donderdag 21 november 2024

Volksverhalen Almanak


Hoe de vogels de nacht op aarde haalden


Hoe de vogels de nacht op aarde haaldenIn lang vervlogen dagen, toen de aarde pas geschapen was, hing de hemel véél lager dan nu. Hij hing zó laag boven de grond, dat de vogels wanneer ze van de aarde opvlogen er ieder ogenblik met hun koppen tegen stootten. De grote gier die met zijn machtige vleugels de meeste ruimte nodig had om te kunnen vliegen, stootte er zelfs zo vaak en hard met zijn kop tegenaan, dat hij er nu nog altijd een kale kop van heeft overgehouden.
Op het laatst begon dit de vogels knap te vervelen en ze belegden een vergadering om een middel te vinden hieraan een eind te maken. Na lange besprekingen kwamen ze tenslotte overeen, dat ze met z'n allen tegelijk zouden opvliegen en op die manier proberen de hemel wat hoger op te heffen. Op de afgesproken dag kwamen al de vogels van de wereld op een groot veld bijeen om de zware karwei op te knappen. Het was een gepiep en getjilp, een gekras en gekrijs dat horen en zien je verging en het was een prachtig gezicht daar al die vogels met hun veren in alle kleuren van de regenboog bij elkaar te zien.
Toen de koning der vogels, de grote bergadelaar, echter het sein wilde geven om te beginnen, bleek dat er nog één ontbrak: de vleermuis. In die dagen behoorde de vleermuis namelijk nog tot de vogels, maar evenals in onze tijd was hij ook toen al zó lui, dat hij de hele dag placht te verslapen, net zoals hij dat nu nog altijd doet. En ook op die bewuste dag, toen al de anderen zich gereed maakten om met vereende krachten te proberen de hemel wat omhoog te duwen, zat de vleermuis ergens in een beschut hoekje heerlijk te slapen. De overige vogels werden hier zó boos om, dat ze de luiaard uit hun midden verstootten, zodat hij tegenwoordig niet meer tot de vogels wordt gerekend. Bovendien veroordeelden ze de vleermuis om van dat ogenblik af als straf met zijn kop naar beneden te slapen. En zo is dat tegenwoordig nog, zoals iedereen weet die overdag in donkere hoekjes wel eens een slapende vleermuis heeft zien hangen.
De poging van de vogels om de hemel wat omhoog te duwen, gelukte en van toen af aan konden ze naar hartelust rondvliegen, zonder dat ze steeds met hun koppen tegen de hemelkoepel stootten. Maar ook toen was het nog niet goed. Immers: nu de hemel zo hoog boven de aarde hing, was het ook veel lichter op aarde geworden, zó licht, dat het zelfs nooit meer donker werd en iedereen dus overdag moest slapen. De Tembé-indianen - die de eerste mensen op aarde zijn - vonden dat allesbehalve prettig, omdat ze met de hele dag felle zonneschijn geen oog dicht konden doen. Ze kwamen dan ook met z'n allen bij elkaar om op hun beurt te overleggen wat er gedaan moest worden om aan deze toestand een eind te maken.
Toen kwam een oude indiaan naar voren die zei, dat hij ver aan de rand van de horizon twee zwarte aarden kruiken had zien staan. Een grote en een kleine. De kruiken werden bewaakt door een oude Azang-demon, maar toen deze sliep, had hij even in de kruiken gekeken en gezien, dat het daar pikdonker in was. Ze moesten ongetwijfeld de nacht bevatten. Als men kans zou zien de nacht uit die kruiken te bevrijden, zou er eindelijk wel eens een eind komen aan dit eeuwigdurende daglicht en konden de mensen weer een behoorlijke nachtrust genieten.
De Tembé's besloten de wijze raad van de grijsaard op te volgen. Een aantal moedige jonge mannen trad naar voren en bood zich aan, om de gevaarlijke onderneming te volvoeren en de nacht uit de door de demon bewaakte kruiken te gaan bevrijden. Ze begaven zich op weg naar de rand van de horizon, waar ze in de verte inderdaad de demon bij de twee zwarte kruiken zagen zitten.
De mannen wachtten tot de demon in slaap was gevallen en slopen toen naderbij om met hun oor tegen de kruiken eens te luisteren, wat of er wel in zat. En daar hoorden ze uit de kruiken verschillende soorten nachtgeluiden opstijgen: het gegons en geritsel van vuurvliegjes, nachtvlinders en andere insecten der duisternis, de piepende roep van de nachtzwaluw, de ruisende vleugelslag van grote en kleine uilsoorten en de kreten van allerlei ander nachtgedierte.
De mannen waren toen overtuigd, dat de kruiken inderdaad de nacht bevatten. Ze slopen terug tot op een veilige afstand en schoten vandaar met hun pijlen de kleinste der beide kruiken in stukken. Als een dwarrelende zwarte wolk stegen al de dieren der duisternis uit de gebroken kruik omhoog en verspreidden zich over de omtrek. De mannen renden zo snel als hun benen hen konden dragen naar de woonplaatsen der Tembe's terug om de heugelijke tijding mee te delen, dat er voortaan weer een nacht op aarde zou zijn en de mensen weer een behoorlijke tijd zouden hebben om te slapen en krachten te verzamelen voor de volgende dag. En er heerste grote vreugde onder de mensen.
