zaterdag 21 december 2024

Volksverhalen Almanak


Koning Draak


Er was eens een koning die getrouwd was met een wonderschone koningin. Toen ze bruiloft gevierd hadden en de eerste avond naar bed gingen, stond er niets op hun bed geschreven, maar toen ze opstonden, konden ze lezen, dat ze nooit kinderen zouden krijgen. De koning was daar erg bedroefd over, maar de koningin nog meer; ze vond het verschrikkelijk dat ze geen erfgenaam voor hun koninkrijk zouden hebben.
Op een dag wandelde ze, in diep gepeins verzonken, en kwam terecht op een afgelegen plek. Daar ontmoette ze een oude vrouw die vroeg of de koningin haar niet zeggen wilde waarom ze zo bedroefd was. De koningin keek op en zei, "Ik schiet er niets mee op als ik het jou vertel; je kunt me toch niet helpen."
"Misschien toch," zei de oude vrouw en vroeg de koningin het haar toch te zeggen. Ze kon het ook wel vertellen: en ze legde uit hoe na de huwelijksnacht op hun bed geschreven had gestaan dat ze geen kinderen zouden krijgen en daarover was ze zo treurig. Dan kon ze wel helpen, zei de oude vrouw, ze zou wel kinderen kunnen krijgen. 's Avonds bij zonsondergang moest ze een schaal ondersteboven in de noordwestelijke hoek van de tuin neerzetten. De volgende morgen, bij zonsopgang, moest ze hem weer wegnemen. Eronder zouden twee rozen staan, een rode en een witte: "Als je nu de rode neemt, en opeet, dan wordt het een jongen, neem je de witte, dan wordt het een meisje; maar je mag ze niet alle twee nemen."
De koningin ging naar huis en deed wat de oude vrouw haar had gezegd. 's Morgens, toen de zon opging, liep ze de tuin in, tilde de schaal op en zag twee rozen staan, een witte en een rode. Ze wist niet goed welke ze nemen moest. Als ze de rode nam, en het een jongen werd, dan bestond de mogelijkheid dat hij ten oorlog moest en gedood zou worden en dan had ze weer geen kind. Dus dacht ze dat ze beter de witte kon nemen; dan werd het een meisje dat bij haar thuis kon blijven en daarna trouwen om in een ander rijk koningin te worden. Dus nam ze de witte roos en at hem op. Maar hij smaakte zo heerlijk, dat ze ook de rode roos nam en opat. Ze dacht bij zichzelf: "Als het een tweeling wordt, dan gaat het in één moeite."
Nu was het zo, dat de koning in die tijd net een oorlog voerde en toen de koningin merkte dat ze zwanger was, schreef ze hem een brief om het hem te vertellen. Hij was erg blij met het bericht.
Er verging een tijd en toen het moment van de geboorte gekomen was, baarde ze een draak. Hij was nog maar net geboren, toen hij onder het bed kroop en daar bleef hij van toen af aan.
Na weer een tijd kwam er een brief van de koning dat hij binnenkort naar huis zou komen. En toen de koning aankwam en met zijn wagen naar het kasteel reed, kwam de koningin naar buiten om hem te begroeten. Maar ook de draak kwam naar buiten en wilde hem goedendag zeggen. Hij sprong tegen de wagen op en zei: "Welkom thuis, vader!" - "Wat?" zei de koning. "Ben ik jouw vader?" - "Ja, en als je mijn vader niet wilt zijn, dan maak ik jou en het kasteel kapot!" Toen moest de koning wel ja zeggen. Ze gingen het kasteel binnen en de koningin moest bekennen wat zich tussen de oude vrouw en haar had afgespeeld.
Enkele dagen later kwamen alle raadsleden en edelen bij elkaar om de koning welkom te heten in zijn vaderland en om hem geluk te wensen met zijn overwinning op de vijand. Toen kwam ook de draak binnen en zei: "Vader, nu wil ik trouwen!" - "Wie denk je dat jou zou willen hebben?" zei de koning. "Tja, als je mij geen vrouw bezorgt, of ze nu jong of oud is, groot of klein, rijk of arm, dan maak ik jou en het hele kasteel kapot."
Toen schreef de koning aan alle koninkrijken of iemand met zijn zoon wilde trouwen. Daarop kwam ook een beeldschone prinses. Ze vond het echter zeer merkwaardig dat ze haar verloofde niet mocht zien tot ze in de zaal stond waar getrouwd zou worden. Toen kwam de draak tevoorschijn en ging naast haar staan. De trouwdag liep ten einde en samen zouden ze naar het bruidsvertrek gaan. Maar nauwelijks was ze binnen of hij at haar op.
