer. Het liefst had hij Kaikeyi neergeslagen, maar toen besefte hij dat ze nog altijd zijn moeder was, wat ze ook had gedaan, en dus zijn eerbied verdiende. Bharata ging naar het woud om Rama te vragen zijn rechtmatige plaats in te nemen, maar Rama wilde niet tegen de wens van zijn vader ingaan. Toen Bharata hem met goud versierde sandalen gaf, sloeg Rama het geschenk af. Hij was van plan als eenvoudige kluizenaar te leven, zo verklaarde hij, met de woeste haardos van een wijsgeer en een kleed van ruwe boomschors. Bharata keerde bedroefd terug naar Ayodhya en zette de sandalen op zijn troon, ten teken dat het koninkrijk eigenlijk aan zijn oudere broer toebehoorde.
De ballingen reisden verder naar het zuiden. Onderweg verlosten ze een paar wijsgeren van de demonen die hen plaagden en ten slotte vestigden ze zich in een hut aan de rivier de Godavari. Lakshmana en Sita waren een grote troost voor Rama, en de jaren verstreken tot er nog maar zes maanden van hun veertien jaren van ballingschap restten.
Op een dag kwam de afzichtelijke demonenvrouw Surpanakha door hun deel van het woud. Toen ze Ramas mooie, lotusblauwe lichaam zag, vlamde de wellust in haar op, en ze zocht hem op in de gedaante van een lieftallig meisje. Ze maakte hem complimenten en beloofde hem een groot rijk als hij met haar mee zou gaan, maar Rama antwoordde dat niets hem kon verleiden Sita te verlaten. Hij vertelde wel dat Lakshmana nog geen vrouw had, waarop de demon haar listen op Lakshmana uitprobeerde. Deze nam haar woorden echter niet serieus, en dat maakte de demon zo woedend dat ze zich op Sita stortte. Rama trok haar echter ruw weg, en Lakshmana trof haar neus en oren met zijn pijlen. Toen sloeg Surpanakha krijsend op de vlucht.
Brullend om wraak vloog Surpanakha naar Khara, een van haar broers. Khara kwam meteen in actie en rukte op naar het woud met een leger van 14.000 demonen, maar Rama had maar één dag nodig om het leger met aanvoerder en al te doden. Daarop ging Surpanakha naar de volgende broer, Ravana, de koning van het eiland Sri Lanka. Ze vertelde hem hoe Rama de demonen had aangepakt en zei de koning dat hij Rama het diepst zou treffen als hij zijn geliefde Sita ontvoerde.
Met Maricha, ook een van de broers, vloog Ravana meteen naar het woud in zijn grote strijdwagen, getrokken door een meute zwoegende demonen. In de gedaante van een adembenemend mooi hert zocht Maricha de schone Sita op, die wilde bloemen plukte van het dichte bloementapijt dat de bosgrond bedekte. Rama wilde niets liever dan Sita gelukkig zien, dus toen ze zei dat ze zo graag de zachte huid van het hert wilde hebben, pakte hij zijn boog en ging het dier achterna. De jacht duurde lang, maar uiteindelijk legde Rama het hert neer. De demon sprong uit het lichaam en riep met Ramas stem luidkeels Lakshmana en Sita om hulp.
De kreet drong door tot Ramas vrienden in de hut en Sita smeekte Lakshmana Rama te gaan helpen. Lakshmana aarzelde, want hij wist maar al te goed dat dit het werk van demonen kon zijn, die heel gemakkelijk allerlei gedaanten konden aannemen en elke stem konden nabootsen. Toen hij zag hoe bang Sita was, ging hij echter toch op onderzoek uit. Zodra hij was vertrokken, ging Ravana vermomd als wijsgeer naar Sita.
Hij werd beleefd door haar begroet, en Sita vertelde hem over haar omzwervingen met Rama. Toen vertelde Ravana haar wie hij was en probeerde haar over te halen Rama achter te laten en als zijn illustere koningin mee te komen naar Sri Lanka. De blik die Sita hem toen gaf sprak boekdelen; Rama was haar leeuw, zei ze, en Ravana was een jakhals die maar beter meteen kon afdruipen.
Na die honende woorden nam Ravana zijn ware gedaante aan, greep Sita beet en vloog weg. Sita schreeuwde tevergeefs om Rama en Lakshmana, maar haar hulpkreten wekten de gierenkoning Jatayus, die op een bergtop vlakbij op zijn nest in slaap was gevallen. Als een bliksemschicht van Indra schoot de vogel op Ravana af.
