Het sprookje van de leeuwin en haar welpje
Er was eens een leeuwin die een welpje had waar ze erg veel van hield. Ze gaf hem vaak goede raad en zo zei ze tegen hem: "Mijn zoon, pas goed op voor de mens. Kom er niet te dicht bij en ga niet daar waar hij ook is, want je bent wel een geduchte leeuw, maar de mens is nog veel ontzagwekkender dan wij. Hoewel God hem zwakker heeft geschapen dan ons, heeft hij hem intelligentie en ideeën gegeven die ons te boven gaan; wat wij ook doen, hij is ons de baas."
Maar het jong van de leeuwin wilde niet accepteren wat zijn moeder zei. Hij zag zichzelf al als een sterke leeuw, ook al was hij nog jong. Hij popelde om zijn krachten te beproeven en hij was altijd op een vechtpartijtje uit. Hij sprak tegen zichzelf: "Wat wil dat alles zeggen? Mijn moeder lijkt wel gek! Iedereen waarschuwt zijn nageslacht voor wat groter en sterker is. Zij geeft mij goede raadgevingen over de mens die minder sterk en kleiner is dan ik. Nou, ik heb er nog nooit een gezien en ik ken er geen, ik moet op zoek gaan tot ik hem vind, en dan zal ik hem beleefd vragen met mij te vechten."
Het leeuwe-welpje ging dus op zoek naar de mens. Hij ontmoette eerst de dieren. De eerste was het paard. Hij vroeg aan hem: "Neem mij niet kwalijk, maar ben jij de mens?" Het paard antwoordde: "Ik ben de mens niet... zie je, ik ben langer dan jij. Wanneer de mens komt stopt hij me het bit in de mond, gooit het zadel over mijn rug, klimt boven op me, geeft me flink de sporen in m'n zij en dan moet ik wel hard lopen."
Het leeuwtje vroeg: "Hoe lang is hij dan, die mens?" - "Hij komt zo ongeveer ter hoogte van mijn achterbeen, niet meer," antwoordde het paard. "Dan ga ik hem opeten, en doden zodat jullie van hem af zijn." Daarna kwam hij de ezel tegen, die hem zei: "De mens is gemeen!" Vervolgens ontmoette hij de kameel en ondervroeg ook hem. De kameel sprak: "Zie je wel hoe groot ik ben en hoe belangrijk? Stel voor dat hij me bij de hals vangt, me op de grond laat zitten, aan beide kanten van mijn rug twee zakken van tweehonderd kilo oplaadt en er ook nog zelf opklimt. Wanneer ik loop en een weg baan door landen waar geen einde aan komt en bergen van zand, dan haalt hij zijn fluit te voorschijn en begint te fluiten en te zingen en ik, ik loop door. Wanneer ik moe word en een beetje langzamer ga lopen dan pakt hij een grote stok. Hij slaat dan hard tegen mijn bovenbenen en ik moet wel hard lopen. Als je hem ergens tegenkomt, maak dan dat je weg komt!"
Het leeuwtje vroeg: "Hoe groot is hij, die man?" - "Zo groot als mijn achterbeen, niet groter." Het leeuwtje brieste: "Ik weet het goed gemaakt, ik ga hem verslinden!" - "Jij gaat hem opeten?" zei de kameel. "Wat ons aangaat is hij degene die ons opeet. Als je hem ziet, maak dan dat je wegkomt, blijf niet bij hem in de buurt." - "Ik moet hem nodig zien," zei de leeuw.
Hij vertrek dus weer en zette zijn speurtocht voort. Hij kwam de hond tegen van een man die terpentijnbomen omzaagde en er dienbladen van maakte. Toen hij de hond zag, zei hij: "Ik zou je graag een vraag willen stellen. Ben jij de mens?" - "Nou, niet precies," zei de hond, "maar ik ben zijn vriend, zijn makker. Mijn baas is een man die me te eten geeft en te drinken. Als je wilt, dan zal ik je bij mijn meester brengen." De leeuw antwoordde: "Je zou me een groot plezier doen wanneer je me bij hem brengt; ik zou hem willen begroeten en met hem willen praten." De hond zei: "Probeer ernstig te zijn in zijn aanwezigheid, wanneer je goed ontvangen wil worden." - "Afgesproken," antwoordde de leeuwe-welp.
De hond ging op weg naar zijn meester en liep voor de leeuw uit, die hem volgde. Bij zijn meester aangekomen, zei hij: "Ik breng je een gast die jou wil begroeten." De leeuw zei tegen de mens: "Gegroet, o mens." De man antwoordde de leeuw: "Ik ben de mens niet. De mens is daarginds." De leeuw zei: "Laat mij hem zien, alsjeblieft." De man zei tegen de leeuw: "Ik ben bezig met een moeilijk karwei. Als je wilt help mij dan om het snel af te maken en ik zal je erheen brengen. Maar waarom zoek je eigenlijk naar de mens?"
"Ik wil hem opeten," antwoordde hij. "Hij maakt ons allemaal het leven onmogelijk, maar zeg het niet tegen hem wanneer je me bij hem brengt." De man antwoordde: "Nou goed, maar je moet me wel helpen zodat we er snel heen kunnen gaan." De leeuw zei: "Zeg mij wat ik moet doen." De man sprak: "Ik zal het je dadelijk zeggen."
