Het verhaal van de zingende roos
Er was eens een koning die tegen zijn grootvizier zei: "Laten we vannacht eens door de straten van de stad zwerven om te kijken in wat voor staat de bazaars, moskeeën, badhuizen en koffiehuizen verkeren."
Voordat ze aan hun rondwandeling begonnen, verkleedden zij zich als derwisjen. De inwoners van de stad sliepen al en alles was rustig. Ze kwamen langs een huis, waar nog een petroleumlamp brandde. Toen ze dichterbij kwamen, hoorden ze drie vrouwen met elkaar praten. Ze hielden stil voor het venster en luisterden naar het gesprek. En daar hoorden ze een vrouw zeggen: "Als de koning met mij trouwt, dan maak ik voor hem een pastei waaraan hij en zijn leger hun buik vol kunnen eten." Daarop zei een andere vrouw: "Als de koning met mij trouwt, dan maak ik voor hem een tent die groot genoeg is voor hem en zijn hele leger." Na een poosje hoorden ze de derde vrouwenstem: "Als de koning met mij trouwt, dan schenk ik hem een dochter en een zoon met om beurten een gouden en een zilveren haar; als zij huilen dondert en regent het, maar als zij lachen verschijnen tegelijkertijd zon en maan."
De koning luisterde aandachtig en beëindigde toen de rondwandeling met zijn grootvizier. Bij het aanbreken van de dag liet hij de vrouwen naar zijn paleis komen. Hij trouwde tegelijkertijd met alle drie de zusters en liet drie trouwaktes opstellen. De eerste nacht bracht hij door met de oudste; 's ochtends vroeg hij haar: "Waar is de pastei die groot genoeg is voor mij en het leger?" Ze antwoordde hem: "Praatjes in de nacht zijn net als boter; zodra de zon verschijnt, smelten ze weg."
Met de één na oudste zuster bracht hij de volgende nacht door, en ook haar vroeg hij de volgende ochtend: "Waar is de tent die plaats moet bieden aan mij en mijn leger?" Zij antwoordde: "Dat was iets dat me toen net te binnen schoot." Daarop stuurde hij de twee zusters de keuken in en beval hen daar samen met de slavinnen te werken.
De derde nacht bracht hij met de jongste van de zusters door. De volgende ochtend vroeg hij haar: "Waar zijn het meisje en de jongen met om beurten gouden en zilveren haren?" Ze antwoordde hem: "Wacht met mij negen maanden en negen minuten, o koning!"
De jongste zuster werd zwanger en er gingen bijna negen maanden voorbij. De dag voor haar bevalling waarschuwde de koning de vroedvrouw. De oudste zuster, die jaloers was op haar jonge zusje, ging de vroedvrouw tegemoet en vroeg haar: "Zeg me tante, hoeveel heeft de koning je beloofd voor de geboorte?" Het oudje vertelde: "Hij gaf opdracht mij twee dinar te geven." De vrouw van de koning sprak: "Bij Allah, dat is niet veel! Ik geef je vier dinar en deze kist met twee blinde hondjes. Als mijn zuster een meisje en een jongen ter wereld brengt, verstop die dan in deze kist en leg de twee honden in hun plaats neer. De kinderen moet je ongemerkt uit het paleis smokkelen en doden. Moge je huis verbranden en je ogen blind worden als je niet doet, wat ik je heb bevolen."
De vroedvrouw nam het geld en de kist en ging naar het paleis van de koning. Het meisje en de jongen waren nog maar net geboren, of de oude vroedvrouw stopte ze in de kist, legde in hun plaats de blinde hondjes neer en ging naar de koning. Ze sprak tot hem: "Ik durf haast niet de waarheid te zeggen, o koning." De koning beval: "Spreek! Ik verzeker je dat ik je zal vergeven." De vroedvrouw stamelde: "Die vrouw heeft twee blinde honden ter wereld gebracht!" De koning werd razend. Hij riep zijn slaven en beval woedend: "Neem mijn jongste vrouw mee, bestrijk haar met teer en bind haar aan de trap vast. Iedereen die langs haar komt, moet op haar spugen!" De oude vroedvrouw verliet het paleis en wierp de kist met de twee kinderen in de rivier.