In de felle strijd sloeg Jatayus de strijdwagen van Ravana in stukken en doodde hij diens paarden. Ten slotte bracht Ravana hem echter een dodelijke slag toe, en hij vloog met Sita buiten het bereik van de gier. Toen ze over de Apenberg kwamen, gooide Sita, die nog steeds wanhopig om Rama en Lakshmana riep, haar sieraden naar beneden. De apen zagen haar, hoorden haar kreten en vonden de fonkelende juwelen die ze had laten vallen.
Jatayus, de koning van de gieren, doet een vergeefse poging Sita uit de klauwen van de demonenkoning Ravana te redden. Voor hij stierf, vertelde Jatayus Rama wat er met zijn vrouw was gebeurd.
Rama was ontroostbaar toen hij bij de hut kwam en ontdekte dat Sita was verdwenen. Ze was zijn leven, zei hij met gebogen hoofd, en zonder haar was hij verloren. De hele nacht zwierven ze door het bos en zochten tevergeefs naar Sita.
Toen de zon opkwam, vonden ze de gier Jatayus op de plek waar hij na de fatale klap van Ravana was neergekomen. De gier vertelde de broers dat de demon met Sita naar het zuiden was gevlogen en stierf toen in Ramas armen. Rama gaf het dier een eervolle crematie, waarna de ziel van de gier opsteeg naar Vishnus hemel.
Daarop gingen Rama en Lakshmana op weg naar het zuiden. Toen een angstaanjagende demon hen de weg versperde, vochten ze voor wat ze waard waren en slaagden erin de armen van het monster af te houwen. De demon viel kronkelend op de grond en smeekte de broers zijn lichaam te cremeren. Als dank zou hij hen vertellen hoe ze Sita zouden kunnen terugvinden.
Ze vervulden zijn wens en de demon veranderde in een hemels wezen, Kabandha, die de twee vertelde dat Sita door Ravana was ontvoerd. Hij raadde hen aan Sugriva om hulp te vragen, de apenkoning in het Nilgiri-gebergte, in het zuiden van India.
De broers namen afscheid van Kabandha en zochten Sugriva op, die hen hartelijk ontving en de sieraden liet zien die hij had gevonden. Bij het zien van de juwelen sprongen de tranen Rama in de ogen. Alles in hem riep om wraak, maar met de regentijd voor de deur waren Lakshmana en hij gedwongen de regens af te wachten als Sugrivas gasten.
Intussen deed Ravana in Sri Lanka de ene na de andere poging Sita te verleiden, maar zij was onwankelbaar in haar trouw aan haar man. Ze dacht voortdurend aan Rama en niets om haar heen kon haar verdriet verzachten.
Aan het einde van de regentijd vroeg Rama Sugriva om hulp in zijn zoektocht naar Sita, en de bereidwillige apenkoning bracht een groot leger van beren en apen op de been. Een van de apen was Hanuman, een zoon van de windgod Vayu. Hij bezat bijzondere gaven, waaronder het vermogen te vliegen, en hij scheerde over de zee van India naar Sri Lanka om Sita te zoeken.
Hanuman vond de prinses in het paleis van Ravana en vertelde haar over de plannen voor haar bevrijding. Ze gaf hem een ring om aan Rama te geven, als blijk van haar trouw en eeuwige liefde, en daarop vertrok Hanuman. Voordat hij terugvloog, hield hij echter eerst nog huis in Ravanas stad. Hij doodde talloze soldaten en verwoestte veel fraaie huizen, maar ten slotte werd hij gevangengenomen. Ravana besloot de aap te verwonden en zo terug te sturen, om het apenleger angst aan te jagen. Hij liet in olie gedrenkte lappen aan Hanumans staart binden en in brand steken, maar zodra de lappen vlam vatten, ging Hanuman op de loop. Op zijn vlucht stak hij veel gebouwen in brand, en toen vloog hij naar Rama en vertelde hem van zijn wederwaardigheden en zijn gesprek met de prinses. Rama en Lakshmana waren dolblij met het nieuws. Ze trokken met het leger naar het zuiden en sloegen ten slotte op de kust tegenover Sri Lanka hun kamp op. Daar kregen ze gezelschap van Ravanas broer Bibhishana, die van het hof was weggestuurd omdat hij had geprobeerd Ravana over te halen vrede met Rama te sluiten. Het leger kon echter het water niet oversteken.
