Marja Morevna
Ver hier vandaan, achter hoge bergen en blauwe zeeën, lag een tsarenrijk. Daar woonde in een kasteel een tsaar met zijn vrouw. Ze waren beiden heel erg ziek. Er was geen hoop meer, dat ze beter zouden worden.
Ze hadden een zoon, die Ivan heette, en drie dochters. Dat waren Marja, Olga en Anna. Op een dag, toen de tsaar en de tsarina hun eind voelden naderen, lieten ze hun zoon bij zich komen.
"Pas goed op je zusters als wij er niet meer zijn," zeiden ze. "We willen, dat ze alleen met die man trouwen, die hen het eerst om hun hand vraagt." Een paar dagen daarna stierven de tsaar en de tsarina. Ze werden begraven, en verdrietig liepen Ivan en zijn zusters door de mooie tuin. Plotseling verscheen er een zwarte wolk boven hen en een paar tellen later brak er een hevig onweer los.
Ze renden naar het kasteel terug. Maar nauwelijks waren ze in de grote hal, of daar kwam met donderend geraas het dak naar beneden. Er viel ook een valk mee en die werd op hetzelfde ogenblik een mooie prins. Hij sprak: "Ik groet je, Ivan de Tsarenzoon. Vroeger was ik vaak te gast bij je ouders. Maar nu kom ik vragen, of je zuster Marja mijn vrouw wil worden."
"Als Marja jou tot man wil hebben, zal ik er geen bezwaar tegen hebben," antwoordde Ivan. Marja stemde toe en het jonge paar vertrok naar het land van de prins. Dagen, weken en maanden gingen voorbij.
Ongeveer een jaar, nadat Marja met haar prins het land had verlaten, wandelde Ivan met zijn twee andere zusters in de prachtige tuin van hun kasteel. Plotseling stak er een wervelwind op en even later brak er een hevig onweer los. Zo vlug mogelijk renden ze het kasteel in. Nauwelijks waren ze daar aangekomen, of met donderend geraas stortte het dak in. Ook viel er een adelaar naar beneden. Die veranderde op hetzelfde ogenblik in een mooie prins. "Ik groet je, Ivan de Tsarenzoon," zei de prins.
"Vroeger was ik dikwijls bij je ouders te gast. Maar nu kom ik je zuster Olga vragen, of ze mijn vrouw wil worden."
"Als Olga dat wil, heb ik geen bezwaar," antwoordde Ivan.
De adelaarprins en Olga vertrokken naar het land van de prins.
Dagen, weken en maanden gingen voorbij. Toen dat een jaar geworden was, wandelde Ivan met zijn enig overgebleven zuster Anna in de tuin van hun kasteel. Plotseling stak er een stormwind op en even later brak er een hevig, onweer los. Ze liepen snel het kasteel in. Nauwelijks waren ze in de hal, of met een hevig geraas stortte het dak naar beneden. Er viel ook een raaf mee, die op hetzelfde ogenblik in een mooie prins veranderde.
"Ik groet je, Ivan de Tsarenzoon," sprak de ravenprins. "Vroeger was ik dikwijls te gast bij je ouders. Maar nu kom ik je zuster Anna vragen, of ze mijn vrouw wil worden."
"Als Anna je vrouw wil worden," antwoordde Ivan, "heb ik er geen bezwaar tegen." De ravenprins en Anna vertrokken naar het land van de prins. Ivan bleef alleen achter. Dat viel niet mee, hij verveelde zich. Na een jaar besloot hij op reis te gaan om zijn zusters Marja, Olga en Anna te bezoeken. Na vele dagen reizen op zijn paard kwam hij bij een open veld. Daar lagen veel dode soldaten van een verslagen leger. Ivan zag onmiddellijk, dat er niet één meer leefde. Toch riep hij: "Wie heeft dit leger verslagen?" Een geheimzinnige stem antwoordde: "Marja Morevna, de koningsdochter, heeft dit leger verslagen."