Op een klein eilandje in de rivier leefde een visser met zijn vrouw. Allah had hen geen kinderen geschonken. Op die ochtend ging de visser als altijd naar de rivier om te vissen en ontdekte daar de kist. Hij haalde hem uit het water en ging ermee terug naar zijn hut. Daar zette hij de kist tussen hem en zijn vrouw in en zei haar: "Ik doe je een voorstel: als deze kist gevuld is met geld of goud, dan is hij voor mij; als er echter sieraden in liggen, is hij voor jou." Zijn vrouw antwoordde: "Ik vind alles goed."
Ze openden de kist en zagen twee buitengewoon mooie kinderen; de kleine jongen had een vinger in de mond van het meisje gestopt en het meisje een vinger in de mond van de jongen, en de een zoog op de vinger van de ander. De vrouw was verrukt en nam de twee behoedzaam uit de kist. Ze verzocht Allah haar borsten met melk te willen vullen en de Almachtige verhoorde haar wens. Ze voedden de twee kinderen op, alsof het hun eigen kinderen waren, en zelfs nog beter.
Op een dag ving de visser twee grote, witte vissen. De jongen zei tegen de visser: "Vader, deze twee vissen zijn bijzonder mooi. Ik zal ze op de markt verkopen of ze de koning als geschenk aanbieden." Hij ging met de vissen naar de bazaar en ging op de vismarkt zitten. Alle mensen die voorbij kwamen, bleven bij hem staan. Als ze de vissen niet bekeken, dan bewonderden ze wel de mooie jongeling. Ook de koning kwam langs. Hij zag de vissen, zag de jongen en riep hem bij zich: "Hoeveel moet je voor die vissen hebben, mijn jongen?" vroeg hij hem. Hij antwoordde: "Die geef ik u cadeau, o koning!"
Daarop nam de koning hem mee naar zijn paleis. Hij vroeg hem naar zijn naam en de jongen vertelde: "Ik heet Mohammed en mijn vader is de visser die op het eiland woont." De koning gaf hem drie dinar en sprak: "Ga nu, mijn jongen en kom morgen terug!" De jongen ging terug naar het eiland en gaf de visser de drie dinar.
De volgende dag nam hij de vissen die de visser had gevangen en ging ermee naar het paleis van de koning. De koning ontving hem en ging met hem in de tuin van het paleis zitten. De koning zat tegenover de jongen, dronk wijn en bewonderde de schoonheid van de knaap. Zijn hart werd warm van sympathie voor de jongen. Hij bleef twee uur met hem samen. Toen liet hij een paard uit zijn koninklijke stal brengen en schonk het aan de jongen, zodat hij hem zonder moeite kon bezoeken. Mohammed steeg trots op zijn paard en reed weg.
Hij kwam nu dagelijks naar het paleis van de koning gereden, en de koning ging met hem in de tuin zitten. Hij verlustigde zich niet meer in de aanblik van de fonteinen, waar het water uit muilen van wilde dieren en snavels van vogels in marmeren bekkens terugviel, hij keek alleen nog maar naar de schoonheid van de jongen. Op een dag keek de vrouw van de koning uit het venster en herkende de jongen. Ze stuurde dadelijk haar zuster naar de oude vroedvrouw en liet haar zeggen: "Ik had je bevolen de kinderen van mijn jongste zuster te doden, maar ze leven nog op deze aarde." De vroedvrouw liet haar weten: "Heb geduld met mij, o koningin, over drie dagen zullen zij niet meer in het land der levenden zijn."
De oude vrouw nam een kruik, maakte er een zadel op vast en betoverde hem; ze sloeg er met een rijzweep op en de kruik vloog met haar door de lucht en zette haar neer op het eiland in de buurt van de vissershut. Ze liep op de zuster van Mohammed toe, die alleen met een handwerkje bij de hut zat en sprak tot haar: "Meisje, waarom ben je zo eenzaam en alleen? Zeg tegen je broer dat hij de zingende roos van Arab Zandyq moet halen. Die zingt voor je en vermaakt je als je alleen bent, zodat je je niet hoeft te vervelen." Na deze woorden verliet het oudje haar.
