donderdag 21 november 2024

Volksverhalen Almanak


Over de dankbaarheid


Een jonge geneesheer, Morosuke genaamd, trok eens door een eenzame streek, ergens in Japan. Hij was de laatste telg van een aanzienlijke familie en bezat niemand die hem kon helpen bij het vinden van een betrekking of, beter nog, de opbouw van een eigen praktijk. Beroemde geleerden hadden hem de geneeskunde bijgebracht en eigenlijk zou Morosuke, die handig en intelligent was en een medelijdend hart bezat, reeds lang een kring van patiënten moeten bezitten. Maar in een grote stad is een alleenstaande jonge dokter totaal onbekend. Daar zijn zoveel rijken en armen, geleerden en domkoppen, meesters en kwakzalvers, dat alleen iemand met veel geld of een machtige beschermer kan slagen. Morosuke bezat het één noch het ander en daarom besloot hij eens in andere plaatsen rond te kijken en zich te vestigen in een stadje, dat nog geen dokter bezat. Daar zou men hem, zonder geld of voorspraak, alleen om zijn geleerdheid aanvaarden!
Het was voorjaar en bruisend stortte het water zich langs de berghellingen naar omlaag. Plotseling stak er een verschrikkelijke storm op, die de golven huizenhoog voor zich uit joeg. In enkele ogenblikken was de hele omgeving overstroomd en Morosuke kon zich nog net vastgrijpen aan een houten poort, die de storm van een tempel had afgerukt. Met zijn armen krampachtig om de poort geslagen, liet de jonge dokter zich met de stroom meenemen en keek verbijsterd in de woedende watermassa.
Plotseling hoorde hij een wanhopige stem: "Help, help, ik verdrink! Red mij toch, anders verdrink ik!"
Nu zag hij, heel dichtbij, een mens met zijn laatste krachten vechten tegen de razende golven die hem ieder ogenblik naar de diepte konden trekken. Zonder eraan te denken dat dit zijn eigen dood zou kunnen worden, pakte Morosuke de man stevig beet en hees hem met veel moeite op de houten poort.
Nauwelijks was deze weer tot zichzelf gekomen, of hij overlaadde de dokter met dankbetuigingen. "U hebt mijn leven gered. Van nu af aan kunt u over mij beschikken. Behandelt u mij maar alsof ik uw knecht ben. Overal zal ik u volgen en tot mijn dood zal ik uw edelmoedigheid prijzen! Ik ben maar een arme kuiper, maar mijn handen die, dank zij u, nog werken kunnen, zullen dat voortaan alleen voor u doen."
Angstig drukte de man zich tegen het hout aan en keek met bange ogen over het schuimende water. De jonge dokter liet de woordenstroom van de drenkeling zwijgend over zich heen gaan en lette nauwkeurig op waar de stroom hen brengen zou. Zij schenen wel door een woud te zwemmen, want hier en daar staken boomtoppen boven het water uit en daar zag hij zowaar een vos rondploeteren, die vergeefs trachtte zich te redden. De jonge dokter aarzelde geen seconde. Hij boog zich, zover hij kon, over de rand van de poort en trachtte het dier te grijpen.
"Mijn god, wat ga je nu beginnen?" schreeuwde de kuiper wanhopig. "Laat dat beest toch verdrinken. De poort zal omslaan en dan liggen wij allebei in het water! Waanzin om voor een vos twee levens op het spel te zetten!"
Morosuke gaf geen antwoord, maar trok de vos uit het water. Er was nauwelijks plaats genoeg voor hen drieën en gelukkig was het poortje stevig in elkaar getimmerd, anders had het dit zware gewicht niet kunnen dragen!
Nog altijd steeg het water en tenslotte zagen zij niets dan vuilwit schuim om zich heen. Ineens kwam er, vlak naast de poort, een heftige beweging in het water. Een reusachtige slang vocht voor zijn leven en dreigde ieder ogenblik te zinken. En weer schoot de hand van de jonge dokter naar omlaag en, zonder er verder over na te denken, trok hij het dier op de poort. Vergeefs ging de geredde kuiper tekeer en klaagde dat zij, om één gemene slang, nog allemaal zouden verdrinken!