Er verging een tijd en toen kwam de verjaardag van de koning. Toen iedereen aan tafel zat kwam de draak weer en zei: "Vader, ik wil trouwen!" De koning zei: "Welke vrouw wil er nu met jou trouwen?" - "Als je mij geen vrouw brengt, hoe ze er ook uitziet, dan eet ik jou en het hele kasteel op."
De koning schreef aan alle koninkrijken of iemand met zijn zoon wilde trouwen. Weer kwam er een zeer mooie prinses uit een ver land. Ook zij kreeg niet de gelegenheid haar bruidegom te zien voor ze in de zaal waren waar het huwelijk voltrokken zou worden. Toen kwam de draak en ging naast haar staan. Maar toen de trouwdag voorbij was en ze in het bruidsvertrek kwamen, doodde de draak haar.
Een tijdje later vierde de koningin haar verjaardag en toen iedereen aan tafel zat, kwam de draak binnen en zei: "Vader, ik wil trouwen." - "Nu kan ik je geen vrouw meer bezorgen," zei de koning. "De twee machtige koningen van wie ik jou de dochters tot vrouw heb gegeven willen oorlog met mij voeren, dus wat moet ik doen!" - "Laat ze maar komen. Zolang je met mij op goede voet staat, mogen ze rustig komen, al waren het er tien. Maar als je mij geen vrouw bezorgt, jong of oud, groot of klein, arm of rijk, dan maak ik jou en het slot kapot."
Er zat voor de koning niets anders op, maar hij was zeer ongelukkig. Nu was er een oude man, die herder was bij de koning. In het bos had hij een huisje en ook een dochter. Naar hem ging de koning toe en zei: "Luister eens, lieve man, wil jij jouw dochter niet aan mijn zoon tot vrouw geven?" - "Nee, dat gaat niet, want eerstens heb ik maar één kind dat voor me kan zorgen als ik oud ben en verder zal de prins, als hij mooie prinsessen niet spaart, ook mijn dochter niet sparen en dat zou zonde zijn." Maar de koning wilde haar hebben en de oude man moest toegeven.
De oude man ging naar huis en vertelde alles aan zijn dochter. Zij was zeer bedroefd en liep diep in gedachten verzonken het bos in. Toen ze daar zo liep kwam ze een oude vrouw tegen die ook naar het bos ging om bessen en dennenappels te plukken. Ze had een rode rok en een blauw hemd aan. "Waarom ben je zo bedroefd?" vroeg ze. "Ik heb reden genoeg om bedroefd te zijn, maar het heeft geen zin dat ik het je vertel, want je kunt me toch niet helpen." - "Misschien wel," zei ze. "Vertel maar!" - "Ik moet met de zoon van de koning trouwen, maar dat is een draak en hij heeft al twee prinsessen gedood. Ik weet zeker dat hij mij ook zal doden!" - "Als je naar mij wilt luisteren, dan zou ik je kunnen helpen" sprak de oude.
Het meisje wilde graag naar haar raad luisteren. "Als de trouwerij achter de rug is en je naar de bruidskamer gaat, dan moet je tien hemden aan hebben; als je er niet zoveel hebt, dan moet je ze lenen. Dan moet je om een emmer vol loog en een emmer vol zoete melk vragen en een arm vol roeden. Dat moet in het vertrek worden gebracht. Als hij binnenkomt zal hij zeggen: Schone jonkvrouw, trek je hemd uit! Dan moet jij zeggen: Koning Draak, trek je huid uit! En dat moet je tegen hem zeggen tot jij negen hemden hebt uitgetrokken en hij negen huiden; dan heeft hij geen huid meer, maar jij hebt nog een hemd aan. Dan moet je hem beetpakken, hij is dan niets meer als een bloederige klomp vlees, de roeden in de loog dompelen en hem zo lang daarmee slaan tot hij bijna in stukken valt. Dan moet je hem baden in de zoete melk, in die negen hemden wikkelen en hem in je armen nemen; daarna zul je inslapen, ook al is het maar voor korte tijd."
Het meisje bedankte voor de goede raad, maar bang was ze ondanks alles, want het was een hele onderneming met zo'n ondier.
De trouwdag kwam en met een grote, prachtige karos kwamen er twee dames aangereden die het meisje met haar bruidskleed helpen moesten. Ze werd naar het kasteel gebracht, naar de zaal en de draak kwam en ging naast haar staan, waarna ze werden getrouwd. Het werd avond en ze moesten naar het bruidsbed. Daar verlangde de bruid een emmer met loog, een emmer met zoete melk en de roeden. De mannen lachten haar uit en zeiden dat dat boerenbedrog en bijgeloof was, maar de koning beval dat men haar moest geven waarom ze vroeg. En ze kreeg het. Voor ze de bruidskamer binnenging trok ze negen hemden aan over het hemd dat ze al aanhad.
