Het mooiste verhaal
In een dorp woonde eens een man die drie zonen bezat. De beide oudsten waren flinke, verstandige jongens. Zij verzetten veel werk en vermorsten geen tijd. Daarom namen de mensen hen graag in dienst en men was er van overtuigd dat zij later kundige en spaarzame boeren zouden worden. Dschinroku daarentegen, de jongste, gedroeg zich heel anders. Niet dat hij lui of onvriendelijk was, maar hij was zo verzot op spannende verhalen en zette daarbij zijn ogen en oren zo wijd open, dat hij zijn werk gewoon vergat!
En o, als er een reizend toneelgezelschap in het dorp kwam! Het laatste geld dat in huis was besteedde Dschinroku aan plaatskaartjes en als er geen geld was, dan verkocht hij rustig wat onder zijn handen kwam. Vergeefs probeerde zijn vader hem op te sluiten. De jongen vond altijd een mogelijkheid te ontsnappen en verdween dan vlug naar de plaats waar de toneelspelers hun tent hadden opgeslagen. Zo gespannen volgde hij wat op het toneel gebeurde, dat het een wonder is dat zijn ogen nooit uit zijn hoofd gerold zijn! Thuisgekomen zuchtte hij nog van genot en het enige antwoord op de verwijten van zijn vader en de spot der broers was: "O mensen dat was toch een geweldig stuk! Wat jammer dat ik niet zo spelen kan." Hij glimlachte spijtig en merkte niet eens dat zij woedend op hem waren.
Wat moet er toch uit die jongen groeien? dacht de vader wel eens. Hij bezit een goed hart, heeft voor iedereen wat over en is nu eenmaal dol op spannende geschiedenissen.
Jaren gingen voorbij, de vader voelde zich oud worden en zei tegen zijn zonen: "Jullie hebt nu de leeftijd bereikt, dat je eens in de wereld kunt rondkijken voordat je hier zelfstandig aan het werk gaat. Overleg goed met jezelf waarheen je zult gaan en hoe je je leven daarna inricht. Ik ben wel niet rijk, maar m'n spaargeld zal ik eerlijk onder jullie verdelen, zodat je tenminste kunt beginnen. Ik hoop met heel mijn hart dat jullie een heerlijke reis zult maken en gezond en tevreden bij mij terugkeert." Daarna gaf hij hun drie zilveren munten en zij vertrokken.
Met stevige sandalen aan hun voeten en een volgepakte reistas gingen de broers op weg. Witte wolken dreven door de blauwe lucht en vrolijk gestemd bereikten zij het eerste kruispunt. "Wacht eens even," zei de oudste, "eenmaal moeten wij toch scheiden en onze vader wil dat wij zelfstandig op reis gaan. Laten wij hier dus afscheid nemen."
De anderen hadden daar niets op tegen. Zij bogen, wensten elkaar veel geluk en gingen op pad. De oudste naar links, de middelste naar rechts en de jongste liep rechtuit, zijn neus achterna. Hij zong van plezier. Eindelijk vrij! En hoeveel spannende verhalen zou hij in de wijde wereld te horen krijgen!
Dschinroku liep door een bos en merkte dat de weg steeds steiler werd. De duisternis begon al te vallen en hij zou deze berg toch over moeten, wilde hij het dichtstbijzijnde dorp bereiken. Maar waarom eigenlijk, dacht hij zorgeloos. Ik ga gewoon onder een boom in het gras liggen vannacht.
Voor de kou legde hij wat takken met bladeren over zich heen en sliep toen dadelijk in. Zo diep was zijn slaap dat hij pas ontwaakte toen de zonnestralen al door het dichte bladerdak heendrongen. Verbaasd richtte hij zich op en hoorde naast zich een stem: "We zijn uitgeslapen, gaan nu ontbijten en trekken dan weer verder!"