Ivan trok verder en zag een grote witte tent. Daarvóór stond een wondermooie vrouw. Zij was de koningsdochter, die het leger verslagen had. Ze nodigde Ivan uit om in haar tent uit te rusten van zijn lange reis. Onmiddellijk werden beiden verliefd op elkaar en trouwden. Ze vertrokken naar haar koninkrijk en waren daar lange tijd gelukkig.
Maar toen brak er een tijd aan, dat Marja ongedurig werd. Ze had zin om weer een oorlog te gaan voeren. En dat vertelde ze Ivan. "Luister," zei ze, "ik ga een oorlog voeren. Zorg jij voor ons kasteel met alles wat erbij hoort. Alleen moet ik je verbieden in de kamer te gaan, waar de grote stevige sloten op zitten." De koningsdochter kuste haar man en vertrok. Nauwelijks was ze weg of Ivan brandde van nieuwsgierigheid, wat er wel in die verboden kamer te zien zou zijn. Hij ging er meteen naar toe, verbrak de sloten en opende de deur. Daar zag hij Kasjtsjej de Onsterfelijke, zitten, vastgeklonken aan twaalf stevige kettingen. "Heb medelijden!" riep de Onsterfelijke. "Geef me water te drinken. Ik zit hier al zeven zomers aan de kettingen vast. Mijn keel is kurkdroog van de dorst."
Ivan haalde een emmer water en gaf de man te drinken. Die dronk de emmer achter elkaar leeg. Ivan haalde een tweede emmer. Toen de Onsterfelijke die ook had leeggedronken, vroeg hij nog om een derde. Zodra hij die had leeggedronken, keerde opeens alle kracht in zijn lichaam terug. Hij boog zich wat naar voren en spande zijn spieren. Toen sprongen de twaalf kettingen als dunne touwtjes stuk.
"Hartelijk bedankt, Ivan de Tsarenzoon," lachte de Onsterfelijke. "Nu is je vrouw Marja Morevna weer van mij. Je zult haar nooit meer terugzien!" Ivan schrok om wat hij gedaan had en er sprongen tranen in zijn ogen van berouw. Zijn vrouw was nu in gevaar en dat was zijn schuld. Hij moest haar onmiddellijk gaan zoeken. Na drie dagen reizen kwam hij bij een prachtig kasteel. Er vóór stond een eik. En in die eik zat een valk.
"Wat leuk je te zien!" riep de valkenprins, en hij vloog uit de boom naar beneden. Ook Ivans zuster Marja kwam aanlopen en ze omhelsden elkaar. Drie dagen bleef Ivan bij hen logeren. Ze hadden veel te bepraten. Op de derde dag zei Ivan: "Nu moet ik onmiddellijk vertrekken. Ik moet eerder bij mijn vrouw Marja Morevna zijn dan de Onsterfelijke Kasjtsjej. "Dat zal moeilijk voor je zijn," zei de valkenprins. "Laat je zilveren lepel bij ons achter, dan hebben we een herinnering aan je, als je nooit meer terug zou keren." Ivan deed wat ze vroegen.
Na drie dagen verder reizen kwam hij weer bij een prachtig kasteel. Voor dat kasteel stond ook een eik. En op één van de takken zat een adelaar.
"Wat leuk je te zien!" riep de adelaarprins, en hij vloog uit de boom naar beneden. Ook Ivans zuster Olga kwam erbij en ze omhelsden elkaar vol blijdschap.
Drie dagen bleef Ivan bij hen logeren. Ze hadden veel te bepraten.
De derde dag zei Ivan: "Nu moet ik onmiddellijk vertrekken. Ik moet eerder bij mijn vrouw Marja Morevna zijn dan de Onsterfelijke."
"Dat zal moeilijk voor je zijn," zei de adelaarsprins. "Laat je zilveren vork bij ons achter. Dan hebben we een herinnering aan je, als je nooit meer terug zou keren."
Ivan deed wat ze vroegen.
