Het zeepaard van Volendam
Een stuk of wat meisjes waren op een mooie dag in de zomer druk aan het hooien. Niet ver van het dorp dat tegenwoordig Volendam heet, in buitendijks land. Het liep al tegen de avond en ze moesten voortmaken, want er was onweer op komst. De wolken stapelden zich op en zagen er dreigend uit, met leigrijze koppen.
Ze stonden net op het punt naar huis terug te keren, toen zich een zonderling verschijnsel voordeed. Vlakbij de oever van de zee, die ondertussen zeer woelig was geworden, zagen ze plotseling tot hun verbazing een wit veulen zwemmen! Het waadde naar land en kwam huppelend en wel naderbij, slierten zeewier in de wapperende manen.
De meisjes vluchtten gillend naar de dijk. Maar bij Lijsje van boer Krelis won de nieuwsgierigheid het van de vrees. Weldra holde zij het veulen onbekommerd tegemoet, zij wilde er het hare van weten. Zij was altijd, van de wieg af, een droomster geweest met wijd-open ogen, die meer zagen dan gewoon.
Toen Lijsje en het veulen tegenover elkaar stonden was er van onwennigheid al gauw geen sprake meer: het leek wel of ze elkaar reeds lang kenden, zo vertrouwelijk waren ze. Het onstuimige veulen, dadelijk mak geworden, vlijde zich aan haar voeten; zij knielde bij hem heer, streelde hem door de manen en klopte hem op de rug. Als blijk van waardering legde hij haar een grote mooie goudglanzende ijbot in de schoot, die hij in zijn linker voorpoot speciaal voor haar had meegebracht - het lekkerste van wat de Zuiderzee te bieden had. Om iets terug te doen stond zij op en zocht voor hem de fijnste witte klaver. Die ging zij liefdevol toesteken aan het veulen, dat steeds in haar buurt bleef en met trillende oren luisterde naar wat Lijsje zei.
Intussen waren ook de andere meisjes enigszins van de eerste schrik bekomen. Ze verlieten één voor één de dijk en groepten samen om het wonder met eigen ogen van nabij te aanschouwen: Lijsje, altijd al een bijzonder kind, die zich onderhoudt met een veulen dat niet wijkt van haar zijde. Ook zij wilden het lieve dier dolgraag wel eens even aanhalen. Maar daar wilde het niets van weten; alleen Lijsje mocht hem aanraken.
De wolken hadden zich intussen meer en meer samengepakt. Een felle bliksem slingerde door de ruimte, en het veulen spitste nerveus de oren en luid briesend verdween het even plotseling als het was gekomen. Zijn laatste blik gold Lijsje, die zo lief voor hem was geweest.
Die nacht kon Lijsje nauwelijks in slaap komen. Toen zij eindelijk insluimerde, zag zij in haar dromen telkens weer het witte veulen, dat haar op allerlei manieren vriendschap bewees. Zij zag het zelfs bovenop de zolder, waar zij haar afgeschermd kamertje had, in een wonderlijk licht dat nergens vandaan kwam. En zij kon maar niet begrijpen hoe hij bij haar op zolder had kunnen komen, helemaal in het donker en langs het wankele laddertje dat zij elke avond opmoest. Hij beduidde haar zelfs dat zij hem moest volgen, hetgeen zij onwillekeurig deed. Aan de oever van de zee gekomen - zij liep naast hem en kon hem makkelijk bijhouden, want hij regelde zijn eigen stappen naar die van haar - ontwaarde zij een hele schare andere veulens, bruin en gevlekt en appelgrauw, briesend en steigerend, maar niet één zo fier en zo smetteloos wit als het veulen van haar. De veulens snelden haar tegemoet, dartelden om haar heen, en drongen haar zoetjesaan de zee in. Zij schreeuwde van ontzetting: dit zou zij nooit overleven! Maar het witte veulen, steeds aan haar zijde gebleven, keek haar bemoedigend aan - zij moest vertrouwen hebben, scheen hij te zeggen. Toen, opeens, veranderde het toneel. Een heleboel schuiten zag zij, met rappe varensgasten bemand, allemaal ijverig doende om met grote netten bot en andere vis uit zee te slepen. De netten scheurden haast van zwaarte, zoveel vis als er werd gevangen!
Toen schrok zij wakker. Vlug schoot zij haar jak aan. Het was al klaarlichte dag en de hoogste tijd om de koeien te melken. Die loeiden al in de melkbocht; de melkster, anders altijd zo getrouw, was ver over tijd vandaag.
Enige dagen later, toen zij zich weer met de andere meisjes op het 'buitenland' bevond, is het veulen haar opnieuw verschenen. En weer wijdde hij alleen aan haar zijn gunsten. Ditmaal bracht hij voor haar een mooie schelvis mee. Sindsdien verscheen het veulen nog een enkele keer aan haar, op ongeregelde tijden en met steeds langere tussenpozen. En telkens bracht hij een andere vissoort voor haar mee - spiering, schar, schol, haring en kabeljauw. Hierdoor ging men begrijpen welke ongehoorde rijkdommen de zee herbergde; de een na de ander ging er dan ook toe over het boerenbedrijf te verwisselen voor de visserij.
Zo werd het visioen van Lijsje bewaarheid. Boeren werden vissers en deden rijke vangsten - want de zee was in die dagen nog niet overbevist. Lijsje was de koningin van het dorp! Maar hoe vriendelijk zij ook wezen mocht, ze hield zich toch min of meer afzijdig en geen visser die erin slaagde haar liefde te winnen.
Op een winderige najaarsdag, toen een vreemde onrust haar overmeesterde als nimmer tevoren, begaf zij zich naar de vloedlijn van de zee - geheel alleen. Hoe verlangde zij naar het witte veulen, dat zij al in geen jaren meer had gezien! En zie, opeens stond hij vóór haar, sterker dan voorheen - bijna een volwassen paard, hinnikend van verlangen en stralend wit! Nam het veulen Lijsje op de rug of heeft zij het zelf bestegen? Wie zal het zeggen. Zij zat nog maar even of daar ging het, in wilde galop.
Het paard droeg haar door hoge golven naar een onbekend land, waarvan nog nooit iemand is teruggekeerd.
* * *
Samenvatting
Een volksverhaal uit Noord-Holland.
Toelichting
De bron van dit verhaal wordt niet genoemd, maar als plaats van herkomst wordt het Noordhollandse Volendam genoemd. Het motief van het meisje dat door een geheimzinnig wit paard wordt meegelokt in zee, lijkt op de mythe van Zeus en Europa, waarin de mooie Europa op het strand een mooie stier ziet. Ze gaat op de rug van het dier zitten, dat haar meeneemt naar Kreta. Daar wordt Europa de aardse vrouw van de god Zeus.
Uit: T. W. R. de Haan, Onze beste volksverhalen, pp. 119-122.
Trefwoorden
Basisinformatie
- Herkomst: Noord-Holland, Nederland
- Verhaalsoort: volksverhaal
- Leeftijd: vanaf 8 jaar
- Verteltijd: ca. 7 minuten
Populair
Verder lezen