zaterdag 21 december 2024

Volksverhalen Almanak


Lady Godiva uit Coventry


Toen in het midden van de elfde eeuw op het grondgebied van graaf Leofric van Mercia, de Benedictijner Abdij werd opgericht, werd al gauw duidelijk, dat met de komst van deze abdij ook de hele omgeving veranderde. Kooplieden vestigden zich hier, het handwerk kwam tot grote bloei en het plaatsje Coventry - tot nu toe een gehucht met slechts hier en daar een gebouw - won zichtbaar aan glans en grootheid tot het bijna de status van een middeleeuwse stad had bereikt.
De vorst juichte deze verandering toe, maar tevreden was hij niet. Vastbesloten nam hij zich voor, zijn macht te versterken en door een krachtig beleid het aanzien en de betekenis van Coventry dermate te bevorderen, dat het zelfs een stad als Londen naar de kroon zou steken.
Zo gedacht, zo gedaan. Energiek begon hij de opbouw van het hele land en van Coventry in het bijzonder, ter hand te nemen. Zijn inspanning was zeker te prijzen geweest, als er niet één groot bezwaar aan had gekleefd. Voor zijn plannen had de vorst namelijk heel veel geld nodig. Maar omdat de bodem van zijn schatkist te zien was, moest hij op een andere manier aan het geld zien te komen. En wat was voor hem eenvoudiger, dan zijn onderdanen zulke hoge belastingen op te leggen, dat de arme mensen ten einde raad waren. Al gauw wist men in het hele land te vertellen, dat de koning iedereen het vel over de oren haalde en wee degene, die aan 's konings belastinginners niet de verschuldigde som kon betalen!
De vorst bekommerde zich niet om het gepraat van de mensen, of hij deed alsof hij van niets wist. Hij wilde ook niet zien, dat zijn mooie en jonge vrouw, Lady Godiva, zwaar gebukt ging onder de klachten en moeilijkheden van de mensen.
En omdat het evenmin in hem opkwam, zijn beslissing ongedaan te maken, werd het mooie gezicht van de Lady al grauw ontsierd door fijne rimpeltjes, die van vele doorwaakte nachten getuigden.
Hoe onverschilliger de vorst werd voor de mening van zijn onderdanen, des te meer wijdde hij zijn aandacht aan zijn vrouw, die hij boven alles liefhad. Op een dag vroeg hij haar naar de oorzaak van haar zwaarmoedigheid.
Nadenkend antwoordde ze: "De mensen lijden. Wat heeft een grote stad voor nut, als degenen die er in moeten leven, zich eerst half dood moeten werken om de belastingen voor de bouw op te brengen. In de naam van God," smeekte de Lady, "verlos die arme mensen van de belastingdruk. Ik weet, dat anderen al tevergeefs een beroep op je hebben gedaan en daarom smeek ik je, mijn verzoek niet af te wijzen."
De vorst wilde zijn gemalin met een kluitje in het riet sturen, maar omdat hij tranen in haar ogen zag, ging hij bij haar zitten, streelde haar lange blonde haar en probeerde haar de hoge belastingen te verklaren: "De mensen klagen misschien wel, maar doen ze dat niet altijd? En wat betekent eigenlijk hun kleinzielig geklaag tegenover een groot en mooi Coventry, dat ons eens een roemrijke toekomst zal brengen. Kun je dat dan niet begrijpen? Kort en goed, ik heb geld net zo hard nodig, als jij het nodig hebt voor je kostbare kleren en sieraden, die je schoonheid pas goed tot haar volle recht laat komen."
"Hoe moet ik dat opvatten," vroeg de Lady. "Zonder kleding..."
"Zonder kleding en sieraden is jouw schoonheid niets waard!" beweerde de vorst, die zijn vrouw niet eens liet uitspreken. "De mensen buiten ons vorstendom zullen je zonder je kostbare gewaden nauwelijks als een edelvrouwe herkennen. En om precies dezelfde reden moet ik ook die hoge belastingen invoeren. Begrijp je het nu beter, lieve vrouw?"
De Lady haalde haar schouders op. Ze stond daar en dacht na. De nacht was al gevallen en de maan scheen boven het land.
Ze zei: "Het wil dus zeggen dat als ik morgen poedelnaakt door de straten zou gaan, je vergelijking ongegrond zou zijn en je de burgers de belasting zou moeten schelden."
"Ja, voor mijn part," bromde de koning en wilde het vertrek al verlaten om de bouwplannen te gaan beoordelen.
De Lady versperde hem echter de weg en zei met een ernstig gezicht: "Ik houd je aan je woord, heer. Morgen al zal ik naakt door Coventry's straten schrijden, van het ene eind van de stad naar het andere. En jij zult hiervoor de belasting moeten kwijtschelden! Ik zal je tonen, dat ik meer respect heb voor werkende handen, dan voor alle ijdelheid. En misschien zal ik je hiermee ook kunnen bewijzen, dat niets werkelijke schoonheid kan schaden, dus ook geen naaktheid!"
