Hoe een Hersch een kip vangt
Zonder huis ben ik al jong gebleven,
heeft de armoe mij op straat gedreven
en ik was nog maar dertien jaren oud.
Ver van huis, dwalend over straten,
hield geen moeder mij meer in de gaten.
Verlaten was ik, hongerig en koud.
Maar ik ben Hersch, de grootste schelm op aarde,
de beurs van rijken schat ik snel op hun waarde.
Oplichterij, dat is een ware kunst,
wat zou ik wachten op een mensengunst?
Want als de rijken mij niets willen geven
en er geen kip is die omziet naar mijn leven,
dan heb ik altijd wel een list paraat.
Want ik ben Hersch, de koning van de straat.
heeft de armoe mij op straat gedreven
en ik was nog maar dertien jaren oud.
Ver van huis, dwalend over straten,
hield geen moeder mij meer in de gaten.
Verlaten was ik, hongerig en koud.
Maar ik ben Hersch, de grootste schelm op aarde,
de beurs van rijken schat ik snel op hun waarde.
Oplichterij, dat is een ware kunst,
wat zou ik wachten op een mensengunst?
Want als de rijken mij niets willen geven
en er geen kip is die omziet naar mijn leven,
dan heb ik altijd wel een list paraat.
Want ik ben Hersch, de koning van de straat.
'Als mensen mij vragen: Hersch, hoe gaat het ermee? Dan zeg ik: Goed hoor. De ene dag ben ik goed arm, de andere dag goed hongerig. Ik mag dan een arme schooier zijn, ik ben wel een vrije jongen. Omdat ik straatarm ben, ben ik vrij om honger te lijden. Omdat ik geen jas heb, ben ik vrij om kou te lijden. Omdat ik geen huis heb, ben ik vrij om te zwerven. Thuis? Dat is daar waar ik niet ben. Ben ik ergens binnen, dan moet ik naar buiten. Ben ik buiten, dan wil ik weer naar binnen. Maar nooit te lang, want een huis is als een gevang. Ik ken geen heimwee, ik heb eerder last van reiswee. Het paradijs ligt steeds achter de horizon en daarom móet ik reizen.'
Hersch Ostropoler woonde als kind in Ostropol, een piepkleine shtetl in Rusland. Hij was nog maar dertien jaar oud toen zijn beide ouders stierven aan de tering. Daarna moest hij zichzelf als weeskind zien te redden, een hard en wreed lot. Het was een lot uit een oneerlijke loterij, een doorgestoken kaart die het leven hem toespeelde. Al jong dakloos en arm en eenzaam, dan weet je wat verliezen is. Omdat Hersch niets méér te verliezen had, besloot hij Ostropol te verlaten om rond te gaan zwerven.
In zijn zakken had Hersch slechts twee dingen zitten: humor in de ene broekzak en handigheid in de andere. Mensen een beentje lichten of een poot uitdraaien, dat hield hem onderweg tijdens zijn zwerftochten op de been. Maar hij vergreep zich alleen aan gierige kooplui en rijke vrekken die best wat konden missen of aan opgeblazen figuren die dringend een lesje in nederigheid nodig hadden. De een noemde Hersch een brutale vlerk, de ander vond hem een sluwe vos. Hersch was dat én nog veel meer. Want hij was bot en geslepen, hondsbrutaal en vol kattenkwaad. Een vrome zondaar, een engel en duivel in één persoon.
Hersch zei eens: 'De kunst van het knippen leer je het beste op de baard van een ander. En de kunst van het kaalplukken leer je het snelst op de kip van een ander.' Door de nood gedreven kreeg Hersch die vaardigheid al snel onder de knie. Op den duur beheerste hij de kunst van het lospeute-ren werkelijk tot in zijn vingertoppen. Maar de aanleg ervoor bezat hij als kind al; Hersch was duidelijk een geboren oplichter.
Als jongen van tien jaar had hij een scherp verstand, maar aan hele dagen studeren in de heilige boeken had Hersch een grote hekel. Als hij al bij de les was, dan was dat vooral om de baard van de in slaap gesukkelde schoolmeester Benjomin aan de tafel vast te spijkeren. Hersch leerde op school alleen het hoogstnodige, raffelde thuis zijn huiswerk af om daarna zo snel mogelijk de straat op te vliegen. Het enige dat hem wat langer van straat hield, was gebraden kip bij de warme maaltijd. Hersch was namelijk stapelgek op kip.