Dschinroku zag bij zijn voeten een vuurtje branden en aan weerskanten zat een bedelaar. De ene keerde zich naar Dschinroku en zei: "Wij zijn gisteren hier door de nacht overvallen en toen wij naar een schuilplaats zochten, vonden wij jou daar onbeschermd in het gras slapen. Jij moet wel weinig ervaring hebben, dat je alleen in het bos gaat liggen, terwijl je omringd bent door wilde dieren! Wij zijn daarom hier gebleven en hebben op je gepast. Je hebt de hele nacht geslapen als een marmot en niet eens gemerkt dat wij een vuur aanlegden."
En de andere bedelaar voegde daarbij: "Ja, en toen hebben we eraan gedacht dat een jongen als jij, na zo'n koude nacht, wel flink hongerig zou zijn en een beetje rijst gekookt. Kom maar met ons mee-eten. Je mag van geluk spreken dat wij je hebben gevonden en niet de wilde dieren." En hij gaf Dschinroku een handvol rijst.
De jongen wist bijna niet hoe hij de bedelaars bedanken moest. "Jullie zijn echt goede mensen," zei hij. "Mijn vader heeft mij drie zilveren munten gegeven voor de reis. Wij zijn met ons drieën en nemen er ieder één. Is dat geen mooie oplossing?" En hij haalde dadelijk het zakje met geld, dat zorgvuldig onderin de tas was gestopt, tevoorschijn.
De bedelaars hadden eerst ongelovig gelachen, maar toen zij zagen dat het de jongen ernst was, maakten zij een luchtsprong van vreugde!
"Jij hebt een gouden hart, jonge vreemdeling," zei de eerste bedelaar. "Je geschenk zal ons zeker geluk brengen. Maar wij willen jou ook iets geven. Het is maar een kleinigheid, doch je zult er plezier van hebben!"
Hij gaf de jongen een naald en zijn kameraad bracht een draad tevoorschijn.
"Dit is geen gewone naald," zei de eerste bedelaar. "Hij kan overal doorheen steken en naait alles aan elkaar wat je maar wilt!"
"En die draad is ook niet mis," vulde de tweede aan. "Je kunt zo lang naaien als je wilt, er komt nooit een eind aan."
Dschinroku dankte hartelijk voor de geschenken, boog diep voor de bedelaars en ging op weg. Deze voerde hem over hoge bergen en door diepe ravijnen. In een heel nauw dal ontmoette hij een grijsaard. Een kleine, gebogen, prachtig geklede man! Zijn muts was met gouddraad bewerkt, zijn jas was versierd met kleurige bloemen en zijn voeten staken in vrolijke raffiasandalen. Doch het merkwaardigste was zijn jonge, rimpelloze gezicht. Het leek helemaal niet bij die gebogen gestalte en de lange grijze baard te horen! Hij droeg een grote, glimmende zak over zijn schouder en liep, voor zo'n oude man, wonderlijk snel en krachtig over de weg. Toen hij Dschinroku langzaam naderbij zag komen, wachtte hij even. Hij keek de jongen onderzoekend aan en zei vriendelijk: "Ik zie aan je ogen dat jij graag spannende verhalen hoort, m'n jongen."
"O ja, vadertje, naar verhalen luisteren is het heerlijkste dat bestaat!" En hij verheugde zich er al op dat het oudje hem zijn interessante belevenissen zou vertellen.
"Wel," hernam de oude, "dan kun jij zeker ook wel goed vertellen!"
Nu keek Dschinroku verdrietig voor zich uit. Hoe graag zou hij dat gekund hebben!
"Ik heb al zoveel prachtige verhalen gehoord," zei hij spijtig, "maar als ik er een vertel duurt het zo lang, dat ik er zelf van moet gapen!"
De oude man schudde ernstig zijn hoofd.
"Dat is bijzonder jammer! Je moet weten dat achter dit bos het rijk ligt van een koning die boven alles houdt van vreemde en spannende verhalen. Zo zelfs dat hij zijn dochter beloofd heeft aan degene die hem de meest onwaarschijnlijke geschiedenis kan vertellen. Maar wanhoop niet. Ik weet misschien een oplossing. Ik verkoop verhalen, zie je. Wil jij er een van mij kopen?"
