Prinses Hase
Vele jaren geleden leefde er in Nara, de oude hoofdstad van Japan, een wijze minister, prins Toyonari Foejiwara. Hij was getrouwd met de nobele en knappe prinses Moerasaki. Zoals dat in Japan gebeurt, had hun familie hen al op jeugdige leeftijd met elkaar doen trouwen, maar zij pasten goed bij elkaar en waren erg gelukkig. Helaas werd hun geluk vertroebeld doordat zij geen kinderen konden krijgen. Nadat zij hier lang over gepeinsd en beraadslaagd hadden, stelde de prins voor een bedevaart te ondernemen naar Hase-no-Kannon, wier tempel zich in Hase bevindt. Deze godin van het medelijden en de barmhartigheid verhoort immers ieder die haar aanroept. Na een lange tocht betraden de prins en zijn vrouw de tempel van Kannon en stonden lange tijd te bidden voor het beeld, waarvan één hand de heilige bloem, de lotus, en de andere het wensjuweel vasthield. Zij brandden wierookstokjes en schreven ten overvloede nog eens hun wens op een papieren strook die zij daarna verbrandden, zodat de as ten hemel kon stijgen.
Zij waren nauwelijks thuis of hun wens werd verhoord. Prinses Moerasaki werd zwanger en baarde enige tijd later een dochter die zij Hase-Hime, prinses Hase, noemden. Het kind groeide op in schoonheid en lieftalligheid, maar zij was nauwelijks vijf jaar oud, of haar moeder werd ernstig ziek. De dokters probeerden alles om haar te genezen, maar haar toestand werd hoe langer hoe slechter. Toen de vrouw haar einde voelde naderen, riep zij haar dochter bij zich, streek over haar haar en zei met zachte stem: "Hase-Hime, je weet zeker wel dat ik niet lang meer zal leven. Ik hoop dat je goed voor je vader en het kindermeisje zult zijn en dat je hen geen verdriet zult doen. Misschien zal je vader nog eens hertrouwen. Wees dan even lief voor zijn vrouw als je voor mij geweest bent. Vergeet dat niet, terwille van mij!"
Hase-Hime luisterde eerbiedig naar de laatste woorden van haar moeder en zij beloofde alles te doen om een voorbeeldige dochter te zijn. Het duurde niet lang of de vader hertrouwde met een adellijke dame, prinses Taroete. Al heel gauw bleek dat haar stiefmoeder even slecht en wreed was als haar moeder goed en verstandig was geweest. Prinses Taroete hield helemaal niet van haar stiefdochter en kwelde haar op alle mogelijke manieren. Maar Hase-Hime dacht steeds aan haar belofte en gehoorzaamde haar in alles.
De kleine prinses was erg begaafd en vlijtig. Haar lievelingsstudies waren muziek en dichtkunst. Haar vader liet haar onderwijzen door de beste leermeesters die er in het land te vinden waren. Toen zij twaalf jaar oud was, kon zij zo prachtig op de koto (lange citer) spelen en zulke ontroerende verzen maken, dat de faam van haar kunst tot het paleis van de keizer doordrong. De keizer nodigde haar en haar stiefmoeder uit om voor hem te komen spelen, juist in de tijd van het Kersenbloesemfeest, dat met grote luister werd gevierd.
De keizer zat op een hoge zetel, verborgen achter een gordijn van bamboerepen en zijden linten, zodat Zijne Majesteit zelf alles kon zien, maar niemand anders zijn heilig gelaat kon aanschouwen.
De keizer was verrukt over het koto-spel van de kleine prinses en vroeg daarna of prinses Taroete ook iets wilde spelen. Ja, dat wilde de prinses wel en zij had ook haar fluit meegebracht, maar omdat 'slechte mensen geen goede muziek kunnen maken', bracht zij er niet veel van terecht. De keizer overlaadde Hase-Hime met geschenken, terwijl haar stiefmoeder niets kreeg.
Sindsdien was prinses Taroete jaloerser dan ooit, en dat werd nog erger toen haar een zoon geboren werd.
"Als die Hase-Hime er niet was, zouden ik en mijn zoon alle liefde van de prins ontvangen," dacht ze maar steeds. Langzaamaan rijpte in haar het plan haar stiefdochter te doden, maar zij wist alleen niet op welke manier.
