Katrien en het groene eikenbos
Katrien was alleen op de wereld en als klein meisje moest ze al gaan werken. Dan hier en dan weer daar, tot ze op een dag geluk had. Ze kwam bij een rijke mevrouw in dienst die van haar hield alsof zij haar eigen dochter was. Maar deze goede tijd duurde niet lang. Op een dag ging de rijke vrouw met haar personeel op reis. En toen ze met de koets door het donkere bos reden werden ze door rovers overvallen.
De rovers ontzagen niemand. De rijke vrouw sleepten ze mee. Alleen Katrien kon zich redden. Toen ze uit de koets sprong, klemde ze zich aan de dichtstbijzijnde boom vast. De boom, een eik, beschermde haar met zijn vele takken, zoals een vader zijn kind in de armen neemt, en zoals een jongen zijn liefste omhelst. Zo redde de eik Katrien van een wisse dood. Toen de rovers weg waren, drukte Katrien zich met tranen in de ogen tegen de eik aan en bedankte hem: "Bedankt, lieve eik, je hebt mijn leven gered. Ik zou graag wat terug willen doen, maar ik weet niet wat." De slanke eik ruiste, alsof hij iets wilde zeggen. En de bomen om hem heen ruisten met hem mee. Katrien ging onder de boom in het mos zitten en dacht na wat ze moest doen. Ze had vreselijke honger.
"Had ik maar een klein stukje brood en een kopje melk," zei ze. Ze had de woorden nog niet uitgesproken, of daar streek een witte duif bij haar neer. In zijn snavel droeg hij een gouden sleutel. De duif liet de sleutel in haar schoot vallen en wees op de grote eik naast haar.
"Ga naar die eik toe en bekijk hem goed. Je zult dan in zijn stam een slot vinden. Als je de sleutel in het slot steekt, zal de eik opengaan en daar zul je in vinden wat je nodig hebt." Als in een droom nam Katrien de sleutel, ging naar de eik en ontdekte in zijn dikke stam een slot. Ze stak de sleutel erin en de boom ging open. Voor haar stond een gedekte tafel met brood en een glas melk. Toen Katrien haar honger had gestild, sloot ze de eik weer. Honger had Katrien nu niet meer.
"Als ik maar ergens een slaapplaats kon vinden," zei ze en ze had het nog niet gezegd, of daar verscheen de witte duif weer. Hij wierp Katrien een tweede gouden sleutel in haar schoot en wees op een andere eik: "Ga naar die eik en zoek in zijn stam naar het slot. Als je de sleutel erin steekt, zal de eik opengaan en je zult vinden wat je nodig hebt."
Katrien nam als in een droom de gouden sleutel, ging naar de eik en vond ook in zijn stam een slot. Ze stak de gouden sleutel erin en de boom ging open. Ze zag een lief klein kamertje, met een stevig wit bedje. Katrien ging in het bedje liggen en sliep tevreden in tot de volgende morgen. Toen ze wakker werd was ze verkleumd door de kou, want ze had alleen maar een dun rokje en bloesje aan. "Al had ik maar een doek om mijn schouders te bedekken," zei ze, en kijk, daar was de witte duif weer met een derde sleutel. Hij wees op de derde eik en zei: "Ga naar die eik en zoek in zijn stam naar het slot. Als je de gouden sleutel erin steekt, gaat de eik open en kun je pakken wat je nodig hebt."
Katrien pakte als in een droom de sleutel, stak hem in het slot en de boom ging open. Ze zag een grote kast waarin prachtige kleren hingen, en halsdoeken en jassen, zoals zelfs een prinses ze niet had.
Katrien deed een wollen doek over haar schouders en nu ontbrak het haar aan niets meer. Als ze dorst of honger had, opende ze met de eerste sleutel de eik met de gedekte tafel. Als ze moe werd opende ze met de tweede sleutel de eik met het witte bedje. Als ze iets anders aan wilde trekken opende ze met de derde sleutel de eik met de klerenkast. En als ze verdrietig werd, omdat ze graag met iemand wilde praten, dan kwam de witte duif een praatje met haar maken. Zo gingen er dagen, weken, een heel jaar voorbij. Katrien was in deze tijd erg aan de duif gehecht geraakt en op een dag zei ze tegen hem: "Je zorgt zo goed voor mij en ik kan helemaal niets terugdoen. Maar als ik het zou kunnen, dan zou ik mijn leven voor je willen geven."