"Als wij drieën hier ruimte genoeg hebben, dan is er voor de slang ook nog wel een hoekje," antwoordde de jonge dokter. "Ook hij is een levend wezen en moet geholpen worden!"
Nu lag het poortje tot aan de rand in het water, maar het bleef drijven. En het vreemde gezelschap, dicht opeen gedrongen, klemde zich vast aan de reddende balken en liet zich meevoeren met de stroom. En langzaam nam de storm af en begon het water te zakken. Totdat ineens de poort met de jonge dokter, de kuiper, de vos en de slang langs de grond schuurde en op een landweg bleef liggen. Nog even wachtten zij tot deze droog was en daarna begonnen zij in de richting van de dichtstbijzijnde stad te lopen. De vos en de slang vergezelden hun redder nog lange tijd en uitten bij het afscheid hun warme dankbaarheid. "Nóóit zullen wij vergeten wat u voor ons gedaan hebt. Wij hopen dat wij eens de gelegenheid zullen krijgen ook u te helpen!" En ook de kuiper dankte zijn redder: "Tot aan het eind van mijn leven zal ik hieraan denken en al mijn dagen gebruiken om u uw edelmoedigheid te vergelden!"
Die nacht sliepen de beide mannen in het huis van een rijke heer en van hem vernamen zij dat in de hele streek geen enkele dokter woonde.
"Goed, dan blijf ik hier en zal proberen de zieken in deze stad te genezen," zei Morosuke verheugd. "Waarom zou ik nog verder in de wereld rondtrekken?"
"Kom dan in mijn huis wonen," bood de rijke heer gul aan," mijn familie is toch te klein om alle kamers te gebruiken. Richt u in en begin maar zo vlug mogelijk met het werk. Zodra u genoeg hebt verdiend, mag u mij de huur terugbetalen. En tot zolang kunt u uw schuld afdoen door mij en mijn familie gratis te behandelen."
Morosuke maakte graag gebruik van dit aanbod. Hij liet een mooi uithangbord schilderen en wijd en zijd bekendmaken dat in het huis van de rijke heer Hatschiemon thans de jonge dokter Morosuke zijn intrek had genomen. En al gauw kwamen de zieken uit de hele stad naar zijn spreekkamer. Vriendelijk en geduldig luisterde de jonge dokter naar hun klachten en daar hij zijn vak verstond (hij was niet voor niets door beroemde meesters opgeleid) verbreidde het nieuws zich door de hele streek. Zelfs uit de verste dorpen kwamen de zieken naar hem toe.
Zo werd Morosuke spoedig rijk. Hij betaalde zijn gastheer alle achterstallige huur, liet een flink huis bouwen aan de hoofdweg en leidde daar een arbeidzaam en zeer gelukkig leven.
De kuiper, die met Morosuke aangespoeld was, woonde in dezelfde stad. Toen de jonge dokter hem zei dat hij zijn diensten werkelijk niet nodig had, werd hij weer, net als vroeger, kuiper. Ook hij had geluk. Al gauw bezat hij een eigen werkplaats en bouwde hij een eenvoudig maar aardig huisje in een der voorstadjes. Doch in tegenstelling met Morosuke was hij niét tevreden. Jaloezie bedierf alle plezier in zijn werk en het aardige huis. Het ergerde hem geweldig dat de jonge dokter zo geëerd werd. Wij zijn allebei zonder één koperen muntje hier aangekomen, morde hij, en kijk nu eens hoe ver mijn redder het gebracht heeft! Hij verdient zoveel geld, dat hij misschien niet eens weet wat hij ermee aan moet. En dan nog zo'n prachtig huis aan de hoofdweg!
Zozeer was hij vervuld van nijd en afgunst, dat hij alle dankbaarheid vergat. Hij kon niet meer slapen, zijn werk lukte niet en op een dag hield hij het niet meer uit en meldde zich bij het stadsbestuur.