Op een bijzondere feestdag had zijn moeder gebraden kip klaargemaakt. Dat was een zeldzaamheid voor een arm gezin als dat van Hersch. Moeder hoefde haar zoon niet te roepen voor het eten, want Hersch rook de baklucht al van verre en kwam aangesneld. Aan tafel legde moeder twee kleine kippenpootjes op zijn bord. Hersch wilde er meteen zijn tanden in zetten, maar moeder onderbrak hem. 'Hersch, ben je niet iets vergeten?! Moet je niet eerst bidden, zoals elke joodse jongen behoort te doen?!' 'Dat is waar ook', antwoordde Hersch. Toen bad hij rap: 'Goede God... Amen', om vervolgens een flinke hap van een kippenpoot te nemen.
'Wacht eens, kereltje!', zei vader streng. 'Je bent wel héél snel klaar met bidden. Ben je de rest van het gebed soms vergeten?' 'Nee hoor', zei Hersch vroom. 'Ik dacht alleen: De goede God geeft me vandaag alleen twee kleine kippenpootjes zonder het grote stuk kippenborst dat er normaal altijd tussenin zit. Daarom moet Hij het vandaag maar doen met de kop en de staart van mijn gebed. Het gedeelte ertussen kan God ook wel een keertje missen.'
Vader werd boos en gaf zijn zoon een oorvijg: 'Hier, pak aan! Brutale vlerk!' Daarna legde vader de kippenpoten weer terug op de schaal. 'Geduld is een schone zaak. Oefen jij nu maar eventjes wat geduld, mijn zoon.' Daarna sprak zijn vader met opzet een gebed zonder end. Tijdens het bidden bleef Hersch maar staren naar de schaal met versgebakken kip. Het water stond hem in de mond, die kip kon zó naar binnen zwemmen. Op zeker moment kon Hersch de verleiding niet langer weerstaan. Terwijl vader en moeder hun ogen nog gesloten hadden, greep Hersch twee kippenpoten van de schaal. Hij kloof ze razendsnel af en gooide de botjes onder de tafel. Toen vader klaar was met bidden, keek hij naar de schaal met kip en zag meteen dat er iets niet klopte.
'Net lagen er nog twee poten. Hoe zit dat, Hersch?' 'Misschien hebben ze tijdens uw gebed wel de benen genomen', antwoordde Hersch. Voordat hij het wist, had hij alweer een klap te pakken. Hersch wreef over de pijnlijke plek en zei: 'Vader, ik denk toch echt dat het een kip zonder poten is geweest.' 'Je kakelt als een kip zonder kop', sprak vader boos. 'Maar kippen zonder poten bestaan heus!', riep Hersch. 'O ja? Leren ze je dat soms op school?', zei vader. 'Waar vind je dat soort kippen dan?'
Hersch nam zijn vader mee naar het kippenhok van de buren en wees naar twee kippen die op stok zaten. 'Ziet u wel? Geen poten!' Vader was niet onder de indruk en zei: 'Op dit moment wel, maar als ik mijn handen laat wapperen, dan hebben ze weer twee benen.' Daarop begon vader wild te zwaaien en de geschrokken kippen stonden snel op hun poten. 'Ja, zo kan ik het ook!', sprak Hersch. 'Wanneer je een kip stoort in haar slaap, raakt ze van de leg. Trouwens, als u daarnet aan tafel wat sneller uw handen had laten wapperen, wie weet of die gebraden kip dan ook nog twee poten had gehad!? Een mooi kunstje, vader, dat moet u toch eens vaker doen!' Zo snoerde Hersch de mond van zijn vader. Vader was eerst nog kwaad geweest, maar later ook trots dat hij zo'n slimme en gewiekste zoon had. Hersch zou het vast en zeker ver schoppen in het leven.
Toen zijn ouders kort na elkaar gestorven waren, besloot de jonge Hersch te gaan zwerven. Geluk-kig hadden veel mensen onderweg medelijden met hem en gaven wat geld of iets te eten. 'Beter oud roggebrood in mijn maag dan gebraden kip in mijn droom', zei Hersch op zulke momenten. En wanneer hij bij een rijke boer aanklopte en niets kreeg, dan nam hij zonder vragen iets weg. 'De Hemelse Vader zorgt altijd voor mij', zei Hersch dan vroom. 'Wanneer de mensen vergeten om voor mij te zorgen, dan grijpt God zélf in. Daarvoor gebruikt Hij meestal mijn handen, want dat werkt nu eenmaal het snelst. Sommigen mogen dat diefstal noemen, maar het enige wat ik doe is het bezit van rijken eerlijk verdelen.'