Toen ze in de kamer kwam, zei de draak: "Schone jonkvrouw, trek je hemd uit." Toen zei zij: "Koning Draak, trek je huid uit."
En zo ging het verder, tot zij negen hemden uit had getrokken en hij negen huiden. Toen kreeg ze weer moed; want hij lag op de grond en kon zich nauwelijks bewegen terwijl hij aan alle kanten bloedde. Ze nam de roeden, dompelde ze in loog en sloeg hem zo hard als ze kon en zo lang dat er geen twijg van de roeden meer over was. Daarna dompelde ze hem in de zoete melk, wikkelde hem in de negen hemden en nam hem in bed in haar armen. Ze sliep meteen in, maar het was ook al laat. Toen ze weer wakker werd lag ze in de armen van een mooie koningszoon.
Het werd morgen; niemand durfde in de bruidskamer te kijken, want iedereen geloofde dat zij hetzelfde lot had ondergaan als de twee vorige. De koning wilde toch kijken en toen hij de deur opendeed riep zij: "Kom maar binnen, alles is in orde!"
Hij ging naar binnen, erg verheugd en liet de koningin en alle anderen halen. En rond het bruidsbed werden gelukwensen uitgewisseld en iedereen was blij, als nooit tevoren. Ze stonden meteen op en gingen naar een andere kamer, waar ze werden aangekleed, want de bruidskamer zag er gruwelijk uit. Toen werd er met veel vertoon en vreugde opnieuw bruiloft gevierd en de koning en de koningin hielden erg veel van de jonge koningin, ze wisten niet wat ze allemaal voor haar moesten doen, omdat ze hen van de draak had verlost.
Enige tijd daarna werd ze zwanger; maar weer was het oorlog en de oude koning en koning Draak moesten ten strijde trekken. Haar tijd kwam en zij baarde twee mooie knapen. In deze tijd hield ridder Rood zich op aan het hof. Hij moest de koning het bericht brengen van de geboorte van zijn twee mooie zonen. Hij ging op reis, maar maakte onderweg de brief open en schreef in plaats daarvan dat zij van twee jonge honden bevallen was. De koning kreeg de brief en was zeer bedroefd, want hij vond het verwonderlijk, dat zij twee jonge honden had gebaard, hij had eerder een draak of zoiets verwacht. Hij schreef terug dat men de dieren tot zijn terugkomst in leven moest laten, als ze al levensvatbaar waren. Deze brief moest ridder Rood naar huis brengen. Maar op de terugweg maakte hij ook deze brief open en schreef in plaats daarvan dat de jonge koningin samen met haar kinderen verbrand moest worden.
De oude koningin was erg bedroefd over deze brief, want ze hield erg veel van de jonge koningin. Kort daarop ontvingen ze een brief van de jonge koning wanneer hij naar huis zou komen. Toen werden ze bang en wisten niet wat ze moesten doen, maar de oude koningin kon het niet opbrengen om hen te laten verbranden. De kinderen liet ze onderbrengen bij een min omdat ze dacht, dat de jonge koning misschien milder zou gaan denken als hij eenmaal thuis was. De koningin kreeg eten en wat geld mee en werd het woud ingestuurd. Zij liep het bos in en zwierf een dag en nog een dag, in hoogste nood. Toen zag ze een hoge berg en begon die te beklimmen, zonder onderweg te rusten. Boven op de berg waren drie banken. Ze ging zitten op de middelste en perste de melk uit haar borsten, gekweld door het feit dat men haar de kinderen had ontnomen. Toen kwamen er twee grote vogels die rechts en links van haar gingen zitten; het waren een zwaan en een kraanvogel en haar melk druppelde in hun snavel, zo dicht zaten ze bij haar. En toen ze daar zo zat, werden het opeens de twee mooiste prinsen die men zich voorstellen kan en de berg werd veranderd in het mooiste kasteel dat men kan bedenken; met gevolg en dieren, goud en zilver, alles wat er bij hoorde. De vogels waren betoverd geweest en zouden niet verlost worden voor ze de melk van een koningin dronken die net twee zonen gebaard had. Ze ging met hen mee, met koning Zwaan en koning Kraanvogel. De ene wilde met haar trouwen en de andere ook; ze had hen immers beide verlost.