Toen Mohammed terugkwam bij zijn zuster, trof hij haar aan in een bedroefde stemming. Hij vroeg haar: "Waarom ben je zo bedroef, mijn zusje?" Ze antwoordde: "Ik wil zo graag de roos van Arab Zandyq hebben, zodat die voor me zingt en me vermaakt, als ik alleen ben." - "Ik zal doen wat je wilt," sprak Mohammed, "ik zal haar voor je halen." Hij steeg op zijn paard en reed weg.
Hij reed door een eindeloze woestijn. Plotseling zag hij voor zich een menseneetster zitten. Ze zat met haar rug naar hem toe en maalde met een handmolen koren tot meel. Tijdens haar werk had de menseneetster haar lange borsten over haar schouders op haar rug geworpen. Mohammed steeg van zijn paard, naderde haar van achteren en zoog eerst aan haar rechter- en toen aan haar linkerborst, daarna naderde hij haar van voren en groette haar: "Vrede zij met u, moedertje menseneter!"
Zij antwoordde: "Als je voor me te groeten niet eerst aan mijn borsten had gezogen, dan had ik je met huid en haar verslonden. Maar zeg me eens, Mohammed, waar ga je naar toe?" Hij vertelde haar: "Ik zoek de zingende roos van Arab Zandyq."
Ze wees hem de weg en sprak: "Voor het paleis vind je een geitje en een hond, die allebei zijn vastgebonden; voor het geitje ligt een stuk vlees en voor de hond ligt klaver. Pak het stuk vlees dat voor het geitje ligt en geef het aan de hond, en geef de klaver die voor de hond ligt aan het geitje. Dan gaat voor je de deur open en kun je de tuin inlopen en de roos plukken. Als je haar geplukt hebt, verlaat dan de tuin zonder te dralen en omwegen te maken; kijk vooral niet om, want als je omkijkt, verander je in een stuk steen, net als de vele jongelingen die voor jou werden betoverd."
Mohammed reed in de richting die de oude vrouw hem had gewezen en deed wat zij hem had gezegd. En daar ging de deur open die toegang gaf tot de paradijsachtige tuin. Maar hij zag slechts de roos, plukte haar en verliet de tuin zonder dralen. Hij reed terug naar het eiland en bracht de roos naar zijn zuster.
De volgende dag ging hij bij de koning op bezoek, die hem vroeg waarom hij zo lang was weggebleven. Hij antwoordde: "Ik was ziek, o koning." De koning nam hem bij de hand en liep met hem door de tuin. Ze gingen samen op een bank zitten en keken naar de bloesems en de bomen en ademden hun geur in.
De vrouw van de koning zag de jongen aan haar mans zijde en liet het oudje halen. Ze sloeg haar flink en schreeuwde: "Houd je me soms voor de gek, vrouw?" Die antwoordde: "Heb nog drie dagen geduld met me, o koningin." Ze steeg weer op haar betoverde kruik en reed naar het meisje op het eiland. Ze vroeg vriendelijk: "Heeft je broer je de roos gebracht, mijn dochter?" - "Ja," antwoordde het meisje op teleurgestelde toon, "maar ze zingt niet." De oude vrouw antwoordde haar: "Ik ben vergeten je te zeggen dat ze alleen maar zingt als ze voor haar spiegel staat." Na deze woorden liet ze haar alleen en reed weg.
Toen Mohammed bij de vissershut terugkwam, was zijn zusje erg bedroefd. Hij vroeg haar waarom ze zo bedroefd was en ze zei hem: "Ik wil zo graag de spiegel hebben die bij de roos hoort." Hij antwoordde: "Ik doe wat je wilt, zusje, ik zal hem voor je halen." Hij steeg op zijn paard en reed weg.
Hij reed weer door de woestijn, totdat hij bij de menseneetster kwam en begroette haar zoals de eerste keer. Op haar vraag antwoordde hij dat zijn zuster de spiegel wilde hebben die bij de roos hoort. De menseneetster gaf hem de raad: "Doe zoals ik je vorige keer heb gezegd; ga zodra je in de tuin bent zonder dralen de hoofdweg af naar het paleis, je komt dan bij een marmeren trap; loop die op en ga de eerste kamer rechts binnen; daar vind je de spiegel aan de muur. Pak hem en ga weg zonder om te kijken. Als de aarde beeft, blijf dan standvastig, anders ben je er voor niets heen gereden, zoals vele anderen voor jou."