Ter gelegenheid van het Jongensfeest op 5 mei was Hase-Hime met haar broertje aan het spelen. Zij vermaakten zich best en schaterden van pret. Toen kwam de prinses binnen met twee karaffen wijn, waarvan er een vergiftigd was.
"Jullie zullen wel dorstig zijn van al dat stoeien en spelen," zei zij met haar liefste lachje, "daarom heb ik wat zoete wijn meegebracht." Zij schonk het ene glas vol met goede wijn en het andere met de vergiftigde, dat zij aan Hase-Hime overhandigde. Toen verliet zij snel de kamer. Nu was het glas met de vergiftigde wijn iets voller dan het andere en - zoals kinderen zijn - vroeg het broertje of hij het glas mocht ruilen. Dat vond het meisje goed en de jongen dronk het glas snel leeg. Even later schreeuwde hij het uit van pijn en wrong zich in allerlei bochten op de grond. Verschrikt kwamen de moeder en de bedienden binnenlopen. Er was niets meer aan te doen. Het knaapje overleed enkele minuten later.
Ongeveer een jaar later, tijdens het regenseizoen, waren alle rivieren gezwollen en brachten grote schade aan. Ook de rivier Tatsoeta die langs het terrein van het keizerlijk paleis liep, was hoger dan ooit en had al een gedeelte van de keizerlijke tuinen onder water gezet. De keizer zond een bevel uit naar alle Boeddhistische priesters om te offeren en te bidden dat het geweld van de vloed gekeerd zou mogen worden, want het gebruis van de rivier hield hem uit zijn slaap. Tijdens een van die slapeloze nachten liet de keizer zich voorlezen uit een oude kroniek. Daarin kwam het verhaal voor van de dichteres Ono-no-Komatsji, die eens in tijden van grote droogte een gedicht om regen ten hemel had gezonden, waarna een stortregen het verdroogde land weer tot leven had gebracht. Wanneer de kracht van een gedicht zo groot kon zijn, zou het dan niet mogelijk zijn dat een begaafde dichteres de vloed tot stilstand kon brengen? Meteen schoot hem de naam van Hase-Hime te binnen, die door iedereen als een uitzonderlijke dichteres werd geroemd.
De volgende dag kreeg de jonge prinses de opdracht en toen het gedicht gereed was, ging zij met enkele hofbeambten naar de oever van de bruisende rivier. Met verheffing van stem las zij haar gedicht voor en liet het daarna in de lucht zweven.
Voor de omstanders leek deze ceremonie wat zonderling, maar het effect was verrassend. Het wilde gebruis hield meteen op, het water zakte en even later was de rivier even rustig als zij vroeger geweest was.
Toen Hase-Hime thuis kwam, hoorde zij van haar vader dat de keizer haar ontboden had. Zij gingen tezamen naar het paleis, waar zij gastvrij ontvangen werden. Het behaagde de keizer Hase-Hime te onderscheiden met de rang van Sjinjo, d.w.z. luitenant-generaal. Vanaf die tijd werd zij Sjinjo-Hime genoemd en door iedereen met respect behandeld. Alleen de stiefmoeder was niet bijzonder ingenomen met het succes van haar stiefdochter. De keizerlijke gunsten en de bewondering die door het gehele hof aan Sjinjo bewezen werden, deden de afgunst weer in haar hart ontbranden. Zij vertelde haar echtgenoot allerlei valse verhalen over zijn dochter, maar zonder resultaat. De prins wilde haar leugens niet geloven en zei haar elke keer dat zij zich moest vergissen.
Toen de prins voor een tijd op reis moest, zag zij haar kans schoon. Zij droeg haar knecht, Katoda, op om het meisje naar het onherbergzame Hibari-gebergte te brengen en het daar te doden. Katoda kon niet anders doen dan haar te gehoorzamen, en zo verlieten zij beiden het huis, waar de prinses haar jeugd had doorgebracht. De oude bediende wist echter wel dat Sjinjo-Hime onschuldig was en hij besloot haar leven te sparen. Met behulp van een paar boeren uit de omgeving bouwde hij een eenvoudige hut en daarna stuurde hij in het geheim een boodschap naar zijn vrouw om zich bij hen te voegen. Op die manier zorgden zij goed voor het meisje en wachtten de dingen af die zouden komen.
Na enkele weken kwam prins Toyonari weer thuis. Hij hoorde van zijn vrouw dat zijn dochter iets verkeerd gedaan had en dat zij uit angst voor straf van huis was weggelopen. Ook de bedienden vertelden hetzelfde verhaal, zodat hij het wel moest geloven.