Nu was er nog een stronk van een boom overgebleven. De man had er met zijn bijl een spleet in geslagen. Zo lag de stronk open en de man zei tegen de leeuw: "Stop alle vier je poten hier in deze gleuf, zodat ik het hout op een andere plaats kan splijten." Zo stopte de leeuw al zijn poten stevig in de spleet. De man tilde zijn bijl op en de stronk knelde de poten van de leeuw vast zodat hij ze niet meer kon terugtrekken. Hij begon te schreeuwen: "Mijn poten zullen gebroken worden!"
Hij riep maar door en de man ging weg om een onbreekbare, stevige stok te snijden. Toen hij weer terugkwam zei hij: "Zoek jij de mens om hem op te eten?" De leeuw zei: "Op dit moment hou ik me alleen met mezelf bezig: ik ben gevangen door die boom." De man tilde zijn stok hoog op, sloeg de leeuw op de rug en zei: "Wat wilde jij de mens aandoen? Ik ben het, de mens! Ik moet je keel afsnijden en je vlees proeven, ik heb nog nooit eerder leeuwevlees gegeten."
Het leeuwtje begon te huilen, te schreeuwen en smeekte de man. "Laat me toch vertrekken alsjeblieft! Mijn moeder had me aangeraden niet in de buurt te komen van de mens. Ik heb haar niet gehoorzaamd. Ik dacht dat ik sterker was dan hij. Doe mij een groot plezier en, in 's hemelsnaam, laat me gaan!"
"Ik zal je een pleziertje doen: ik zal je niet de keel afsnijden, maar ik ga je in mootjes hakken!" Toen gaf de man hem zo'n pak rammel dat hij hem bijna tot moes sloeg en daarna liet hij hem gaan. De leeuw ging weg en strompelend en huilend kwam hij bij zijn moeder aan. Die zei tegen hem: "Dit is je verdiende loon. Waarom heb je niet geloofd wat ik tegen je zei?"
Zijn rnoeder gaf hem toen medicijnen en verzorgde hem goed. Hij knapte weer op en vergat alles wat hij aan slaag had gekregen toen hij in handen van de mens was gevallen. Op een dag verzamelde hij al zijn neven om zich heen en zei tegen hen: "We moeten allemaal tegelijk de mens bespringen en hem verslinden. Laten wij ons van hem bevrijden!"
Zo gingen ze allen op weg naar de mens. Die zag al van verre de geweldige horde leeuwen aankomen. Hij klom in de top van een boom. De leeuwen ontdekten de man daar op een tak, boven in de boom. Ze dachten diep na en overlegden hoe zij hem konden vangen. De leeuw die het pak slaag had gekregen zei: "Ik zal jullie goede raad geven: we moeten boven op elkaar gaan staan en zo kunnen we hem te pakken nemen. Maar ik ben de sterkste van jullie allen, ik moet dus onderaan staan en zo zal ik jullie dragen."
Ze klommen boven op elkaar. Ze hadden de man bijna bereikt, toen deze in de onderste leeuw degene herkende die hij had geslagen. Hij riep: "Breng mij de stok, zodat ik de leeuwen een pak rammel kan geven. Ze zijn juist bij me aangekomen."
Toen de onderste leeuw dat hoorde, maakte hij zich snel los en ging er van door. De anderen vielen door en over elkaar en doodsbang sloegen ze op de vlucht. Ze zeiden tegen hun bondgenoot: "Waarom ben je ervandoor gegaan? Je hebt ons laten vallen." Hij antwoordde: "Ik wilde niet dat jullie evenveel stokslagen zouden krijgen als ik ooit heb gehad. Wanneer hij eenmaal met de stok gaat werken, berg je dan maar. Ik dacht aan degene die bovenop stond. Als hij hem te pakken had gekregen had hij moes van hem gemaakt. We moeten ons, beste neven, uit de voeten maken wanneer we ergens de mens zien en niet te dicht bij hem komen!"
Dit verhaal is bedoeld voor ieder die zich, ondanks waarschuwingen van zijn ouders, niet aan hun goede raad houdt. Het zal hem net zo vergaan.
* * *
Samenvatting
Een moraalsprookje uit Marokko. Een welpje luistert niet naar moeder leeuw en gaat toch op zoek naar de mens. Deze is hem echter te slim af waardoor de jonge leeuw een grote angst voor de mens krijgt.
Toelichting
Tot in de vorige eeuw waren leeuwen in de berggebieden van Algerije en Marokko een geduchte tegenstander van de mens. Dit verhaal sprak de mensen moed in. Tegelijkertijd was het bedoeld om kinderen te leren naar hun ouders te luisteren (zoals het slot al aangeeft). Zie ook de Egyptische fabel Wie is de sterkste.
Uit: P. Reesink 'Contes et récits maghrébins', Quebec, 1977. 'Conte de la lionne et de son petit' pp. 133 e.v.
Trefwoorden
Basisinformatie
- Herkomst: Marokko
- Verhaalsoort: moraalsprookje
- Leeftijd: vanaf 9 jaar
- Verteltijd: ca. 11 minuten
Thema
Populair
Verder lezen