"Edele heer," zei hij tot de hoofdambtenaar," vergeef mij dat ik u lastig durf te vallen, maar ik voel het als mijn plicht uw aandacht op de jonge dokter Morosuke te vestigen. Hij is een gevaarlijk mens, die niet alleen zijn patiënten, maar de hele stad in het ongeluk kan storten. Het kan nooit goed zijn je met toverij in te laten. En hij, edele heer, gebruikt bij zijn behandelingen geheimzinnige toverformules! Vindt u het niet vreemd, dat hij, terwijl zóveel mensen verdronken zijn, op een tempelpoortje aan kwam zwemmen? En al het geld dat hij bezit heeft vast en zeker ook een duistere achtergrond. Hoe kun je zonder toverkunsten zó snel zó rijk worden?"
De stadsbestuurder schrok zichtbaar, want voor toverkunst en hekserij had hij een diep respect. Als de koning dit hoorde zou hij zeker niet die jonge dokter straffen, maar hem, de hoofdambtenaar. Ogenblikkelijk stuurde hij een paar gerechtsdienaren naar het huis van Morosuke en liet hem, zonder nadere verklaring, in de gevangenis werpen. Vergeefs riep deze dat hij onschuldig was. Men luisterde niet en vertelde hem niet eens waarvan hij beschuldigd werd.
Het nieuws dat de bekende en zo geliefde jonge dokter in de gevangenis zat, verspreidde zich als een lopend vuur door de hele omgeving. En toch duurde het enige weken voordat het de vos ter ore kwam. Snel ging deze op zoek naar de slang, om met hem te overleggen wat er gedaan moest worden.
"Onze redder is in het ongeluk gestort, lieve slang," zei de vos, "nu moeten wij hem redden."
Zij beraadslaagden heel lang en tenslotte vonden zij een oplossing. De slang zou zich naar de stad toe kronkelen en, tussen de mensen, proberen te ontdekken wat er precies over Morosuke werd verteld en waarom hij in de gevangenis zat. Daarna zouden ze verder zien...
Mensen kunnen moeilijk een geheim bewaren en zo wist de slang al gauw het hele verhaal over de zogenaamde toverkunsten.
"Dat is een mooie manier om je dankbaarheid te tonen!" riepen de dieren verontwaardigd," toen zij vernamen wie de dokter hiervan beschuldigd had. "Maar hoe kunnen wij voor de hoofdambtenaar verschijnen? Wie wil een gesprek voeren met een vos en een slang?" Zij maakten het ene plan na het andere en verwierpen het weer even vlug. Maar plotseling riep de vos: "Ik wéét het!"
Nu kroop de slang in de diepe duisternis naar het huis van de hoofdambtenaar en verstopte zich in de tuin, onder de houten voorgalerij, waarop alle familieleden hun sandalen uittrokken. Als een kluwen ineen gerold wachtte hij tot de namiddag. Eindelijk was het ogenblik aangebroken dat de hoofdambtenaar zijn dagelijkse wandeling door de tuin ging maken. Daar kwam hij de voorgalerij op en strekte zijn voet, die slechts door een dunne sok bedekt was, naar de sandaal... of de slang schoot naar voren, beet hem vinnig in zijn been en kronkelde zo snel mogelijk weer weg in het groen.
De hoofdambtenaar schreeuwde het uit van de pijn en viel in zijn volle lengte op de voorgalerij! Het been zwol lelijk op en een plotselinge hoge koorts deed zijn hele lichaam trillen. Dadelijk kwamen de dienaren aansnellen. Zij legden hun heer in bed, betten de wond met natte doeken, maar vergeefs. Het been werd steeds dikker en roder en de hoofdambtenaar kreunde van pijn en ellende.
Intussen was de vos op weg naar een verre tante. Hij had er ineens aan gedacht dat zij een toverparel bezat. Met behulp van deze parel kon een dier iedere gewenste gestalte aannemen. De vos moest zich haasten, wilde hij terug zijn voordat de hoofdambtenaar dokters en monniken uit andere steden kon ontbieden.