Om zijn verdriet te vergeten, riep hij op een dag al zijn mannen tezamen en vertelde hun dat hij van plan was om voor enkele dagen in de bergen te gaan jagen. Alle voorbereidingen werden gemaakt, en op een morgen reed hij met een groot gevolg de poort uit.
Al spoedig kwam het Hibari-gebergte in zicht en verspreidden de jagers zich in alle richtingen. De prins kwam bij een smalle en schilderachtige vallei. Op een heuvel ontdekte hij een kleine hut. Hij was nieuwsgierig wie daar zou wonen. Hij bond zijn paard aan een boom vast en beklom, gevolgd door een bediende, de heuvel. Toen hij dichterbij kwam, hoorde hij een heldere stem boeddhistische gebeden reciteren. Kwam die stem hem niet bekend voor? Nog nieuwsgieriger geworden, verhaastte hij zijn stap tot hij boven op de heuvel een klein tuintje ontdekte, waar een paar speelse honden ronddartelden. En toen stond hij ineens voor zijn dochter. Hij kon zijn ogen nauwelijks geloven en stamelde alleen: "Hase-Hime, jij bent het toch?"
Het meisje was zó verrast dat zij eerst geen woord kon uitbrengen. Toen stormde zij op hem af, omhelsde hem en liet haar tranen de vrije loop.
Haar vader streelde haar teder over haar donkere haren, wiste de tranen van haar gezicht en vroeg toen hem alles te vertellen.
Maar dat hoefde zij niet te doen, want de trouwe Katoda had zich bij hen gevoegd, boog voor zijn meester en vertelde hoe hij van prinses Taroete het bevel gekregen had om Hase-Hime te doden en hoe hij, overtuigd van haar onschuld, deze opdracht niet had uitgevoerd en zich met haar in de bergen had verborgen.
De verontwaardiging van de prins kende geen grenzen. Hij gelastte de jacht onmiddellijk af, verzamelde al zijn dienaren en reed met zijn dochter zo snel mogelijk naar huis. Een van de bedienden, die vooruit geijld was, vertelde het nieuws aan zijn meesteres. De prinses begreep dat het spel nu verloren was. Zij vluchtte in allerijl naar het huis van haar vader en keerde nooit meer terug.
De oude Katoda werd rijkelijk beloond voor zijn diensten en leefde verder gelukkig tot het eind van zijn dagen. Ook voor de prinses braken er betere tijden aan nu zij van haar boze stiefmoeder bevrijd was.
Prins Toyonari adopteerde één van de edelen aan het hof als zijn pleegzoon en rechtmatige opvolger en toen Hase-Hime de huwbare leeftijd had bereikt, trouwde zij met hem. Na enige tijd kreeg zij ook een zoon, juist voor het moment dat haar oude vader afstand van de troon deed.
In een boeddhistische tempel in Kyoto wordt nog steeds een prachtig wandtapijt bewaard. Het stelt de Boeddha voor, met gekruiste benen onder een banaanboom zittend; en het is geweven uit de zilveren draden van lotusstengels. Men beweert dat dit het werk is van de devote en wijze prinses Hase.
* * *
Samenvatting
Een boeddhistisch sprookje over een jaloerse stiefmoeder. Een stiefmoeder is jaloers op haar stiefdochter en probeert haar te vergiftigen en geeft opdracht haar te laten doden. De vader van het meisje wordt verteld dat ze van huis is weggelopen. Als hij op een dag gaat jagen vindt hij haar in een onherbergzaam gebergte waar ze heengebracht is door een trouwe bediende.
Trefwoorden
stiefmoeder, jaloezie, boeddhistisch-verhaal, gedichten, keizer, prinses, volkssprookje, bidden, kinderwens, hertrouwen, dichteres, volksverhaal, japan, dichten, afgunst, koto, muziek
Basisinformatie
- Herkomst: Japan
- Verhaalsoort: volksverhaal, boeddhistisch-verhaal, sprookje, volkssprookje
- Religie: boeddhisme
- Leeftijd: vanaf 10 jaar
- Verteltijd: ca. 13 minuten
Thema
Feest / viering
Bron
"Japanse sagen en verhalen" door M.A. Prick van Wely. Fibula-Van Dishoeck, Haarlem, 1979. ISBN: 90-228-3346-1.
Populair
Verder lezen