Pinto Smalto
Er was eens een koopman, die een enige dochter had en vurig verlangde, haar getrouwd te zien. Maar hoe hij ook de snaren van deze luit beroerde, de klanken die er van kwamen waren mijlen ver verwijderd van wat hij zocht. Dat onbezonnen persoontje, een lelijk type vrouw, haatte alles wat man was; als verboden terrein en privéjachtgebied wees zij de omgang met iedere man van de hand en zij wilde steeds van hen verschoond blijven en met rust gelaten worden, zodat haar vader er buitengewoon bedroefd en wanhopig om werd.
Eens, toen hij zich naar een jaarmarkt begaf, vroeg hij aan Betta (want zo heette zijn dochter), wat zij wenste, dat hij bij zijn thuiskomst voor haar zou meebrengen. En zij antwoordde: "Lieve paps, als je van me houdt, breng dan voor me mee vijftig kilo suiker uit Palermo en vijfentwintig kilo ambrozijnen amandelen en een stuk of vijf, zes flessen parfum en wat muskus en amber en ook een stuk of veertig parels, twee saffieren, een stapeltje granaatjes en robijnen, met een beetje gouddraad; en vooral een baktrog en een zilveren truffeltje."
De vader verwonderde zich ten zeerste over deze extravagante wensen; maar om zijn dochter niet tegen te spreken, ging hij naar de markt en bij zijn terugkeer bracht hij voor haar prompt alles mee, wat zij hem gevraagd had. Zij nam deze dingen in ontvangst en sloot zich in een kamer op en daar begon zij een flinke hoeveelheid deeg van amandelen en suiker gemengd met rozenwater en parfum te bewerken, om er een schone jongeman van te vormen, die ze haar van gouddraad gaf, ogen van saffier, tanden van parels, lippen van robijn; en zij vormde hem zo sierlijk en gracieus, dat hem niets anders meer ontbrak dan de spraak.
Daar zij afwist van een ander beeld, dat op de smeekbeden van een zekere koning van Cyprus, genaamd Pygmalion, levend geworden was, bad zij vervolgens tot de Godin van Liefde zo vurig, dat het beeld werkelijk de ogen begon te openen en na de adem kwamen de woorden er uit, en tenslotte maakte het alle ledematen los en ging lopen.
Betta was blijder dan wanneer zij een koninkrijk gewonnen had. Zij omhelsde de jongeman en kuste hem en nam hem bij de hand en zo geleidde zij hem tot voor haar vader, tegen wie ze sprak: "Vadertje, jij hebt altijd beweerd, dat je me graag getrouwd zag. En om je ter wille te zijn, heb ik nu de man van mijn hart gekozen!"
Toen de vader die buitengewoon knappe man uit de kamer van zijn dochter zag komen, die hij niet had zien binnen gaan, bleef hij verstomd staan; en terwijl hij aandachtig dat wonder van schoonheid bewonderde, dat men een kleinigheidje per hoofd had kunnen betalen gelijk op de kermis om dit fenomeen te mogen gaan bekijken, stemde hij toe, dat de bruiloft gevierd zou worden.
Op het grandioze feest voor dit huwelijk kwam onder de velen, die aanwezig waren, ook een grote onbekende koningin, die de schoonheid van Pinto Smalto (zo was de naam, die Betta hem gegeven had) bewonderde en haar zinnen zo op hem zette, dat het lang geen grapje meer was.
Toen Pinto Smalto nog geen drie uur geleden de ogen voor de gemeenheden van de wereld geopend had, wist hij nog altijd niet van bedrog af. Hij hield zich dus aan wat zijn bruid hem gezegd had en begeleidde tot beneden aan de trap de vreemde gasten, die afscheid namen. En hetzelfde deed hij met die dame. Zij nam hem bij de hand, bracht hem stilletjes tot aan de koets met zes paarden, die zij op de binnenplaats had staan en trok hem er in. En zij riep naar de koetsier, naar haar land te ijlen, waar die onnozele hals van een Pinto Smalto, niet wetende, wat hem overkwam, haar man werd.