Twee dagen en nachten was hij onderweg en op de ochtend van de derde dag bereikte hij, met de parel, de stad. Hij veranderde zich in een oude wijze en wandelde voor het huis van de hoofdambtenaar heen en weer.
Nauwelijks had men daar de aanwezigheid van de wijze man opgemerkt of een dienaar kwam naar buiten rennen en voerde hem naar het bed van de zieke.
De wijze knikte ernstig, bevoelde het gezwollen been langdurig en zei toen, met een verdrietig gebaar: "Dit is geen gewone slangenbeet. Alles wijst erop dat het de straf is voor een onrechtmatig vonnis dat u geveld hebt! Neen, neen, ik geloof dat u niet geholpen kunt worden."
Steunend kwam de zieke overeind. "Is er dan werkelijk geen redding mogelijk?" vroeg hij angstig. "Ik kan dat onrechtmatige vonnis toch ongedaan maken? Wie is dan verkeerd gestraft?"
De wijze man schudde bezorgd het hoofd en zweeg. Maar ineens riep hij: "Dat weet ik niet, maar in de stadsgevangenis zit de enige man die u helpen kan." Daarna verviel hij weer in een dof stilzwijgen. Hij zuchtte diep en verliet, zonder iemand te groeten, het huis en de stad.
Nu herinnerde de hoofdambtenaar zich dat hij de jonge dokter Morosuke in de gevangenis had laten werpen. Zou de wijze man hem bedoeld hebben? Een onrechtmatig vonnis? Direct stuurde hij zijn dienaren naar de gevangenis om de dokter te halen.
Morosuke schrok hevig toen de deur van zijn cel plotseling geopend werd, en twee gerechtsdienaren hem vastgrepen. "Vlug, vlug, opschieten!" beten zij hem toe.
De jonge dokter dacht niet anders of het vonnis zou voltrokken worden.
"Ik ben onschuldig, ik heb niemand kwaad gedaan!" riep hij wanhopig uit. Maar de dienaren trokken zich daar niets van aan en sleepten hem in grote haast naar het huis van de hoofdambtenaar.
Daar stond de jonge dokter met een van angst vertrokken gezicht. Hij boog diep voor de zieke en stamelde: "Genade, heer, ik ben mij werkelijk van geen enkele schuld bewust."
Maar in plaats van een aanklacht klonk de vleiende stem van de hoofdambtenaar: "Heer Morosuke, er is u groot onrecht aangedaan. Maar wilt u mij toch genezen? Ik kan die pijn niet meer verdragen!"
Nu aarzelde de jonge dokter geen ogenblik. Hij bekeek het gezwollen been en nauwelijks had hij zijn koele hand op de gloeiende, rode enkel gelegd of het been begon te slinken. De koorts zakte en de zieke had plotseling veel minder pijn.
De hoofdambtenaar kon zijn geluk niet op. Hij gaf Morosuke de vrijheid, en bovendien een rijke beloning. Toen men hem vertelde wie eigenlijk de aanstichter van het kwaad was, zond hij zijn dienaren naar de kuiper en liet nu déze in de gevangenis werpen. Het zijn altijd de slechte mensen die het kwaad in de wereld brengen, dacht hij in stilte. En wij vragen ons af: bestaat er in die wereld wel een ondankbaarder wezen dan de mens?
*   *   *
Samenvatting
Een Japans verhaal over de ondankbare mens en de dankbare dieren. Tijdens een overstroming in het voorjaar, redt een beginnend arts een kuiper, een vos en een slang van de verdrinkingsdood. Ze beloven hem eeuwige dankbaarheid, maar de kuiper begint na een tijdje de arts valselijk te beschuldigen. Deze komt daardoor in de gevangenis terecht, maar de vos en de slang helpen hem uiteindelijk uit de nood.
Toelichting
Trefwoorden
Basisinformatie
Thema
Populair
Verder lezen