zondag 17 november 2024

Volksverhalen Almanak


Het verliefde paar (tol en bal)


De tol en de bal lagen in een la, samen met ander speelgoed, en toen zei de tol tot de bal: "Zouden we ons niet verloven, nu we toch eenmaal in één la samen liggen!" Maar de bal, die van saffiaanleer was gemaakt en zich heel wat verbeeldde, wilde op zo'n vraag geen antwoord geven.
De volgende dag kwam de kleine jongen, van wie het speelgoed was; hij schilderde de tol aan de bovenkant rood en geel en sloeg er een koperen spijker middenin; dat stond prachtig wanneer de tol rondsnorde.
"Kijk mij es!" zei hij tot de bal. "Wat zeg je nu? Zullen we ons verloven, wij passen zo goed samen, jij springt en ik dans! Gelukkiger dan wij beiden kan niemand worden!"
"Zo, geloof je dat!" zei de bal. "Je weet zeker niet dat mijn vader en moeder saffiaanleren pantoffels zijn geweest en dat ik een kurk in mijn lijf heb!"
"Ja, maar ik ben van mahoniehout!" zei de tol, "en de burgemeester heeft me zelf gedraaid, hij heeft zijn eigen draaibank, en hij deed het met veel plezier!"
"Ja, kan ik daar van op aan?" vroeg de bal.
"Ik mag nooit meer slaag krijgen als ik jok!" antwoordde de tol.
"Je praat heel goed van je af!" zei de bal, "maar het zal toch niet gaan, ik ben zo goed als halfverloofd met een zwaluw. Iedere keer dat ik de lucht inga, steekt hij zijn kopje uit het nest en zegt: Wil je? Wil je? En nu heb ik in mijn binnenste ja gezegd en dat is zo goed als een halve verloving! Maar ik beloof je, ik zal je nooit vergeten!"
"Ja dat help wat!" zei de tol, en toen zeiden ze geen woord meer tot elkaar.
De volgende dag werd de bal te voorschijn gehaald; de tol zag hoe zij de lucht in vloog als een vogel, men kon haar ten slotte helemaal niet meer zien; telkens kwam zij weer terug, maar ze maakte altijd een grote sprong, wanneer ze de grond raakte; dat kwam óf van verlangen, óf omdat ze een kurk in haar lijf had. De negende keer bleef de bal weg en kwam niet meer terug, en de jongen zocht en zocht, maar weg was zij.
"Ik weet wel, waar zij is!" zuchtte de tol, "ze is in het zwaluwnest. Met de zwaluw getrouwd!"
Hoe meer de tol daarover nadacht, hoe verliefder hij werd op de bal; juist omdat hij haar niet kon krijgen groeide zijn liefde. Dat zij een ander had genomen was juist het aparte ervan; en de tol danste rond en snorde, maar altijd dacht hij aan de bal, die in gedachten mooier en mooier werd. Zo verliepen vele jaren - en toen was het een oude liefde.
De tol was al niet jong meer toen hij op een dag helemaal werd verguld; nooit had hij er zo prachtig uitgezien: nu was hij een gouden tol, hij sprong dat het snorde, dat was me wat! Maar opeens sprong hij te hoog en... weg was hij! Ze zochten en zochten, zelfs beneden in de kelder, maar hij was niet te vinden.
Waar was hij dan?
Hij was in het vuilnisvat gesprongen waar van alles lag, koolstronken, straatvuil en kiezelsteentjes, die uit de dakgoot waren gekomen.
"Nu, hier lig ik goed! Hier kan ik dat verguldsel gauw kwijtraken! Maar bij wat voor landlopers ben ik nu terechtgekomen!" En toen keek hij met een minachtende blik naar een lange koolstronk die wat al te veel geplukt was en naar een wonderlijk rond ding dat eruitzag als een oude appel. Maar het was geen appel, het was een oude bal, die jarenlang boven in de dakgoot had gelegen en helemaal was doorweekt.
"God zij dank, daar komt eindelijk eens iemand van mijn gelijken, waar ik mee praten kan!" zei de bal en ze bekeek de vergulde tol. "Ik ben eigenlijk van saffiaanleer, maagdelijke handen hebben mij gemaakt, ik heb een kurk in mijn lijf, maar dat zou niemand aan mij zien. Ik stond op het punt met een zwaluw te trouwen en toen viel ik in de goot en daar heb ik nu vijf jaar liggen weken. Dat is een lange tijd voor een meisje, geloof dat maar!"
Maar de tol zei niets. Hij dacht aan zijn oude liefde en hoe meer hij hoorde, des te duidelijker werd het hem dat zij het was.
Toen kwam het dienstmeisje en die wilde het vuilnisvat omkeren: "Hei, daar hebben we onze gouden tol weer!" zei ze.
En de tol steeg weer in de achting van alle bewoners van het huis, maar van de bal hoorde niemand meer iets en de tol praatte nooit meer over zijn oude liefde. Die verdwijnt, wanneer het meisje vijf jaar in een goot heeft gelegen en doorweekt is, ja, men herkent haar niet eens, wanneer men haar in het vuilnisvat ontmoet.
*   *   *
Samenvatting
Een vertelling van H.C. Andersen over een oude liefde.
Trefwoorden
Basisinformatie
Thema
Bron
"Sprookjes en vertellingen" door Hans Christian Andersen. Van Holkema & Warendorf, Bussum, 1975. ISBN: 90-269-0924-1
Populair
Verder lezen