Het witte duifje begon van pure vreugde te koeren en zei: "Ik doe het allemaal uit liefde. Maar als je wilt dan zou je iets voor me kunnen doen. Hier in het bos staat een hut waarin een lelijke heks woont. Haar kamer ligt vol goud en edelstenen. Ik zou graag willen dat je daar voor mij een koperen ring gaat halen. Maar je moet wel oppassen; gedurende de tijd dat je bij die oude heks bent, mag je geen woord zeggen. Eerst zal ze honingzoet tegen je zijn, maar daarna zo gemeen als vergift. Als je spreekt, dan zal dat je je leven kosten. Welnu, haal je de ring voor mij?"
"Ik ga," knikte Katrien en ze ging meteen op weg. Het witte duifje bracht haar naar de rand van de open plek waar de hut stond. Voor de hut zat de heks, zo lelijk als de nacht. Nauwelijks had ze Katrien gezien, of ze zei honingzoet: "Wees welkom, meisje, wat zoek je hier?" Katrien gaf geen antwoord op haar honingzoete vraag. Zonder een woord te zeggen opende ze de deur, zonder een woord te zeggen ging ze de hut binnen en zonder een woord te zeggen bleef ze als aan de grond genageld staan. In de hut schitterde alles, haar ogen deden er pijn van, overal lag zilver, goud en edelstenen.
De oude heks liep Katrien achterna en siste met giftige tong: "Waar ga je heen, slonzige meid, door wie ben je gestuurd?"
Katrien antwoordde niet op haar giftige vraag. Zonder een woord te zeggen zocht ze naar de koperen ring. Maar waar zou hij liggen tussen al deze sieraden? Ze zou hem waarschijnlijk niet gevonden hebben tussen al die kostbaarheden, als de oude heks haar niet geholpen had. Toen ze zag waar Katrien voor gekomen was, toen ze zag dat Katrien niet bang voor haar was, greep de oude heks een kooi met een vogeltje en wilde de deur uit lopen. Maar Katrien liet haar niet gaan. Ze rukte de kooi uit haar handen en zag dat het vogeltje een koperen ring in zijn snavel had. Katrien maakte de kooi open en pakte de ring uit de snavel van de vogel. Toen liep ze snel de hut uit. Ze rende en rende, tot ze de eiken in het groene woud bereikte. Pas daar stond ze stil. Ze klemde zich aan de slanke eik vast en rustte een beetje uit.
"Maar waar zou de witte duif zijn?" vroeg ze zich af. Nauwelijks had ze deze woorden uitgesproken, of de slanke eik omarmde haar met zijn vele takken, zoals een vader zijn kind in de armen neemt, en zoals een jongen zijn liefste omhelst. De takken veranderden in twee armen en de eik veranderde in een knappe jongeman. De jongeman kuste Katrien op het voorhoofd en zei: "Je hebt me verlost, je hebt de ban van de boze heks verbroken. Zolang de heks de koperen ring in haar bezit had, was ik een eik in het groene eikenbos. De andere bomen zijn mijn volgelingen. Ze stonden hier samen met mij zeven jaar lang, zeven lange jaren mochten ze geen woord zeggen. Ik was de enige die mocht praten en af en toe mocht ik me in een duif veranderen. Maar nu is de betovering verbroken. Kijk maar!"
Katrien kon haar ogen niet geloven. Daar waar vroeger allemaal eiken groeiden, stonden nu allemaal knappe jongemannen. Daar waar vroeger de bomen ruisten, hoorde men nu het vrolijk lachen van de volgelingen. En de prins nam Katrien bij de hand en vroeg: "Zeg eens Katrien, zou je mijn vrouw willen worden?" Katrien hoefde niet lang na te denken. Ze knikte als in een droom en antwoordde: "Ja, dat wil ik!" En de volgende dag vond het koninklijk huwelijk plaats.
* * *
Samenvatting
Een sprookje over een betoverde eik. Katrien is in dienst van een rijke mevrouw. Als ze op reis zijn, worden ze in het bos overvallen door rovers. Alleen Katrien kan zich redden doordat ze zich verstopt bij een eik. Een witte duif helpt Katrien door haar drie gouden sleutels te geven. Dan vraagt ze wat ze voor de duif terug kan doen. Deze zegt dat ze bij een heks een koperen ringetje moet pakken. Door deze ring verbreekt Katrien een betovering van de heks.
Toelichting
Een vergelijkbaar verhaal is De oude vrouw in het bos.
Trefwoorden
Basisinformatie
- Verhaalsoort: sprookje, volkssprookje
- Leeftijd: vanaf 9 jaar
- Verteltijd: ca. 10 minuten
Populair
Verder lezen