Na drie dagen reizen kwam hij weer bij een prachtig kasteel. Vóór dat kasteel stond een eik. Op één van de takken zat een raaf. "Wat leuk je te zien!" riep de ravenprins, en hij vloog uit de boom naar beneden.
Ook Ivans zuster Anna kwam snel aanlopen en ze kusten elkaar, vol blijdschap over het weerzien. Drie dagen bleef Ivan bij hen logeren. Ze hadden veel te bepraten. De derde dag zei Ivan: "Nu moet ik onmiddellijk vertrekken. Ik moet eerder bij mijn vrouw Marja Morevna zijn dan de Onsterfelijke."
"Dat zal moeilijk voor je zijn," zei de ravenprins. "Laat je zilveren tabaksdoos bij ons achter. Dan hebben we een herinnering aan je, als je nooit meer terug zou keren." Ivan deed wat ze vroegen.
Drie dagen later kwam Ivan bij het huis van de Onsterfelijke aan. Daar zat Marja Morevna opgesloten. Ivan stootte een venster kapot en kroop naar binnen. Man en vrouw omhelsden elkaar en huilden van vreugde. "De Onsterfelijke is zo-even weggegaan," vertelde Marja Morevna. "Laten we nu meteen vluchten, voor hij thuiskomt."
Ivan zette haar voor zich op zijn paard en in volle vaart galoppeerden ze weg. Toen de Onsterfelijke 's avonds van de jacht naar huis reed, struikelde opeens zijn paard. "Waarom struikel je nu, hongerdier van een knol," schold de Onsterfelijke tegen het dier. "Of ruik je gevaar?"
"Ivan de Tsarenzoon heeft Marja Morevna weggehaald," antwoordde het paard. "Vertel me, hongerige knol, heb ik nog tijd genoeg om ze in te halen?"
"O jawel," antwoordde het paard. "Tijd zat! Je kunt eerst nog tarwe zaaien en wachten tot het rijp is. Je kunt het nog oogsten en dorsen, er meel van maken en er dan drie ovens vol brood van bakken. Daarna kun je op weg gaan en dan heb je nog tijd genoeg om die twee in te halen."
De Onsterfelijke ging op weg en had Ivan en Marja Morevna snel ingehaald. "Deze keer zal ik je vergeven, omdat je me toen water hebt gegeven, Ivan de Tsarenzoon," zei de Onsterfelijke. "En misschien zal ik je ook een tweede keer vergeven. Maar de derde keer zal ik je doden. Marja Morevna is van mij. Begrepen?!"
Toen nam hij haar mee naar zijn huis. En Ivan ging bedroefd op een steen zitten en huilde zacht. Wat later kreeg hij weer moed en ging terug naar het huis van de Onsterfelijke. Toevallig was de sterke man weer even weg. Het lukte Ivan ook dit keer zijn vrouw te bevrijden uit de kamer, waarin ze zat opgesloten. Snel reden ze op het paard van Ivan weg.
Toen de Onsterfelijke 's avonds naar huis reed, struikelde zijn paard weer en de woestaard riep boos: "Waarom struikel je nu, hongerdier van een knol! Is er soms onraad in de lucht?"
"Ivan de Tsarenzoon heeft Marja Morevna weggehaald," antwoordde het paard.
"Is er tijd genoeg om ze te achterhalen?" vroeg de Onsterfelijke.
Het paard zei: "Tijd zat! Je kunt eerst nog gerst zaaien en wachten tot het rijp is. Je kunt het oogsten, dorsen, er bier van brouwen en dan drie volle emmers ervan opdrinken. Daarna kun je nog uitslapen en als je dan op pad gaat, is er nog tijd genoeg om ze te achterhalen." De woestaard ging meteen en had Ivan en de koningsdochter snel ingehaald. Woedend dreigde hij Ivan: "Dit is de tweede keer, dat je Marja Morevna uit mijn huis weghaalt. Ik waarschuw je: dit is de laatste maal geweest. Een volgende keer sla ik je dood!"