Intussen was koning Draak thuisgekomen en vroeg naar de koningin. "Hoe bestaat het," zei de oude koningin: "jij moet nodig naar haar vragen! Jij bent me er eentje! Heb je er dan helemaal niet meer aan gedacht dat ze jou uit jouw ellende heeft verlost? En jij speelt het klaar en schrijft dat we haar en de kinderen moeten verbranden! Je moest je schamen!" - "Nee," zei koning Draak, "jullie hebben mij geschreven dat zij bevallen was van twee jonge honden en ik heb jullie geschreven dat de dieren in leven moesten blijven tot ik thuis kwam." Ze praatten lang over en weer tot ze erachter kwamen dat ridder Rood verraad had gepleegd. Hij werd gevangen genomen en moest bekennen. Men sloot hem op in een met spijkers beslagen vat en spande vier paarden voor het vat. De paarden renden daarmee door berg en dal.
De koning was diepbedroefd over zijn vrouw en kinderen, toen hij gehoord had dat het twee mooie knapen waren. De oude koningin zei tegen hem: "Wees maar rustig! De kinderen zijn goed ondergebracht bij een min, maar hoe het met haar gaat, weet ik niet; ik heb haar eten en wat geld meegegeven en gezegd dat ze het bos in moest trekken. Sindsdien heb ik niets meer van haar gehoord."
Toen gaf de koning het bevel de kinderen terug te halen en nam zelf wat eten en geld mee en trok het woud in om haar te zoeken. Drie dagen en nachten zwierf hij rond en zocht naar haar zonder succes. Toen kwam hij tenslotte bij het kasteel in het bos. Als hij mensen tegenkwam, vroeg hij hen, of ze niet een vreemde jonkvrouw in het bos hadden gezien. Maar niemand was haar tegengekomen. Toen wilde hij het kasteel binnen gaan om te zien welke vorsten daar woonden. Hij liep er naar toe en trad binnen. Meteen toen hij binnenkwam, zag hij haar, en zij zag hem; maar ze was bang, want ze dacht dat hij haar zocht om haar te laten verbranden en ze liep weg.
De beide prinsen kwamen binnen, waarop ze met elkaar in gesprek raakten en goede vrienden werden. Ze nodigden hem uit voor het middagmaal. Toen vroeg hij hen waar de schone jonkvrouw, die bij hen woonde, vandaan kwam. Ze antwoordden dat ze erg veel van haar hielden omdat zij hen bevrijd had en vertelden hem het hele verhaal. Toen zei hij dat ook hij van haar hield en of ze niet een overeenkomst konden sluiten. Men zou haar maaltijd kunnen bederven met zout en degene die zij daarna zou vragen haar toe te drinken zou haar echtgenoot worden. De prinsen vonden dit geen slecht voorstel, want zo konden ze ook onder elkaar uitmaken wie van hen haar zou krijgen, want ze geloofden niet dat ze een vreemde zou vragen haar toe te drinken.
Ze gingen aan tafel en zij zei, "Ik vind het eten zo zout:
Koning Zwaan zit dicht naast mij
Koning Kraanvogel is goed voor mij
Koning Draak kom drink met mij."
Onmiddellijk nam hij de zilveren beker in de hand en dronk op haar welzijn; de anderen dronken op hun eigen welzijn en toen moesten de anderen op zijn en haar welzijn drinken, al waren ze niet tevreden met de gang van zaken. Toen vertelde koning Draak het, hoe zij hem had verlost voordat zij hen verloste; hij had dus het meeste recht op haar. Daarop zeiden de beide prinsen dat hij hen dit meteen had moeten vertellen, dan hadden zij zich er helemaal niet in gemengd. Maar hij antwoordde dat hij daarvan niet zeker had kunnen zijn.
Daarna trok Koning Draak met zijn koningin naar huis. Zijn kinderen had men intussen naar huis laten halen. Koning Zwaan hield het kasteel in het bos en haalde een prinses uit een ander koninkrijk. Koning Kraanvogel trok naar een ander land en trouwde daar. Zo kreeg ieder van hen zijn deel. Koning Draak en zijn echtgenote stonden in hoog aanzien, hun hele leven lang. Ze waren zeer gelukkig en kregen veel kinderen. Toen ik voor het laatst daar was, boden ze mij een tinnen boterham in een zeef aan.
*   *   *
Samenvatting
Een Deens sprookje over een prinses die met een draak trouwt. Een prinses zorgt ervoor dat een draak verlost wordt en verandert in een knappe koningszoon. Door het verraad van een ridder volgt er toch een scheiding tussen de geliefden. De koningszoon gaat vervolgens op zoek naar zijn verdwenen bruid.
Toelichting
Vergelijk met het Russische sprookje Solvej en de draak.
Trefwoorden
Basisinformatie
Thema
Populair
Verder lezen