Lelietjes-van-dalen
Er was eens een herder, die niets anders op de wereld had dan een oude fluit. Maar de fluit vergoedde alles wat hij moest missen. Als hij de fluit in zijn hand nam, vergat hij dat hij geen vader en moeder meer had, als hij er op blies, voelde hij geen honger en dorst meer, als hij er op speelde hield het bos op met ruisen, het beekje werd stil en de dieren in het struikgewas luisterden. Daarom ook verdwaalde er nooit één schaapje. Als hij op zijn toverfluit blies, kwamen ze dadelijk terug, waar ze ook waren.
De herder was in dienst van de keizer. Iedere morgen dreef hij de schapen van de keizer naar de weide en iedere avond keerde hij terug, met op zijn hoed een boeketje van bloemen die zelfs niet in de tuin van de keizer groeiden.
De dochter van de keizer merkte deze bloemen al spoedig op. Ze was zo mooi als de zon en de herder keek vaak stilletjes naar haar. Maar ook de prinses draaide zich vaak naar de herder om - ze benijdde hem om het boeketje bloemen op zijn hoed.
Op een dag sloop ze de herder stilletjes achterna. Ze vond hem in de schaduw van de bosrand, terwijl hij op zijn fluit speelde. Alles om hem luisterde ademloos toe en ook de prinses bleef als aan de grond genageld staan. Maar de herder had haar al gezien, hij stopte de fluit in zijn knapzak en maakte een diepe buiging voor de prinses: "Wat wenst u, meesteres?"
De prinses zei bevelend: "Ik wil net zulke bloemen, die jij iedere dag op je hoed draagt. Waar groeien die bloemen?"
"Diep in het bos, meesteres," antwoordde de herder. "Als u wilt, pluk ik er net zoveel als u maar hebben wilt."
Maar de prinses was daar niet tevreden mee: "Ik wil ze zelf plukken, breng me erheen."
"Het is heel ver, meesteres," stribbelde de herder tegen. "Om daar te komen, moet u door allemaal doornstruiken."
Maar de prinses beval: "Breng me erheen!"
En toen ging de herder op weg. Hij bracht de prinses diep in het bos. De doornen rukten aan haar kleren en staken in haar handen en voeten, tot die tenslotte begonnen te bloeden. Maar ze wilde niet teruggaan.
Zo kwamen ze tenslotte bij een open plek in het bos. Hier bloeiden duizenden bloemen, zoals de prinses ze van haar leven niet gezien had. Hier zongen de vogels, zoals ze die nog nooit gehoord had, hier scheen de zon als nergens anders op de wereld. Het kwam de prinses als een paradijs voor. Met beide handen plukte ze wat ze zag en pas toen haar armen en de knapzak van de herder vol bloemen waren, wilde ze terug.
Maar wat een verdriet, de terugweg was nog veel erger, de takken sloegen haar in het gezicht, de struiken rukten aan haar kleren en de doornen haalden haar handen en voeten open. Voor ze de bosrand bereikten, waren er van alle bloemen nog maar een paar over. En de bloemen schitterden en geurden lang zo mooi niet meer als op de open plek in het bos. Toen de prinses dit bemerkte, kreeg ze van verdriet en woede tranen in haar ogen.
De herder troostte haar: "Huil niet, meesteres, je hebt er nog genoeg in mijn knapzak."
En hij pakte de bloemen uit zijn knapzak, maakte er een boeketje van en gaf ze aan de prinses. Maar ook daar was ze niet mee tevreden. Ze dacht dat de herder de mooiste bloemen voor zichzelf hield.
"Dat is niet alles, waar heb je de mooiste bloemen verstopt?"
"Ik heb ze nergens verstopt, meesteres," verweerde de herder zich. "Kijk zelf maar!"
En toen toonde hij de prinses zijn geopende knapzak. Er lag een stukje brood in, een zakmes en de fluit. De prinses pakte de fluit en zei: "En wat is dit hier?"
"Dat is mijn fluit," schrok de herder en wilde hem pakken. "Als je mij de bloemen niet wilt geven, dan pak ik je fluit af." En meteen was ze in het keizerlijk paleis verdwenen.
Wat kon de arme herder doen? Hij bleef staan alsof iemand zijn ziel had afgenomen en grote tranen biggelden over zijn wangen. Hij begreep dat hij nooit meer op zijn fluit kon spelen en dat hij daarom geen plezier meer in het leven zou hebben. Hij hield niet meer op met huilen en liep doelloos verder. Waar hij ook ging, overal vielen zijn tranen in het gras, en op al die plaatsen schoten kleine, blauwe bloempjes omhoog. Dat waren de bloemen die we tegenwoordig lelietjes-van-dalen noemen.
Zo dwaalt de herder tot op de dag van vandaag door de bossen. Jullie kunnen hem zien, als je 's morgens heel vroeg opstaat om een bosje lelietjes-van-dalen te plukken.
* * *
Samenvatting
Een volkssprookje over een herder, zijn toverfluit en een prinses. Een herder die de schapen van de keizer hoedt, heeft een toverfluit en doet niet liever dan musiceren. Elke dag gaat hij naar het bos en als hij terugkomt heeft hij een boeket met de mooiste bloemen op zijn hoed. De dochter van de keizer wil die bloemen ook graag hebben en gaat op een dag mee met de herder. Wanneer ze haar zin niet krijgt, pakt ze hem zijn fluit af...
Toelichting
Het lelietje-van-dalen is de nationale bloem van Finland. Het lelietje-van-dalen wordt ook meiklokje genoemd.
Trefwoorden
schaapherder, natuurverklarend sprookje, huilen, bloemen, lelietje-van-dalen, hoed, spelen, natuursprookje, muziek, traan, bloem, bloemenboeket, herder, verdriet, fluit, tranen, finland, toverfluit, musiceren, verklarend verhaal, paradijs
Basisinformatie
- Herkomst: Finland
- Verhaalsoort: natuurverklarend sprookje, sprookje, verklarend verhaal, natuursprookje
- Leeftijd: vanaf 8 jaar
- Verteltijd: ca. 6 minuten
Bron
"De betoverde tuin" door Marie Mrstikova. Nederlandse vertaling van Els Nuijen. Uitgeversmaatschappij Holland, Haarlem, 1978. ISBN: 90-251-0297-2
Populair
Verder lezen