Hij nam Marja Morevna met zich mee. Ivan ging op een steen zitten en begon te huilen. Even later kreeg hij weer moed en ging terug naar het huis van de Onsterfelijke. En het lukte hem voor de derde keer zijn vrouw te bevrijden. De woestaard was niet thuis, hij was op jacht. Marja huilde en snikte: "Moeten we nu weer vluchten, Ivan? Hij zal ons immers toch weer inhalen? En vergeet niet, dit keer zal hij je doden!"
"Ik kan zonder jou niet leven," zei Ivan. "Kom mee, laten we het nog eenmaal proberen." Zijn vrouw stemde toe. Even later reden ze samen op het paard van Ivan weg.
's Avonds, op de terugweg naar huis, struikelde het paard van de Onsterfelijke weer. De woestaard stopte dit keer niet. Hij begreep wel, dat er weer onheil was. Natuurlijk had Ivan voor de derde maal de koningsdochter uit zijn huis weggehaald. Daarom zette hij zijn paard tot grote haast aan en galoppeerde voluit, om de vluchtelingen in te halen. Dat lukte en de woestaard sloeg Ivan in stukken. Die stukken stopte hij in een ton. De ton wierp hij in de blauwe zee.
Op dat moment werden het zilveren lepeltje, het zilveren vorkje en de zilveren tabaksdoos pikzwart. De prinsen en hun vrouwen begrepen toen, dat Ivan een ongeluk was overkomen. De wind bracht de adelaar naar de blauwe zee en de adelaar bracht de ton weer op het strand. De valk haalde levenswater. De wind bracht hem naar de plaats waar de adelaar wachtte. De raaf zorgde voor dodenwater. En de wind bracht hem bij de twee andere prinsen. Met hun drieën sloegen ze de ton kapot en zetten de stukken van het lichaam van Ivan weer aan elkaar, zoals het hoorde. De raaf goot er dodenwater overheen, zodat de stukken weer aan elkaar groeiden. De valk goot daarna het levenswater over de dode Ivan. Die begon ineens te leven. Geeuwend stond hij op en zei: "O... o... wat heb ik lang geslapen, zeg."
"Je had eeuwig blijven slapen als wij niet gekomen waren," vertelden de prinsen. Ze wilden hem meenemen naar zijn zusters om samen feest te vieren. Maar Ivan wilde dat niet. Hij ging meteen terug naar het huis van de Onsterfelijke. De woestaard was niet thuis en Marja zat droevig bij een venster naar buiten te staren. Ineens stond de doodgewaande Ivan voor haar. Hij riep haar toe: "Probeer er achter te komen, waar de woestaard zijn snelle paard vandaan heeft. Morgen kom ik weer voor je venster en dan moet je het weten."
Toen was hij weg, want hij wilde niet, dat de Onsterfelijke hem zou ontdekken. 's Avonds vroeg Marja aan de Onsterfelijke, waar hij toch zijn snelle paard vandaan had. De woesteling had een goede bui en vertelde het haar.
"Achter drie maal zeven landen in het drie maal negende tsarenrijk woont achter de vuurgloed de heks Baba Jaga. Ik ben drie dagen bij haar geweest en heb toen op haar paarden gepast. Omdat ik er niet één kwijt ben geraakt, gaf ze mij als beloning het paard, dat toen nog maar een veulen was. Baba Jaga zelf bezit een merrie, die zo snel is, dat ze er iedere dag een ritje mee om de wereld doet."
"Maar je had het over een vuurgloed," vroeg Marja verder. "Hoe ben je daar dan over of doorheen gekomen?"
"Ik ben in het bezit van een doek. Als je er drie keer aan de rechterkant op slaat, ontstaat er een brug."
De volgende morgen stond Ivan weer voor het venster. Marja stond er ook, maar dan in de kamer. Ze vertelde door een kier van het opengemaakte raam alles wat de Onsterfelijke haar had toevertrouwd. Ze gaf hem ook de doek, die ze na een ogenblik zoeken in het huis gevonden had.