"Graag, vadertje, maar wat kost zo'n verhaal?"
"Ach, ik zie dat de goedkope verkocht zijn. Er is er nog één in mijn zak en dat is het duurste. Maar het is dan ook het mooiste van allemaal! Het kost een hele zilveren munt."
"Dat is toevallig," riep Dschinroku opgelucht, "van het geld dat mijn vader mij meegaf voor de reis is precies nog één zilveren munt over!" Maar toen aarzelde hij. "Als ik hem uitgeef, bezit ik helemaal niets meer! Wat denkt u, vadertje, zal dat verhaal mij geluk brengen?"
"Twijfel daar maar niet aan," verzekerde de man hem, "hoe zou een verhaal van een hele zilveren munt iemand kunnen teleurstellen?
En zo gaf Dschinroku zijn laatste zilveren munt aan de oude man en deze hief zijn zak heel hoog en kneep hem toen, vlak voor Dschinroku's oor, in elkaar. De jongen hoorde een licht geruis en het verhaal, dat op de bodem van de zak had gelegen, was in zijn oor verdwenen.
De oude nam zijn zak op en vroeg: "En, m'n jongen, is het verhaal naar je zin?"
Dschinroku schudde verbaasd zijn hoofd. "Het is een heel vreemde geschiedenis!" Hij boog diep voor de grijsaard en liep zo vlug mogelijk naar de stad waar de koning woonde.
Hij was zo verdiept in het verhaal, dat hij helemaal niet op de weg lette. Hij struikelde vaak en viel een flinke buil op zijn hoofd. Maar bereikte tenslotte toch het paleis van de koning.
"Wie is daar?" vroeg de wacht toen Dschinroku op de poortdeur klopte.
"Ik heet Dschinroku en ik ken het mooiste verhaal in heel Japan. Dat wil ik aan de koning vertellen!"
Hij werd dadelijk binnen gelaten en voor de koning geleid.
"Wel vreemdeling, men heeft mij verteld dat je een heel vreemd verhaal kent," zei de koning. "Begin maar dadelijk, zodat ik kan zien of je ons niet voor de gek houdt! Je weet welke beloning ik geef. Maar als het verhaal mij te lang duurt, laat ik je de kop afslaan!"
Dschinroku schrok zichtbaar, maar kon nu onmogelijk meer weglopen. Hij begon dus maar het verhaal uit de zak van de oude te vertellen:
"Heel lang geleden groeide ergens een eik. Het was een bijzonder grote boom, zoals ze nu niet meer bestaan. Zijn takken reikten van de provincie Etschigo tot aan het eiland Sado en de stam was zó dik, driehonderddrieëndertig vademen, drie voet en drie duim..."
De koning zei verwonderd: "Dat was inderdaad een bijzondere boom!"
Maar Dschinroku liet zich niet afleiden en vertelde verder: "En hij was niet alleen buitengewoon breed maar ook ontzettend hoog. Driehonderddrieëndertig vademen..."
Weer viel de vorst hem in de rede: "Hoe kun jij weten hoe hoog die boom was? Heb je hem soms gemeten?"
"Nee, zelf heb ik hem niet kunnen meten," zei de jongen, "maar zijn kroon groeide tot in de andere wereld en daar leefde eens een erg nieuwsgierige man. Deze liet de eik niet met rust en op een dag klom hij erin en daalde steeds lager. Het duurde jaren voordat hij de stam bereikte en het werd al herfst toen hij nog steeds van tak naar tak klom... Intussen viel de ene eikel na de andere op de aarde. Eén viel er op het dak van de Tempel Zenkoji, in de noordelijke provincie. Een andere in de krater van onze beroemde Berg Fuji, een derde in het Biwa Meer, in het zuiden."
"Ja, ja," onderbrak de koning hem ongeduldig," en wat gebeurde er toen?"
