zaterdag 21 december 2024

Volksverhalen Almanak


Kisagotami en haar baby


Kisagotami werd ten tijde van de tegenwoordige Boeddha te Savatthi in een armoedig geslacht herboren. Toen zij volwassen was, huwde zij in een zekere familie. Daar verachtte men haar als dochter van arme lieden. Na verloop van tijd schonk zij het leven aan een zoon en nu betoonde men haar eer.
Toen haar zoontje al kon lopen en de leeftijd van spelen bereikt had, stierf het door de een of andere oorzaak. Groot verdriet beving haar. Denkend: "Na in deze woning zonder eer en voordeel getoefd te hebben, heb ik na de geboorte van mijn zoontje eer erlangd. Nu zou deze weer van mij worden verwijderd," legde zij het kind op haar heup en liep met de woorden: "Geef mij medicijn voor mijn kind," huis aan huis langs.
Overal waar ze haar zagen staan, sloegen de mensen, zeggend: "Waar is te voren een medicijn gezien voor uw dode kind?" de handen ineen en lachten haar uit. Zij kwam echter door hun toespraak niet tot bevrediging.
Toen nu een zeker iemand, een geleerd man, haar zag, dacht deze: "Door het verdriet over haar kind zal deze tot verbijstering vervallen zijn," en na overwogen te hebben: "Niemand anders zal zeker voor haar medicijn daarvoor kennen dan de Boeddha," sprak hij aldus tot haar: "Moedertje, er is niemand anders die medicijn kent voor uw kind, maar in het klooster te Dhura toeft de Tienkrachtige, die in de wereld van hemelingen en mensen de alleruitstekendste is. Ga, en vraag het hem."
Zij, denkend: "Die man spreekt waarheid," ging en plaatste zich met haar kind, op 't ogenblik dat de Boeddha op zijn Boeddha-zetel neergezeten was, in de buitenste kring der verzamelde menigte en vroeg: "Geef mij een medicijn voor mijn kind, Heer."
De Meester, haar predispositie ziende, sprak: "U hebt er goed aan gedaan, Gotami, om hier te komen voor een medicijn. Ga heen en begeef u in de stad: te beginnen bij het allereerste huis, de ganse stad doorgaande, moet u in dat huis, waar tevoren nooit iemand gestorven is, daarvandaan om een mosterdzaadje vragen."
Kisagotami en haar baby
Verheugd, en met de woorden: "Goed, Heer," ging zij de stad binnen en sprak bij de eerste woning: "De Tienkrachtige doet mij, als medicijn voor mijn kind, een mosterdzaadje vragen. Geeft mij een mosterdzaadje."
Met de woorden: "Goed, Gotam," haalden zij er een en gaven het haar.
"Ik mag het niet zo maar aannemen; is er in dit huis nooit iemand te voren gestorven?"
"Wat zegt u, Gotami! Wie kan optellen degenen, die hier gestorven zijn?"
"Dan heb ik het niet nodig: de Tienkrachtige heeft mij gezegd, uit een huis, waar tevoren nog nooit iemand gestorven is, daarvandaan het te halen."
Nadat het haar bij het tweede huis op dezelfde wijze gegaan was, dacht zij: "In de ganse stad zal het wel hetzelfde zijn. Dit zal wel door de Boeddha, die goed en medelijdend is, bedacht zijn," en bedrukt van daar naar buiten gaande, begaf zij zich naar een naar rottend vlees stinkende crematieplaats, en, haar kind in de handen nemend, sprak zij: "Mijn lief kindje, ik dacht, dat deze dood u alleen getroffen had, maar hij treft niet alleen u: deze wet is voor 't gehele mensdom geldig," en met die woorden legde zij het kind op de crematieplaats en sprak dit vers:
"Geen wet voor dorp, geen wet voor stad ook,
geen wet ook is het voor een enkel huis,
maar voor de ganse wereld, ook der engelen,
geldt deze wet, dat alles onbestendig is."
En na dit vers nog eens te hebben gezegd, begaf zij zich tot de Boeddha.
Nu sprak de Meester tot haar: "Hebt u het mosterdzaadje gekregen, Gotami?"
"Ik heb het zaadje niet nodig, Heer, doch verleen mij een toevlucht," zo sprak zij.
Onmiddellijk erlangde zij, zoals zij daar stond, de eerste graad van heiligmaking en verzocht om opname in de orde. Na driemaal met toekering der rechterzijde de Meester omwandeld te hebben, na hem begroet te hebben en naar een nonnenklooster te zijn gegaan en na de opname in de orde erlangd te hebben, geraakte zij weldra, grondig met attentie de riten verrichtende, tot geestelijk inzicht.
*   *   *
Samenvatting
Een boeddhistisch verhaal over een moeder en haar dode kindje. Een moeder, wier kind is gestorven, gaat radeloos de deuren langs op zoek naar een middel om haar zoon weer levend te maken. Iemand geeft haar het advies bij de Boeddha langs te gaan. Hij zegt dat ze op zoek moet gaan naar een mosterdzaadje uit een huis waar nog nooit iemand gestorven is...
Toelichting
Uit de commentaren van Buddhaghosa op de Pali-canon (de boeddhistische bijbel): het eerste deel van de Manorathapurani.
Dit is een bekend verhaal in het boeddhisme. De Dalai Lama vertelt het ook (maar dan iets anders) in zijn boek 'De kunst van het geluk':
Ten tijde van de Boeddha stierf het enige kind van een vrouw die Kisagotami heette. Ze was niet in staat dit te accepteren en rende van de een naar de ander om een medicijn te zoeken dat haar kind weer tot leven zou brengen. Men zei dat de Boeddha zo'n medicijn had.
Kisagotami ging naar de Boeddha, knielde voor hem, en vroeg: 'Kunt u een medicijn maken dat mijn kind weer tot leven wekt?'
'Ik ken zo'n medicijn,' antwoordde de Boeddha. 'Maar ik kan het alleen bereiden met bepaalde ingrediënten.' De vrouw was opgelucht en vroeg: 'Welke ingrediënten hebt u nodig?'
'Breng me een handvol mosterdzaad,' zei de Boeddha. De vrouw beloofde dat voor hem te halen, maar toen ze wegliep, voegde hij eraan toe: 'Ik heb mosterdzaad nodig uit een huis waar geen kind, man of vrouw, ouder of bediende is gestorven.'
De vrouw stemde toe en begon alle huizen een voor een langs te gaan, op zoek naar het mosterdzaad. Bij elk huis waren mensen bereid haar het zaad te geven, maar wanneer ze hun vroeg of er iemand in het gezin was gestorven, kon ze geen huis vinden dat niet door de dood was bezocht - in het ene huis was een dochter overleden, in het andere een bediende, en in de overige een man of ouder. Kisagotami slaagde er niet in een huis te vinden waar de dood geen leed had veroorzaakt. Toen de moeder zag dat zij niet de enige was die verdriet had, legde ze het levenloze lichaam van haar kind neer en ging terug naar de Boeddha, die met groot mededogen zei: 'U dacht dat alleen u een kind had verloren; de wet van de dood luidt dat bij alle levende wezens niets blijvend is.'
Trefwoorden
Basisinformatie
Bron
"Boeddhistische verhalen" uit het Pali vertaald door dr. W. Caland. A. Oosthoek, Utrecht, 1923.
Populair
Verder lezen