In de gelederen van het apenleger trof Rama toen Nala, een ambachtsman die een incarnatie was van Visvakarman of Tvashtri, de ambachtsman van de goden. Hij wist hoe ze een brug over de zeestraat konden slaan, en in vijf dagen had hij India en Sri Lanka verbonden door een rij rotseilanden - een dam die nog steeds de Brug van Nala wordt genoemd. Voor de expeditie begon, stemde Rama Shiva gunstig door een beeld van Shiva op te richten en te eren.
Het leger stelde zich in rijen op, Rama klom op Hanumans rug en Lakshmana op de rug van de aap Angada, en zo staken ze de zee over, springend van het ene eiland naar het andere. Op Sri Lanka sloegen ze hun kamp op voor de stad van Ravana. Het demonenleger kwam op leeuwen, wolven, olifanten en andere dieren de poorten uit, begeleid door oorverdovend bonkende trommels en schetterende horens.
De slag woedde drie dagen, en op de vierde dag vochten Rama en Ravana op leven en dood. Met een goddelijk wapen dat Brahma hem zelf had overhandigd, wist Rama ten slotte het ijzeren hart van de demonenkoning te verbrijzelen. Ravana viel, verloor het bewustzijn en stierf; Ramas taak was volbracht.
De overgebleven demonen zochten een goed heenkomen en Rama werd uitgeroepen tot koning van Sri Lanka. Hij beval Sita bij hem te brengen, en snikkend van blijdschap werd ze over de met bloemen bezaaide vlakte naar hem toe gebracht. Ramas ontvangst was echter koel; Sitas verblijf in Ravanas paleis had haar eer bezoedeld, want de mogelijkheid bestond dat ze hem ontrouw was geweest. Sita hield vol dat ze onschuldig was, maar Rama zweeg. Daarop vroeg Sita Lakshmana een brandstapel te bouwen, en om haar zuiverheid te bewijzen stortte ze zich in het vuur. Toen Rama besefte dat haar geen blaam trof, kreeg hij wroeging. Toen weken de vlammen uiteen en kwam de vuurgod Agni tevoorschijn, met Sita in zijn armen. Met de verzekering dat ze geen schuld had, droeg hij haar over aan Rama en de twee vielen elkaar in de armen.
Ze gingen terug naar Ayodhya, waar Bharata hen blij begroette en de troon aan zijn broer overdroeg. Rama werd tot koning gekroond, maar in de maanden daarna deden in de stad toch weer geruchten over Sita de ronde. Rama zag maar één mogelijkheid het gefluister over haar kuisheid te laten verstommen en zond zijn geliefde Sita in ballingschap.
Sita vond onderdak bij Valmiki - de dichter van de Ramayana - en schonk het leven aan een tweeling, Lava en Kusa. Toen de jongens jaren later naar Ayodhya gingen, herkende Rama hen, en hij stuurde boodschappers om Sita te vragen terug te komen. Dat deed ze, maar bij haar terugkeer vroeg Rama haar voor de allerlaatste keer te zweren dat geen schuld droeg. Toen werd de trouwe Sita zo moedeloos van alle twijfels over haar eer dat ze de aarde aanriep - haar moeder, want ze was uit een vore geboren - om haar terug te nemen als een laatste bewijs van haar trouw. Daarop werd ze door de aarde verzwolgen.
Het verlies van zijn echtgenote maakte Rama gek van verdriet. Hij zou de rest van zijn leven om haar rouwen, en kort na haar dood trad hij af ten gunste van zijn zonen. Toen zijn tijd gekomen was, daalde Vishnus trouwe rijdier Garuda af naar Ayodhya om Rama naar de hemel te dragen. Teruggekeerd in de gedaante van Vishnu vond hij daar Sita terug als de godin Lakshmi, en het herenigde paar beminde elkaar in eeuwig en hemels geluk.
* * *
Samenvatting
Het hindoeïstische verhaal van Rama, de god met vele gezichten. Ramnavmi, geboorte van Rama (hindoes). Rama wordt door hindoes als ideale mens en koning beschouwd. Op Ramnavmi worden speciale diensten gehouden, waarbij uit het beroemde verhaal Ramayana wordt voorgelezen.
Toelichting
Religieuze verhaaltraditie hindoeïstisch Azië.
Trefwoorden
Basisinformatie
- Origineel: Buku Ramayana terbitan
- Herkomst: India
- Verhaalsoort: mythe
- Religie: hindoeïsme
- Leeftijd: vanaf 12 jaar
- Verteltijd: ca. 20 minuten
Thema
Feest / viering
Populair
Verder lezen