'Hoe zou God eigenlijk over rijke mensen denken?' vroeg een bedelaar onderweg eens aan Hersch. 'Hij heeft een grote hekel aan ze, anders had Hij er niet zo weinig gemaakt', antwoordde Hersch. 'En wat vindt God dan van arme mensen?' 'Volgens mij houdt Hij erg van de armen, anders had Hij er niet zoveel op de wereld gezet! Rijken zijn altijd krenterig en deugen nergens voor. Ik maak me wel eens boos en zeg dan tegen vrekken die me niets willen geven: "Pas op of anders doe ik wat mijn vader altijd deed!" Dan schrikken ze zich een ongeluk en stoppen me vaak alsnog wat geld of eten toe.' 'Was je vader dan leider van een roversbende of een brute moordenaar?' 'Welnee, hij deed alleen wat hij altijd deed als hij geen eten kreeg', sprak Hersch. 'Maar wat deed je vader dan?' 'Hij ging gewoon zonder eten naar bed!'
Jarenlang bleef Hersch overal rondzwerven, maar op een dag was de arme weesjongen een volwas-sen armoedzaaier geworden. Hersch wandelde door Gods akkers, at soms bij de rijken en sliep vaak onder de blote hemel. Hij verlangde niet naar een dak boven zijn hoofd en jaagde niet op geld of goed. 'Als God het wil, komt rijkdom vanzelf wel op mijn pad', zei hij regelmatig. En Hersch kreeg gelijk. Hij was eens aan het rondscharrelen in de bossen van Podolië, toen hij in de verte tussen de bomen een eenzame koets zag rijden. Hersch trok vlug al zijn oude kleren uit en verstopte die onder een paar struiken.
Daarna liep hij poedelnaakt naar de rand van het bospad en wachtte tot de koets dichterbij gekomen was. Groot was de verbazing van de koetsier, toen hij langs de kant van de weg een blote man zag staan die een dikke boom vasthield. De koetsier liet paard en wagen stoppen en riep geschrokken: 'Wie bent u?' 'Ik ben een engel Gods die zojuist uit de hemel is gevallen', antwoordde Hersch zo engelachtig als hij maar kon. 'Maar wat komt u hier in hemelsnaam doen?', vroeg de koetsier. 'Ik ben hier vanwege een noodgeval. Het is namelijk zo dat de wereld elk moment kan instorten', sprak Hersch ernstig. 'U moet weten: de hemel rust op zeven aardse zuilen en één van die pilaren is deze grote, dikke boom die ik nu tussen mijn armen houd. Door een sterke wind is de boom ontworteld en dreigde hij om te vallen. De hemel heeft meteen maatregelen genomen en zo ben ik hier beland. Wanneer ik deze boom loslaat, stort Gods hemelse paleis in en zal de wereld vergaan. Help me, want ik ben bijna aan het eind van mijn krachten!'
De koetsier sprong van de bok, trok zijn jas uit en hielp de gevallen engel met het overeind houden van de boom. Toen ze daar allebei een tijdje hadden gestaan, vroeg de koetsier: 'Zeg engel, hoelang gaat dit nog duren?' 'Geen idee', zei Hersch. 'Maar ik weet het goed gemaakt. Als u deze boom van mij wilt overnemen, zal ik ondertussen hulp gaan halen. Mag ik zolang uw kleren even lenen, anders zullen de mensen misschien van mij schrikken?!' De koetsier stemde ermee in. Hij had genoeg kracht om de boom een paar uur in zijn eentje te stutten.
Terwijl Hersch de boom omklemde, kleedde de man zich helemaal uit. En toen de naakte koetsier de boom beet had, kon de engel zijn nieuwe kostuum aantrekken. 'Mag ik misschien ook van uw koets gebruik maken, dat gaat wat sneller dan lopen?!' Ook dat vond de koetsier geen bezwaar. Hersch klom op de bok van de koets, nam de teugels en ging er als een haas vandoor.De hutkoffer op de koets bleek vol dure handelswaar te zitten. Was dat even een geweldige meevaller!