Ivan ging op weg naar de heks Baba Jaga. De brug hielp hem over de vuurgloed te komen. Door de lange tocht kreeg Ivan op den duur honger. Zo erg, dat hij tegen een vogel zei: "Ik zou jou graag willen opeten!"
De vogel antwoordde: "Dat moet je niet doen, want er komt misschien een tijd, dat ik je kan helpen."
Een eind verder zag Ivan een bijenkorf staan. "Ik ga de honing uit de korf opeten," sprak hij luid tegen zichzelf.
"Dat zou ik niet doen," sprak de bijenkoningin, "want er komt misschien een tijd, dat ik je kan helpen." Een eindje verder kwam hij een leeuwin met haar jong tegen.
"Ik heb zo'n honger," vertelde Ivan de leeuwin, "dat ik dat kleine leeuwtje best zou willen opeten."
"Doe dat niet," zei de leeuwin. "Dan zal ik je een keertje helpen als dat nodig is." Tenslotte kwam Ivan bij de hut van Baba Jaga aan. Op elf van de twaalf palen van de omheining waren mensenschedels vastgemaakt. "Goedendag, Ivan de Tsarenzoon," bromde de heks. "Kom je zomaar voor de gezelligheid of zit je in nood?"
"Ik wil graag een paard voor mezelf verdienen, dat zo snel is als de wind," vertelde Ivan. De heks lachte even vals en zei: "Je hoeft maar drie dagen te helpen door op mijn paarden te passen. Maar o wee, als je er één kwijt raakt. Dan komt je hoofd op een paal te staan. Er is nog plaats, zoals je ziet."
Ze gaf hem eten en drinken. Daarna ging Ivan met de paarden naar een open veld. Nauwelijks was hij daar of de paarden galoppeerden in alle richtingen uit elkaar. Ze waren zo snel weg, dat Ivan ze met zijn ogen niet kon volgen. Hij ging op een steen zitten en huilde van verdriet. Na een poosje viel hij van vermoeidheid in slaap. Toen het avond werd, maakte een vogel hem wakker en zei: "Ga naar de heks, de paarden staan allemaal weer in de stal." Ivan ging snel naar het huis van de heks en hoorde haar daar huilend zeggen: "Hoe komt het, dat jullie nu al terug zijn?"
Eén van de paarden riep: "Alle vogels van de hele wereld kwamen op ons af vliegen. Ze wilden ons de ogen uitpikken."
"Ik zal ervoor zorgen, dat jullie morgen in de bossen kunnen lopen," beloofde de heks. "Dan gebeurt er niets."
Nauwelijks had Ivan de volgende dag de paarden in het bos gedreven of ze waren tussen het struikgewas verdwenen. Ivan ging op een boomstronk zitten en huilde van verdriet. Na een poosje viel hij in slaap. Toen de avond viel, werd hij wakker gemaakt door een leeuwin. Die vertelde hem: "Ga maar terug naar de heks, want de paarden staan weer in de stal." Ivan ging terug naar Baba Jaga en hoorde haar klagen: "Waarom zijn jullie nu al terug?" De paarden vertelden: "Er waren wilde dieren, die ons wilden verscheuren." De heks werd woedend en riep met schelle stem: "Ik zal zorgen, dat jullie morgen de blauwe zee inlopen!"
De volgende dag ging Ivan weer met de paarden naar buiten. Meteen galoppeerden die naar de blauwe zee en liepen het water in. Ivan zag ze niet meer en begon te huilen van verdriet. Na een poosje vergeefs wachten viel hij in slaap. Toen het avond werd maakte de bijenkoningin hem wakker. Ze zei: "Ga maar weer terug naar de heks, want de paarden staan al weer in de stal. Maar zorg ervoor, dat Baba Jaga je niet ziet. Verstop je in de stal achter de voerbak. Daar zul je in het donker een droevig veulen zien liggen rollen. Pas als het aardedonker is moet je de stal verlaten en het veulen meenemen." Ivan deed precies wat de bijenkoningin hem gezegd had. Hij hoorde van achter de voerbak de heks tegen de paarden roepen: " Waarom zijn jullie teruggekomen? Ik heb jullie toch de zee ingestuurd!"