Mohammed nam de weg die de oude vrouw hem had gewezen en deed zo als ze hem gezegd had en toen de aarde beefde, verhardde hij zijn hart en liep met vaste tred door. Ongeschonden bracht hij de spiegel naar zijn zuster; die zette hem onmiddellijk tegenover de roos, maar de roos gaf geen kik en het zusje was erg teleurgesteld. Toen Mohammed bij de koning kwam, werd hij vriendelijk door hem ontvangen. "Je mag niet zolang wegblijven, Mohammed," zei de koning, "weet je dan niet, hoe zeer ik je mis?" - "Ik was op reis met mijn vader," antwoordde Mohammed, "en ben nu weer thuis."
De koning nam hem bij de hand, en ze wandelden door de paleistuin. Daar zag de vrouw van de koning hen, die uit het raam de tuin in keek. Ze liet dadelijk de vroedvrouw roepen, sloeg haar en schreeuwde: "Mijn geduld is nu op! Moge Allah je ogen verbranden! Verstop je voor mij, anders stenig ik je ter plaatse!" Het oudje smeekte: "Geef me nog drie dagen, o koningin, en we zullen voorgoed van die twee af zijn."
Wederom reed ze op haar betoverde kruik naar de zuster van Mohammed. Ze vroeg haar vriendelijk: "En, heeft je broer je de spiegel gebracht?" Het meisje antwoordde geërgerd: "Ja, maar de roos zingt nog steeds niet!" Het oudje fluisterde haar toe: "Natuurlijk niet, ze zingt slechts in aanwezigheid van haar meesteres Arab Zandyq." Daarop verliet ze het meisje en reed weg op haar kruik. Toen Mohammed thuiskwam, was zijn zuster boos en hij vroeg haar: "Waarom ben je boos, zusje?" En ze zei hem: "Ik wil Arab Zandyq hebben, de meesteres van de spiegel en de roos, zodat ze eindelijk zal zingen en me vermaken als ik alleen ben."
Hij steeg op zijn paard en reed naar de menseneetster in de woestijn. Hij begroette haar als altijd en vroeg: "Hoe gaat het met je, moedertje menseneter?" - "Wat kom jij hier nu al weer doen, Mohammed?" was haar verraste antwoord. Hij antwoordde: "Ik zoek Arab Zandyq, de meesteres van de roos en de spiegel." - "Als je leven je lief is, Mohammed, keer dan weer terug," waarschuwde de menseneetster hem, "koningen, emirs en pasja's zijn erop uitgetrokken om Arab Zandyq te veroveren en geen van hen is teruggekeerd; ze heeft hen allémaal in stenen veranderd. Het is zonde van je jonge leven." - "Laat dat mijn zorg zijn, moedertje menseneter," gaf hij daarop ten antwoord, "zeg me slechts wat ik moet doen. Allah zal mijn leven beschermen."
De menseneetster leek niet helemaal overtuigd, maar ze sprak tot Mohammed: "Rij naar de westkant van het paleis dat je al kent. Daar vind je een open venster. Let erop dat je met je paard zo dicht mogelijk de muur nadert, tot je recht onder het venster staat en roep dan met luide stem: "Kom naar beneden, Arab Zandyq!"
Mohammed reed naar het paleis en naderde het aan de westkant; hij ging onder het open venster staan en riep met luide stem: "Kom naar beneden, Arab Zandyq!" Ze keek uit het raam en beval: "Ga weg, jongeman!" En Mohammed voelde, hoe de helft van zijn paard versteende! Hij riep wanhopig een tweede keer: "Kom naar beneden, Arab Zandyq!" Ze herhaalde geïrriteerd: "Ik zeg je toch, ga weg, jongeman!" En Mohammed voelde dat het hele paard onder hem in steen was veranderd. Maar hij riep nog luider: "Kom naar beneden, Arab Zandyq!"