Dschinroku vervolgde: "Een andere eikel viel op het eiland Shikoku, bovenop de bel van een pelgrim, die van klooster naar klooster trok. Die bel begon te klingelen, tot grote schrik van de pelgrim! Een vijfde eikel..."
Weer onderbrak de vorst hem: "En hoeveel eikels vielen er in totaal?"
"O, onbeschrijfelijk veel," ging Dschinroku onverstoorbaar verder. "Het waren er precies drie miljoen driehonderddrieëndertigduizend-driehonderddrieëndertig. En iedere eikel van die drie miljoen driehonderddrieëndertigduizend-driehonderddrieëndertig heeft zijn eigen geschiedenis."
De vorst keek hem ongelovig aan. "Hoe heb jij die in 's hemelsnaam kunnen tellen?"
Dschinroku zweeg verbluft. Hij kende weliswaar van iedere eikel de geschiedenis, maar bij alle verhalen die uit de zak in zijn oor gestroomd waren, was er niet één over het tellen van de eikels. In zijn verbeelding zag hij hoe de beul zijn kop af zou slaan... en plotseling dacht hij aan de geschenken van de bedelaars.
"Ach heer, dat was heel eenvoudig," zei hij vlug. "Ik heb ze met mijn naald allemaal op een lange draad geregen en zo kon ik ze toch heel secuur tellen?"
Nu werd de koning werkelijk boos. Vertoornd riep hij uit: "Praat toch geen onzin! Zo'n lange draad bestaat in de hele wereld niet. Zelfs niet voor één miljoen eikels."
Rustig haalde Dschinroku zijn naald en draad te voorschijn en gaf ze aan de vorst.
"Alstublieft, edele heer, en als u mij nu nog niet gelooft, dan zal ik met plezier alle bloemen in uw tuin tellen!"
Toen wierp hij naald en draad midden in de bloeiende kroon van een kersenboom. Op hetzelfde ogenblik klonk vanuit de tuin een verschrikkelijk geschreeuw en direct daarna een slag, alsof er iets heel zwaars op de grond viel. Geschrokken liepen allen naar het venster om te zien wat er gebeurd was.
Onder de bloeiende kersenboom lag een rover met een pijnlijk vertrokken gezicht. De naald die Dschinroku uit het venster geworpen had, was rechtstreeks in zijn hart gedrongen en had hem uit zijn veilige schuilplaats naar beneden doen storten! Het was een onmenselijk wrede rover. Alle mensen, zelfs de koning, hadden een diepe angst voor hem. En juist deze dag had hij uitgezocht om het paleis binnen te dringen en de koning met al zijn familieleden en bedienden te doden! Maar de wondernaald van de bedelaar had deze verschrikkelijke daad voorkomen.
Dankbaar gaf de koning zijn dochter aan de jonge vreemdeling tot vrouw. En zo zien we dat de liefde voor spannende verhalen en een goed hart de jongste van de drie broers toch geluk heeft gebracht!
* * *
Samenvatting
Een Japans volksverhaal over liefde voor spannende verhalen. Een jongen krijgt in ruil voor één zilvermunt van een oud mannetje het mooiste verhaal van heel Japan. Het is wel een heel vreemde geschiedenis, maar hij gaat naar de koning om die te vertellen. Het is het verhaal van een reusachtige eik, waarvan elke eikel die gevallen is weer zijn eigen verhaal heeft...
Trefwoorden
kersenboom, verhalen vertellen, naald en draad, theater, eik, zilvermunt, raamvertelling, toneel, verhalen, volksverhaal, rover, eikel, japan, verhaal, volkssprookje
Basisinformatie
- Herkomst: Japan
- Verhaalsoort: volksverhaal, volkssprookje, raamvertelling
- Leeftijd: vanaf 8 jaar
- Verteltijd: ca. 16 minuten
Thema
Bron
"Japanse sprookjes" bewerkt door Marijke van Raephorst. Uitgeverij N. Kluwer, Deventer, 1971.
Populair
Verder lezen