Eén van de paarden vertelde: "Alle bijen van de wereld vlogen boven de zee. Ze wilden ons steken. Toen moesten we wel vluchten naar de stal."
De heks schold op de paarden. Mopperend verliet ze even later de stal. Toen het pikkedonker was zadelde Ivan het veulen en reed ermee naar de vuurgloed. Daar sloeg hij drie maal op de rechterkant van de doek. Toen verscheen er plotseling een prachtige brug. Ivan ging er met het veulen over. Maar toen hij aan de andere kant van de vuurgloed aankwam, sloeg hij twee maal op de doek. De sterke boog viel weg. De brug bleef nu op twee zeer dunne bogen staan. De volgende morgen ontdekte Baba Jaga al heel vlug wat er gebeurd was: Ivan was met het veulen weg. Ze ging meteen achter hem aan op haar snelle paard. De heks zag de brug, maar door haar haast had ze geen tijd om te denken: "Hoe komt die brug daar opeens?" Ze reed erover. De brug kon haar en het paard niet houden. Ze vielen in de vuurgloed en kwamen om.
Ivan zorgde goed voor zijn veulen. Het groeide snel en werd een sterk paard. Dat bracht hem wat later naar zijn vrouw, de koningsdochter, terug. Die werd nog steeds gevangen gehouden door de Onsterfelijke. Ivan bevrijdde haar, zette haar voor zich op zijn paard en toen verdwenen ze.
's Avonds kwam de woestaard van een jacht terug. Zijn paard struikelde. "Waarom struikel je, hongerdier van een knol!" brulde hij. "Hangt er ongeluk in de lucht?" Het paard antwoordde: "Ivan de Tsarenzoon is weer gekomen. Hij heeft zijn vrouw uit uw huis gehaald en meegenomen."
De woestaard was verbaasd en riep: "Kunnen we ze inhalen?"
Het paard antwoordde: "Het paard van Ivan is sneller dan ik ben. U hoeft dus niet aan een achtervolging te beginnen."
"Dat doe ik toch!" schreeuwde de Onsterfelijke. "We gaan er achteraan!"
En jawel hoor, het lukte. Na korte tijd waren de twee vluchtelingen ingehaald. Met een sabel ging Kasjtsjej Ivan te lijf. Maar het paard van Ivan verbrijzelde met één hoefslag het hoofd van de Onsterfelijke. Ivan zocht hout en maakte een vuur. Daarin verbrandde hij het lichaam van de woesteling. Hij wierp diens as in de wind, die het verspreidde. Eindelijk waren Ivan en de koningsdochter bevrijd. Ze reden naar de raaf, de adelaar en de valk. En allemaal bewonderden ze de mooie Marja Morevna.
Er werd een groot feest gegeven dat drie dagen duurde en daarna vertrokken Ivan en zijn vrouw naar hun eigen rijk. Zij waren gelukkig, werden rijker en rijker en dronken veel honingwijn.
* * *
Samenvatting
Een klassiek Russisch sprookje over Ivan de Tsarenzoon. Ivan de Tsarenzoon heeft drie zusters die trouwen met een valk, een adelaar en een raaf. Onderweg naar zijn zusters ontmoet hij Marja Morevna en al snel trouwen ze. In het kasteel van Marja Morevna zit Kasjtsjej de Onsterfelijke gevangen, maar Ivan laat hem ontsnappen, waardoor zijn vrouw in gevaar komt.
Trefwoorden
Basisinformatie
- Herkomst: Rusland
- Verhaalsoort: sprookje, volkssprookje, volksverhaal
- Leeftijd: vanaf 10 jaar
- Verteltijd: ca. 25 minuten
Thema
Populair
Verder lezen