Ze boog zich iets uit het raam en daarbij vielen haar haren tot op de grond. Hij greep haar haren, wikkelde ze om zijn hand en trok haar zo uit het raam. Toen sprak ze tot hem: "Het lot heeft je naar mij gezonden, Mohammed, bij het leven van je vader, de koning, laat mijn haar nu maar los!" Hij antwoordde: "Mijn vader is geen koning, maar een visser." - "Nee," sprak Arab Zandyq hem tegen, "je vader is een koning; later zal ik je zijn verhaal vertellen." Mohammed dreigde: "Ik laat je haar niet los, voordat je iedereen vrijlaat die je tot nu toe hebt betoverd!"
Ze maakte een teken met haar rechterhand en de stenen figuren kwamen tot leven. Een paar stortten zich op Arab Zandyq om haar te ontvoeren, maar de anderen riepen hen toe: "Dank aan hem, die ons uit de betovering heeft bevrijd! Willen jullie hem daarvoor bestraffen en hem Arab Zandyq afnemen?" Zij zagen van hun plan af en iedereen reed al dankend en groetend weg.
Arab Zandyq nam Mohammed bij de hand en bracht hem in haar paleis. Ze liet hem op een ereplaats van albast en zijden kussen plaatsnemen; haar dienaressen, zo mooi als de maan, speelden fluit en luit; de lucht was vervuld met reukwerk; haar dienaren brachten zoete wijn in kristallen glazen, mokka en zoetigheden. Daarna gaf Arab Zandyq haar bedienden bevel op het visserseiland net zo'n paleis als het hare te bouwen. Toen men klaar was met de bouw, trok ze met Mohammed en haar soldaten in het paleis.
Op een dag sprak zij tot Mohammed: "Ga naar de koning en als hij je vraagt waar je zolang bent geweest, antwoord hem dan dat je je huwelijk hebt voorbereid en nodig hem bij ons uit met heel zijn leger." De koning zag Mohammed al van verre, liep hem tegemoet en sprak: "Je bent teruggekomen, en met je terugkeer is de zon opgegaan, Mohammed!" Hij antwoordde de koning zoals Arab Zandyq hem dat had gezegd en nodigde de koning met zijn hele leger uit voor zijn bruiloft.
Toen Mohammed was weggereden, zei de koning lachend tegen zijn grootvizier: "Die jongeman is de zoon van een visser en hij nodigt ons en het hele leger uit voor zijn bruiloft!" De grootvizier antwoordde hem: "Uw liefde voor deze jongeling gebiedt u zijn uitnodiging te accepteren. Geef de soldaten opdracht voedsel voor acht dagen mee te nemen, en ook wij nemen voorraden voor een week mee." Zo maakten zij zich gereed en trokken naar het eiland waar de visser woonde. Tot hun verbazing ontdekten ze dat op het hele eiland mooie witte tenten waren opgezet, waarin het leger kon worden ondergebracht, en er stond een prachtige rode tent voor de koning. Toen werd het eten aangedragen: gebraden ossen, kalveren, schapen in grote hoeveelheden, uitgelezen groentes en salades, kostelijke wijnen en gebak, alle denkbare soorten vruchten; het ene gerecht was nog niet op, of het andere werd alweer aangedragen. De soldaten zeiden: "Zo heerlijk als hier hebben we nog nergens gegeten. Hier zouden we wel altijd willen blijven."
Ze bleven veertig dagen, totdat de bruiloft was afgelopen en waren meer dan tevreden. Slechts ongaarne gingen ze met hun koning terug naar het paleis. Toen ze weer terug waren in het paleis, zei de koning tegen zijn grootvizier: "We zullen Arab Zandyq en Mohammed hier net zo ontvangen als zij ons hebben ontvangen," en ze stuurden hen een uitnodiging. Arab Zandyq gaf het bevel de soldaten vooruit te sturen en hen aan te kondigen bij de koning. De soldaten reden vooruit en vulden de hele stad. De koning, die niet genoeg onderdak voor ze had, stuurde hen naar boeren in de omgeving. Toen verschenen Arab Zandyq, Mohammed en zijn zuster met de visser en zijn vrouw en zij betraden het paleis. Toen ze de trap opgingen, zag Arab Zandyq dat de moeder van Mohammed met pek was ingesmeerd en aan de trap was geketend. Ze bedekte haar met een zijden sjaal. De bedienden die bij de trap stonden, zeiden: "Het is aan iedereen die langs de trap komt verplicht op haar te spugen!" Daarna kondigden de bedienden het bezoek aan bij de koning en ze vertelden: "Deze dame heeft niet op de vrouw gespuugd die aan de trap is geketend, maar heeft haar met een zijden sjaal bedekt."