Deze vreugde was echter van korte duur, want al spoedig bleek, dat er maar een klein gedeelte van de nacht op aarde was teruggekeerd. Weliswaar werd het nu even donker, maar de mensen hadden zich nog niet goed en wel op hun legersteden uitgestrekt, of de stralende zon verscheen al weer boven de gezichtseinder en maakte het ieder verder onmogelijk om nog een oog dicht te doen.
Wederom kwamen de indianen bijeen voor een grote beraadslaging en men nam het besluit om ook de grootste der beide kruiken kapot te maken, aangezien die het gedeelte van de nacht bevatte, dat men nog te kort kwam om voldoende te kunnen uitslapen. Maar wie wilde zich met deze gevaarlijke onderneming belasten? De jonge mannen van de vorige keer durfden niet meer. Ze waren zó geschrokken van het dreigende voorkomen van de demon die ze bij de kruiken hadden zien zitten, dat ze het niet waagden de gevaarlijke tocht nog eens te ondernemen. Bovendien zou de demon die nu al één keer voor de gek was gehouden voortaan wel dubbel waakzaam zijn. Wat te doen? Tenslotte besloot men zich tot de vogels te wenden. Het was immers hun schuld, dat men in deze moeilijkheden was geraakt en nu moesten zij ook maar eens meehelpen om het door hen aangerichte kwaad weer uit de wereld te helpen.
De vogels hadden alle begrip voor de klachten van de mensen en wilden graag het hunne ertoe bijdragen, om de nacht weer in zijn volle lengte op aarde te doen weerkeren. Een paar kleine zangvogeltjes boden zich aan om de demon ongezien te besluipen en dan zó mooi te gaan zingen, dat hij op den duur wel in slaap moest vallen. Daarna zouden dan drie grote, sterke vogels - Arakwang, Jakoepewa en Oeroewawa - naar de grootste kruik sluipen en deze met hun sterke snavels in stukken pikken. Men toog de volgende dag - en omdat de nacht zo bitter kort was, was dat al heel gauw - meteen aan het werk. De kleine zangvogeltjes slopen stilletjes naderbij, verborgen zich in een holletje in de grond en begonnen toen zó mooi te zingen, dat de demon al het andere vergat en slechts met zijn hand de maat slaand zat te luisteren. De vogeltjes hieven nu nóg liefelijker en weemoediger wijsjes aan en de demon begon al gauw, door het zoete gezang in slaap gewiegd, te knikkebollen, waarna het niet zo lang meer duurde, of hij strekte zich naast de kruik op de grond uit en begon zwaar te snurken.
Nu was het de beurt aan Arakwang, Jakoepewa en Oeroewawa. De drie vogels naderden behoedzaam de grote zwarte kruik, gingen er met hun drieën om heen staan en begonnen toen tegelijk met volle kracht met hun sterke, scherpe snavels tegen de kruikwand te hameren. En nog vóórdat de slapende demon ontwaakte en goed en wel begreep wat er aan de hand was, viel ook de tweede kruik in scherven uiteen.
En daar steeg de rest van de nacht uit de gebroken kruik omhoog. Een dwarrelende zwarte wolk van nachtinsecten, nachtvogels en allerlei ander nachtgedierte verspreidde zich ver in het rond. Arakwang, Jakoepewa en Oeroewawa zetten het op een lopen zo hard als ze konden om de tevoorschijn brekende duisternis te ontlopen. Een van de vogels, Oeroewawa, struikelde echter over een liaan en werd door de nacht ingehaald. En van dat ogenblik af is Oeroewawa tot een nachtvogel geworden. Bij het vallen van de avond klinkt nu zijn klagende roep door de uitgestrekte wouden van Brazilië.
De mensen waren de vogels echter ten zeerste dankbaar, want voortaan daalde de nacht weer neer op aarde en hadden de mensen voldoende gelegenheid om te slapen en uit te rusten van de vermoeienissen van de dag.
*   *   *
Samenvatting
Een scheppingsverhaal van de Tembé-indianen (Brazilië). Vroeger was de hemel niet zo hoog en de vogels stootten dan ook constant hun hoofd ertegen. Totdat ze de hemel met vereende krachten omhoog duwen. Maar nu is er geen nacht meer en is het altijd licht! De mensen proberen duisternis te brengen, maar die zit verborgen in twee kruiken die bewaakt worden door een demon. Ze roepen de hulp van de vogels in om het dag en nacht ritme te herstellen.
Toelichting
De Tembé leven in het noorden van Brazilië (in de staat Pará en Maranhão). In 1999 waren er nog slechts 820. Voor meer informatie zie: Indigenous peoples in Brazil (externe link in het Engels).
Vergelijk het Chinese verhaal Het verhaal van de vleermuis waarin een andere verklaring wordt gegeven waarom de vleermuis niet meer tot de vogels behoort.
Trefwoorden
Basisinformatie
Thema
Populair
Verder lezen