Niet lang daarna kwam Hersch aan op de markt van het dorp Kremenietz. Daar verkocht hij het paard en de koets samen met de kostbaarheden uit de kist. Van de opbrengst kon hij enkele maan-den leven als een vorst. Maar de hutkoffer deed Hersch niet van de hand, want die gebruikte hij als slaapplaats en berghok. Zo leefde hij uit de koffer, maar ook erin. Hij deed zich soms voor als een engel, maar was eerder een duvel uit een doosje! Want je wist nooit wanneer hij tevoorschijn zou springen om je de stuipen op het lijf te jagen.
Door de jaren heen was het zwerversbestaan Hersch zo goed bevallen, dat hij zelden langdurig op één plek bleef hangen. Alleen wanneer het eten hem goed smaakte, wilde hij het ergens wat langer uithouden. Zijn strooptochten voerden hem op een dag naar een herenboerderij in de buurt van het dorp Kosjenietz. De rijke boer had medelijden met Hersch toen hij om eten en onderdak vroeg. De boerin gaf hem een stevige maaltijd met groente van eigen tuin en kip van eigen erf. Dat viel bij Hersch zo goed in de smaak, dat hij enkele dagen op de boerderij bleef plakken en geen enkele aanstalten maakte om te vertrekken.
De boerin bleef al die tijd heerlijke kippetjes opdienen en Hersch kreeg er maar geen genoeg van. Na een paar dagen van gastvrijheid werden de maaltijden steeds soberder en werd er geen kip meer geserveerd. 'Wat is dit?' vroeg Hersch aan de heer des huizes. 'Proberen jullie me dood te hongeren of zo? Waarom staat er geen kip meer op het menu?' De boer verontschuldigde zich: 'Het spijt me, maar we hebben geen ene kip meer over.' 'Dat noem ik nog eens sores', zei Hersch. 'Dan reis ik morgenvroeg bij het krieken van de dag weer verder.' De volgende ochtend stond de boer al vroeg naast het bed van Hersch. 'Opstaan!', riep de boer. 'Tijd om te vertrekken, de haan heeft al gekraaid.' Aha', riep Hersch opgetogen. 'Dat is mazzel, jullie hebben dus nog een haan over! Dan blijf ik vandaag nog voor de warme maaltijd.' Hersch draaide het allerlaatste haantje eigenhandig de nek om, tot groot verdriet van de boer en zijn vrouw.
Toen Hersch een dag later Kosjeniets verliet, haalden de boer en de boerin opgelucht adem. Waren ze eindelijk verlost van die vraatzuchtige vlerk! Hersch was nog maar nauwelijks onderweg of hij voelde zijn maag alweer knorren. Dat betekende dat hij met spoed een nieuwe eetgelegenheid op moest snorren. Hij wandelde naar het eerstvolgende dorp en ontdekte daar herberg Vilde Katshke. Hij liep naar binnen en zag dat het er zeer druk was. 'Oioioi, dat wordt lang wachten voor mijn buik', dacht Hersch, terwijl hij zijn ogen alvast goed de kost gaf. In de hoek van het eethuis zag hij een grote pan soep op het haardvuur staan. Hersch liep erop af en bleef een tijdlang met zijn hoofd vlak boven de pan hangen. 'Hmmm, kippensoep! Wat een hemelse geur!'
De herbergier zag Hersch bij de pan staan en riep: 'Hé ongeduldige slokop! Voor die paar happen soep moet je me straks wel betalen!' 'Betalen?', riep Hersch terug. 'Ik heb er nog geen ene hap genomen, ik heb alleen maar aan die heerlijke soep geróken.' 'Goed, dan betaal je me niet voor de smaak, maar voor de geur van mijn soep.' 'Zo je wilt', reageerde Hersch. 'Dan zal ik je op mijn manier betalen.' Hersch haalde een paar losse kopekes uit zijn broekzak en rinkelde ermee in zijn hand. 'Ik betaal je met klinkende munt terug, meneer de waard! Het geluid van mijn centjes voor de geur van jouw kippensoep! Eerlijk of niet?!'