Betta wachtte een tijdje op hem, doch toen zij hem niet zag verschijnen, liet zij beneden op de binnenplaats kijken of hij zich daar misschien ophield, in gesprek met iemand. Zij liet op het platte dak van haar huis klimmen of hij soms een luchtje was gaan scheppen; zij keek en zocht overal, op de gekste plaatsen, waar hij zich bij geval teruggetrokken mocht hebben. Maar toen zij hem nergens vond, vermoedde zij dadelijk, dat hij haar ontroofd was, omdat hij zo'n knappe jongen was. En daar na de gebruikelijke openbare bekendmakingen niemand verscheen, om te onthullen waar hij was, besloot zij, hem overal op de wereld te gaan zoeken, verkleed als bedelares.
In die vermomming begaf zij zich op weg en na enige maanden bereikte zij het huis van een goed oud vrouwtje, dat haar liefdevol opnam. En toen zij hoorde van Betta's ongeluk en bovendien zag, dat zij in verwachting was, kreeg het zoveel medelijden met haar, dat het haar drie spreuken leerde. De eerste luidde: "Tricchevarlacche," de tweede "Anôla tránola" en de derde "Tafaro e tamburo" en het voegde er aan toe, dat zij ze in een ogenblik van grote noodzaak moest opzeggen, dan zou zij er veel profijt van hebben.
Ofschoon Betta wel verbaasd was over zulk een onbeduidend geschenk, zei ze toch bij zichzelf: "Baat het niet, dan schaadt het niet. Wie weet wat voor geluk er binnen deze woorden opgesloten ligt. Alle beetjes helpen!" En zij bedankte het vrouwtje en begaf zich weer op pad.
Na een lange tocht bereikte zij een mooie stad, genaamd Monterotondo, en liep regelrecht naar het koninklijk paleis, waar zij om Gods wil een klein onderdak in een stal vroeg, daar haar bevalling zeer nabij was. De hofdames waren met haar begaan en namen haar op in een vertrekje, dat halverwege de stoep gebouwd was, en toen zij daar in verbleef, zag zij de arme Pinto Smalto langs komen en voelde er zich zo hevig verheugd om, dat ze bijna uit de boom van het leven gleed.
Toen voelde zij zich werkelijk in grote nood en daarom wilde zij de eerste spreuk haar door het oude vrouwtje geleerd, proberen en sprak ze uit: "Tricchevarlacche!" En dadelijk zag men een schitterende gouden koets verschijnen, als bezaaid met edelstenen, dat uit zichzelf door de kamer reed en een wonder was om te zien. De hofdames, die het zagen, spraken er met de koningin over en deze repte zich, zonder tijd te verliezen, naar Betta's kamertje en bewonderde het schitterend kleinood en vroeg haar, of ze het wilde verkopen, dan zou zij haar geven wat ze er maar voor vragen zou. En Betta antwoordde, dat, ofschoon ze bedelvrouw was, ze meer waard achtte, waar ze zin aan had dan al het goud ter wereld; en dat de koningin daarom, als zij de koets wilde, haar een nachtje naast haar gemaal moest laten slapen.
De koningin stond verstomd over de waanzin van deze geheel in lompen gehulde arme vrouw, die om een gril zoveel rijkdom weg gaf; en zij maakte het plan, dit lekkere hapje te pakken en, door een verdovend middel aan Pinto Smalto te geven het bedelvrouwtje tevreden te stellen en tegelijk slecht te betalen. En toen de nacht kwam, het ogenblik, waarop de sterren overal aan de hemel en de lichtjes overal op de aarde verschijnen om te paraderen, gaf de koningin aan Pinto Smalto het slaapmiddeltje en zorgde dat hij, lijdzaam als hij was, zich te ruste begaf naast Betta. En zo gauw de jongeling de matras aangeraakt had, sliep hij in als een marmot.