De koning kwam haar tegemoet, begroette haar hartelijk en vroeg: "Waarom heb je dat gedaan?" Arab Zandyq antwoordde: "Geef je dienaren opdracht haar in bad te doen, haar met kostbare zeep en olie te reinigen en haar een koninklijk gewaad aan te trekken, dan vertel ik u haar geschiedenis!" Ze begon: "Luister goed, o koning, naar wat de visser u vertelt," en ze wendde zich tot de visser en vroeg hem: "Heeft je vrouw deze broer en zus tegelijkertijd gebaard of zijn ze na elkaar geboren, visser?"
De visser antwoordde: "Mijn vrouw en ik, we hebben zelf geen kinderen. Op een dag ging ik naar de rivier om te vissen en vond daar een kist waarin deze twee kinderen lagen. Mijn vrouw en ik hebben hen opgevoed alsof het onze eigen kinderen waren." De koning wendde zich tot zijn jongste vrouw en vroeg haar: "Zijn het jouw kinderen, o vrouw?" Ze antwoordde: "Als hun haren om beurten goud en zilver zijn, dan zijn het mijn kinderen. Vraag hen hun hoofden te ontbloten." De twee ontblootten hun hoofd en hun haren waren om beurten goud en zilver. De koning wendde zich tot zijn vernederde vrouw en vroeg nog eens: "Zijn het jouw kinderen, o vrouw?" Ze antwoordde: "Zeg hen dat ze moeten huilen; als het tegelijkertijd dondert en regent, dan zijn het mijn kinderen." De twee huilden en buiten donderde en regende het. De koning was ontroerd en vroeg nogmaals: "Zijn het onze kinderen, o vrouw?" Ze antwoordde: "Zeg hen te lachen; als dan de zon en maan tegelijkertijd gaan schijnen, zijn het onze kinderen." De kinderen lachten en zon en maan schenen tegelijkertijd. De jongste vrouw zei: "Ja, het zijn mijn kinderen; ik heb hen ter wereld gebracht."
De koning benoemde de visser tot zijn tweede grootvizier. Hij verordende een veertig dagen durend feest ter ere van zijn jongste vrouw en hun kinderen. De stad was elke dag hel verlicht en alle bewoners vierden feest met de koning en zijn familie. De laatste dag werden de twee jaloerse zusters en de oude vroedvrouw in het openbaar verbrand en de koning leefde met zijn vrouw en kinderen nog een voorspoedig en rijk leven.
Mijn verhaal heb ik verteld - aan jullie boezem heb ik het toevertrouwd.
* * *
Samenvatting
Een sprookje uit Irak over twee verstoten koningskinderen. De jongste van drie zussen die zijn getrouwd met een koning krijgt twee kinderen, die worden verwisseld voor twee honden. Zij wordt gestraft en de kinderen groeien op bij een visser. De jongen, Mohammed, gaat dagelijks op bezoek bij de koning maar de oudste vrouw herkent hem. Haar vroedvrouw probeert van de kinderen af te komen, waardoor Mohammed op zoek gaat naar de zingende roos.
Trefwoorden
menseneter, roos, irak, islamitisch-verhaal, afgunst, drie (getal), visser, volkssprookje, broertje-en-zusje, drie zussen, spiegel
Basisinformatie
- Herkomst: Irak
- Verhaalsoort: volkssprookje, islamitisch-verhaal
- Religie: islam
- Leeftijd: vanaf 10 jaar
- Verteltijd: ca. 27 minuten
Thema
Populair
Verder lezen