De waard kon deze grap van Hersch wel waarderen. In de hoek van de herberg was inmiddels een tafeltje vrijgekomen. Hersch mocht plaatsnemen en bestelde twee broodjes kaas. Even later stonden de broodjes kaas voor zijn neus, maar Hersch bekeek ze met een vies gezicht. 'Is er iets niet goed met mijn broodjes?', vroeg de herbergier. 'Nee hoor', antwoordde Hersch. 'Maar ik herinnerde me ineens weer dat ik helemaal geen kaas lust. Doe me daarom maar twee broodjes met kip in plaats van met kaas.'
De herbergier was de kwaadste niet, nam de broodjes kaas mee terug en serveerde Hersch twee broodjes kip. Toen hij de broodjes opgegeten had, wilde Hersch zonder betalen de herberg uitlopen. 'Hé, ouwe gannef!' riep de waard. 'Je heb die broodjes kip nog niet betaald!' 'Waarom zou ik?', antwoordde Hersch. 'Ik heb ze toch zeker geruild voor die twee broodjes kaas?' 'Maar die heb je me toch ook niet betaald!', zei de waard. 'Moet ik dan betalen voor twee broodjes kaas die ik niet heb opgegeten? Dat noem ik nog eens afzetterij!'
'Je betaalt me of anders zal je het bezuren', sprak de herbergier boos. 'Ik heb maar een paar luttele kopekes op zak', zei Hersch eerlijk. 'Dan ga je het geld maar bij elkaar bedelen.' 'Bedelen? Dat heeft geen enkele zin, want de mensen hier kennen me niet en zullen me niets willen geven. Maar als u met me meegaat, dan heeft dat meer kans van slagen. In dit dorp bent u ongetwijfeld een bekend en eerbiedwaardig persoon, de mensen zullen u met een ruim hart iets willen schenken. Met uw hulp houd ik misschien wel genoeg geld over voor nog een tweede maaltijd.' 'Je hebt mooie bedelpraatjes. Maar je verlaat mijn herberg niet, voordat je hebt betaald.' 'Dat beloof ik plechtig!', sprak Hersch opgetogen. 'Het eten is me hier zo goed bevallen, dat ik best nog wat langer wil blijven.' De waard zag in dat hij aan het kortste eind zou trekken en wees naar het gat van de deur. De man stond met een mond vol tanden, maar Hersch vertrok met een volle maag. Toen hij daarna langs een boerderij wandelde, zong hij zijn lofzang op de kip.
Het mooiste dier op aarde
dat bezorgt me kippenvel,
het kakelt, scharrelt, fladdert,
't is een leuke metgezel.
dat bezorgt me kippenvel,
het kakelt, scharrelt, fladdert,
't is een leuke metgezel.
Het sjiekste exemplaar
dat legt soms een gouden ei,
dan ben ik haantje de voorste
en er als de kippen bij!
dat legt soms een gouden ei,
dan ben ik haantje de voorste
en er als de kippen bij!
"Kip, ik heb je!" is mijn leus,
als ik een kipje vang.
Zij hoort niet in het kippenhok,
dat maakt haar enkel bang.
als ik een kipje vang.
Zij hoort niet in het kippenhok,
dat maakt haar enkel bang.
Een kip dient als een vogelvrije
lekker rond te zwerven,
te pikken en te scharrelen
om goed gevuld te sterven.
lekker rond te zwerven,
te pikken en te scharrelen
om goed gevuld te sterven.
Een kip is pas kiplekker
als zij goed gebakken wordt
en daarna als een braadkip
ligt te dampen op mijn bord.
als zij goed gebakken wordt
en daarna als een braadkip
ligt te dampen op mijn bord.
Vleugels, borst en poten
vliegen pijlsnel naar mijn mond
en glijden daarna in mijn maag
en dansen kippig rond.
vliegen pijlsnel naar mijn mond
en glijden daarna in mijn maag
en dansen kippig rond.
Van kippenkoorts of kippenkuren
heb ik nimmer last.
Maar als rare snoeshaan, vreemde eend
ben ik wel eens te gast
heb ik nimmer last.
Maar als rare snoeshaan, vreemde eend
ben ik wel eens te gast
bij herbergiers en boeren
en pik daar een graantje mee.
Mijn haan kraait altijd koning,
daarom ben ik dik tevree.
en pik daar een graantje mee.
Mijn haan kraait altijd koning,
daarom ben ik dik tevree.