De onfortuinlijke Betta, die meende die nacht met alle doorgestane leed voorgoed af te rekenen, begon, toen zij zag, dat er voor haar geen gehoor was, buitenmate te klagen. Zij verweet hem alles, wat zij voor hem gedaan had. En zij hield nooit haar mond, zo gegriefd was zij, en de slapende deed nooit zijn oren open, tot de zon opkwam, om met de terpentijn de duisternis van het licht te scheiden; en toen kwam de koningin het kamertje binnen en nam Pinto Smalto bij de hand en sprak tegen Betta: "Ziezo, nu heb jij je zin gehad!"
"Zo'n voldoening mag jij voor mijn part je hele leven hebben," antwoordde Betta bij zichzelf, "want ik heb zo'n beroerde nacht gehad, dat ik er nog vele dagen aan terug denken zal!"
En daar zij geen weerstand meer kon bieden aan de dringende noodzakelijkheid, deed zij de proef van het tweede stel woorden en sprak ze uit: "Anôla tránola!" En zij zag een gouden kooi verschijnen met een prachtige vogel, van kostbare stenen en van goud gemaakt, die zong als een nachtegaal.
Het gebeurde, gelijk de eerste keer: de hofdames zagen dit wonder en brachten het nieuwtje over aan de koningin, die op haar beurt er naar kijken kwam en dezelfde vraag deed en hetzelfde antwoord terugkreeg; en daar zij in de gaten had en geraden, dat Betta een erg naïef persoontje was, beloofde zij haar te laten slapen naast haar gemaal en de kooi met de vogel nam zij met zich mee. En toen het nacht werd, gaf zij het gebruikelijke slaapmiddeltje aan Pinto Smalto en liet hem naast Betta liggen in hetzelfde kamertje, waar zij een mooi bed had laten opmaken. En de stakkerige Betta begon, toen zij hem als ontzield naast zich zag slapen, weer die klacht te uiten; zij sprak dingen die zelfs een eik tot medelijden bewogen zouden hebben. En zuchtend en wenend en zich de haren uitrukkend bracht zij weer een nacht vol kwellingen door; en bij het verschijnen van de dag kwam de koningin haar gemaal halen en liet de ongelukkige Betta koud als een steen van akeligheid achter, die zich in de handen beet om de poets, welke haar voor de tweede maal gebakken was.
Die morgen ging Pinto Smalto uit, om wat vijgen te plukken in een tuin buiten de poorten van de stad; en een schoenlapper kwam naar hem toe, die naast het kamertje van Betta woonde en die door de wand heen geen woord gemist had van wat zij allemaal gezegd had. En hij vertelde punt voor punt van het gegrien en haar aandringen en het gelamenteer van de ongelukkige bedelvrouw. Toen de jongeman dit hoorde - hij begon reeds van gedachten te veranderen - verzon hij, hoe hij dit zaakje opknappen kon en bedacht, dat, als het hem nog eens overkomen zou, naast die arme stakker te moeten gaan slapen, hij het drankje, dat de koningin hem liet reiken, niet zou innemen.
Betta deed de derde proef en sprak: "Tafaro e tamburo!" en voor haar verscheen een hoeveelheid lakentjes van zijde met goud en geborduurde windselen met een gouden wieg, een zo prachtig luxeartikel, dat de koningin het niet eens had kunnen bijeen krijgen.