Na deze woorden verwijderde de Lady zich en de koning, hevig geschrokken, greep ontzet naar zijn hoofd. Tevergeefs liep hij haar achterna, tevergeefs smeekte hij haar, de beslissing te herroepen, omdat hij zo'n ongelukkige vergelijking had gekozen. De mooie Lady hield voet bij stuk. En dus bleef de vorst niets anders over, dan bekend te laten maken wat zijn vrouw de volgende dag van plan was.
En zo gebeurde het ook. Toen de volgende dag klokken het middaguur luidden, reed de beeldschone Lady naakt op een schimmel door de straten van de stad. Alleen haar lange blonde haar bedekte haar sneeuwwit lichaam. Zonder schaamte reed ze op de schimmel, want ze was zich ervan bewust, dat geen levende ziel naar haar zou kijken. De mensen bleven achter de gesloten ramen en deuren in huis, want ieder van hen wist, waarom de Lady dit offer bracht.
Eenzaam draafde de schimmel door Coventry en eenzaam draafde hij weer terug, tot er, bij het licht getrappel van de paardenhoeven, in het laatste huis zachtjes een raam openging. Hier woonde bakker Tom, die zijn nieuwsgierigheid niet kon bedwingen.
Hij boog zich licht voorover, om de mooie Lady Godiva te zien. Maar toen hij de rijdster goed wilde bekijken, ging er een rilling door hem heen, de wereld verbleekte en in hetzelfde ogenblik werd hij blind. Niemand had dus Lady Godiva op de schimmel gezien, ook niet bakker Tom.
En de vorst? Hij ontsloeg de mensen van de belastingdruk, en hoewel hij ervan overtuigd was, dat Coventry nooit zo groot en belangrijk als Londen zou worden, behoorde het nog tijdens de Middeleeuwen tot de vier aanzienlijkste en beroemdste steden van het hele land.
*   *   *
Samenvatting
Een Engelse sage over een adellijke dame die naakt over straat gaat.
Toelichting
Godiva of Godgifu (ca. 980-1067) was een Angelsaksische adellijke dame die volgens een legende naakt door de straten van Coventry reed. Zij zou dit gedaan hebben om haar man, de graaf Leofric, ertoe te bewegen de zware belastingen te verlichten die hij oplegde aan de inwoners. De naam Godgifu betekent 'door God gegeven'.
Volgens het verhaal was Godiva de mooie echtgenote van Leofric, graaf van Mercia en heer van Coventry (968-1057). De bevolking had hevig te lijden onder de belastingdruk en Godiva verzocht haar man keer op keer de belastingen te verlagen, maar deze weigerde steeds. Op den duur werd hij haar smeekbedes beu en zei hij voor de grap dat hij haar verzoek zou inwilligen als zij te paard naakt door de stad zou rijden. Lady Godiva ging daarop in. Leofric hield zich aan zijn woord en maakte een eind aan de hoge belastingen. De geschiedenis van Godiva wordt het eerst vermeld in de dertiende eeuw.
Volgens geschiedschrijvers in de zestiende eeuw werd er vooraf een proclamatie uitgevaardigd dat iedereen binnen moest blijven en de luiken moest sluiten, waarop zij door de straten reed, slechts gekleed in haar lange haar. Natuurlijk was er iemand, een kleermaker met de naam Tom, die geen weerstand kon bieden aan de verleiding. Hij maakte een gaatje in zijn luik waar hij doorheen kon gluren. Hij is in Engeland bekend geworden als 'Peeping Tom' en zou voor zijn daad met blindheid zijn gestraft. Tegenwoordig is 'Peeping Tom' in het Engels een synoniem voor 'gluurder' of 'voyeur'.
Een ander verhaal vertelt dat Godiva helemaal niet naakt was, maar haar paard bereed zonder zadel. Ook wordt gezegd dat Godiva alleen geen juwelen droeg, die een kenmerk waren van adeldom.
Zeker is dat begin 11e eeuw een dame met de naam Godiva leefde. Bewijs hiervoor is te vinden in diverse oude geschriften, zoals het Stow charter, het Spalding charter en het Domesday Book. De spelling van de naam varieert overigens sterk. Volgens de kronieken van Ely, het Liber Eliensis (eind 12e eeuw) was zij weduwe toen Leofric haar in 1040 trouwde. Omstreeks die tijd was zij behulpzaam bij het stichten van een klooster te Stow in Lincolnshire. In 1043 bracht zij haar man ertoe een Benedictijnenklooster te bouwen in Coventry. De tekst "di Ego Godiva Comitissa diu istud desideravi" werd aangetroffen op het handvest dat haar broer Thorold van Bucknall, de sheriff van Lincolnshire aan het klooster van Spalding schonk. Ook zou zij financiële steun hebben verleend aan diverse andere kloosters. Zij wordt vermeld in het Domesday Book van 1085 als een van de weinigen die na de Normandische verovering van 1066 haar land mocht behouden. Ook was zij de enige vrouw die vermeld stond als landeigenaar. Enige jaren daarna stierf zij en werd begraven in de abdijkerk.
Een standbeeld van Godiva staat in het centrum van Coventry.
Trefwoorden
Basisinformatie
Populair
Verder lezen