Hersch reisde verder en kwam in de buurt van het dorp Kopietsjenietz. De winter was in aantocht, donkere wolken pakten samen aan de hemel. Het zou al snel gaan sneeuwen en dat was geen weer om te blijven zwerven. Daarom besloot Hersch de winter in Kopietsjenietz door te brengen. Al had hij geen rooie cent, hij huurde een klein huisje op het erf van een Russische boer. Niet lang daarna begon het fors te vriezen en te sneeuwen. Hersch zat dicht bij de kachel, hakte af en toe wat hout en zaagde nog meer in zijn slaap. Na een week kwam de boer eens langs om zijn huurgeld op te halen. Hersch vertelde dat hij geen geld had, maar dat hij over een paar weken de huur wel zou betalen.
Na drie weken van onophoudelijke sneeuwbuien kwam de boer opnieuw langs en weer vroeg Hersch om uitstel van betaling. 'Jid Krediet woont hier niet. Nu betalen of ik zet je op straat', sprak de Russische boer ijzig. 'Dat zal lastig worden', zei Hersch. 'Door al die sneeuwstormen heb ik natuurlijk geen enkele kans gezien om geld bij elkaar te sprokkelen. Trouwens, hoe durft u iemand op straat te zetten met dit beestenweer? Zoiets doe je zelfs een hond niet aan!' 'Goed, dan sleep ik je voor de rechter', reageerde de boer. 'Bij de rechtbank zal ik laten bepalen dat je me na de winter alles in één keer betaalt.' Dat vond Hersch een prima plan. 'Laten we dan nu meteen naar de rechter stappen', zei Hersch voortvarend. 'Ik heb alleen een klein probleem. Ik heb geen laarzen tegen de sneeuw en geen jas of bontmuts tegen de kou. Kunt u me die zolang lenen?' 'Vooruit dan maar', zei de boer, want hij wilde zo snel mogelijk hun afspraak bij de rechter laten vastleggen. Hij leende Hersch een goed stel laarzen, een dikke jas en een warme bontmuts.
Bij de rechtbank aangekomen deed de Russische boer zijn verhaal en vertelde aan de rechter hoeveel huurgeld Hersch hem nog schuldig was. 'Wat is daarop uw antwoord?', vroeg de rechter aan Hersch. Met uitgestreken ponem antwoordde de schelm: 'Edelachtbare, deze boerenkinkel liegt dat het gedrukt staat, want ik ben hem geen enkele kopeke schuldig!' 'Hoe kom je erbij, vuile oplichter!?!', riep de boer die van boosheid ging trillen. Hersch vertrok geen spier en vervolgde: 'Edelachtbare, die man is een gek en een leugenaar. Ik zal het u bewijzen. Hij meent namelijk niet alleen dat ik hem geld schuldig ben. Zo dadelijk zal hij óók nog beweren dat de laarzen aan mijn voeten en de jas om mijn schouders hem toebehoren, evenals de bontmuts op mijn hoofd.' 'Maar die zíjn werkelijk van mij!', brieste de boer kokend van woede.
De rechter keek van de boze, driftige landeigenaar naar Hersch die schaapachtig het oordeel stond af te wachten. Om kort te gaan: Hersch werd vrijgesproken en de boer kon fluiten naar zijn centen. Bijkomend nadeel van de gewonnen zaak was echter dat Hersch zo snel mogelijk zijn huurhuisje in Kopietsjenietz moest verlaten en elders onderdak moest zien te vinden. Bepaald geen pretje met al die winterse buien. Gelukkig hoefde hij dankzij de vrijgevigheid van de boer onderweg niet meer te bevriezen. Een koud kunstje. Goedgemutst trok Hersch weer verder.
* * *
Samenvatting
Hersch Ostropoler vangt een kip.
Toelichting
Hersch Ostropoler - of ook wel Herschel (= hertje) van Ostropol - geldt, naast Motke Chabad, Schaike Pfeifer en Efraïm Greidiker, als een van de grootste joodse schertsfiguren. Meer nog dan genoemde collega-schelmen haalde Hersch grappen uit om de grap zelf.
Trefwoorden
Basisinformatie
- Herkomst: Polen
- Verhaalsoort: volksverhaal, joods-verhaal
- Religie: jodendom
- Leeftijd: vanaf 11 jaar
- Verteltijd: ca. 26 minuten
Thema
Populair
Verder lezen