De hofdames zagen ze en deelden het haar hoge vrouw mee, die probeerde ze te verkrijgen gelijk de andere dingen. En toen Betta voor de derde maal haar vraag herhaalde, dacht zij: "Wat kan ik er bij verliezen, deze domkop haar zin te geven, om haar vervolgens zulke prachtige dingen afhandig te maken?" en zij nam de rijkdom, haar door Betta aangeboden. Toen kwam de nacht, omdat de bij notariële acte vastgelegde schuld met de slaap en de rust geliquideerd was, en zij gaf het slaapdrankje aan Pinto Smalto. Maar deze hield het in zijn mond en deed vervolgens, of hij zich even verwijderen moest, waarna hij de drank uitspuwde. En toen hij weer in bed lag, begon Betta naast hem haar deuntje te herhalen, door hem voor te houden, hoe zij hem eigenhandig uit amandelen en suiker gevormd had, hoe zij zijn haren van goud gemaakt had en zijn ogen en mond van parelen en kostbare edelstenen, en hoe hij haar het leven verschuldigd was, dat de goden hem gegeven hadden om haar smeekbeden, en hoe zij haar ontroofd was geworden en zij in verwachting hem overal ter wereld was gaan zoeken en zoveel ellende ondervonden had, dat de hemel daar iedere christenziel voor moge sparen; en nog meer, hoe zij de twee vorige nachten naast hem geslapen had, waarvoor zij twee schatten als prijs had moeten betalen, en geen woord uit hem had kunnen loskrijgen, zodat dit de laatste nacht was, waar zij op hoopte en de uiterste grens van haar leven. Pinto Smalto, die wakker was, hoorde deze woorden en herinnerde zich nu als een droom alles wat gebeurd was. Hij omhelsde Betta en troostte haar zo goed hij kon.
En toen de nacht met zijn zwarte masker het bal van de sterren leidde, stond hij zachtjes op, ging heel voorzichtig naar de kamer van de koningin, die in diepe slaap verzonken lag, en nam er alle dingen weg, die zij Betta ontfutseld had, en bovendien alle juwelen en goudstukken, die in de geldkist lagen, om de geleden schade zo weer goed te maken. En, terug bij zijn vrouw, vertrokken zij op datzelfde ogenblik en zij liepen zo ver, tot ze over de grenzen van dat rijk waren. Toen namen zij rust in een deftig onderkomen, tot Betta het levenslicht gaf aan een flinke jongen. En toen zij weer van bed kon opstaan, begaven zij zich naar het huis van haar vader, die zij levend en wel aantroffen en die, van louter blijdschap, dat hij zijn dochter weer zag, als een knaap van vijftien jaren werd.
Toen de koningin noch haar gemaal, noch de bedelvrouw, noch haar juwelen vond, rukte zij zich in wanhoop de haren uit. Maar er mankeerde niet een zeker iemand, die haar het spreekwoord: "Wie kaatst moet de bal verwachten," voorhield.
* * *
Samenvatting
Een sprookje over een meisje dat zelf haar ideale partner creëert. Een koopmansdochter wijst alle mannen af, maar als haar vader spullen die zij hem gevraagd heeft meeneemt van de markt, maakt zij daar een mooie jongeman van. Deze wekt ze tot leven en met instemming van haar vader trouwt ze met haar eigen creatie. Een koningin steelt de echtgenoot echter van haar, maar na een lange zoektocht en veel tegenslagen, komen beiden toch weer bij elkaar.
Toelichting
Uit de Pentamerone (Lo cunto de li cunti overo lo trattenemiento de peccerille - Het sprookje der sprookjes, of Vermaak voor de kleinen) van Giambattista Basile (Vijfde dag, derde sprookje).
In dit sprookje speelt het Pygmalion-motief de hoofdrol. Pygmalion maakte een ivoren beeldje en werd verliefd op zijn werk. Op zijn bidden wekte de godin Venus het beeldje tot leven. De 'houten maagd' wordt door vier mannen gemaakt die er vervolgens om vechten aan wie ze moet toebehoren, wie recht op haar heeft. Daarin kan een beeld van narcistische liefde gezien worden, want met de door hem geschapen vrouw bemint de man zijn eigen werk en dus zichzelf en niet een zelfstandig ander iemand.
Vergelijk ook Amor en Psyche.
Trefwoorden
zoektocht, schoonheid, tot leven wekken, bedelvrouw, gouden kooi, deeg, levende pop, gouden koets, giambattista basile, parfum, suiker, pop, slapen, bedelen, toverspreuk, slaapmiddel, stelen, knap, ontvoering, italië, rozenwater, amandelen, volkssprookje
Basisinformatie
- Origineel: Pinto Smauto
- Herkomst: Italië
- Verhaalsoort: sprookje, volkssprookje
- Leeftijd: vanaf 10 jaar
- Verteltijd: ca. 16 minuten
Thema
Populair
Verder lezen