Het meisje en haar vriend de slang
In het veen, aan de rand van een groot moeras, woonde een veenarbeider met zijn vrouw en één meisje. Dat kind kreeg iedere morgen van haar moeder een beker warme melk. Op een dag liep ze met de beker melk in haar hand naar buiten en ging op een boomstronk aan de kant van het moeras zitten. Toen kroop daar uit het moeras een grote slang en gleed op haar af. Maar het meisje was niet bang, ze reikte hem haar beker met melk en de slang dronk op wat er nog over was. Toen glipte hij het moeras weer in, maar aan de voeten van het meisje lag een goudstuk en dat nam ze mee naar huis. Haar vader vroeg: "Hoe kom je daaraan?" Ze zei alleen: "Dat heb ik gevonden." Telkens als ze warme melk kreeg, liep ze naar buiten en zocht de stobbe aan de rand van het moeras op. Dan kwam de slang weer, en als hij zijn melk gedronken had, kreeg zij een goudstuk.
Ten slotte wilde de vader weten waar al dat goud vandaan kwam. Hij sloop haar heimelijk na en zag hoe de slang te voorschijn kwam uit het moeras en zijn dochter in ruil voor de melk een goudstuk gaf. Toen ze thuiskwam, nam hij haar ook dat goudstuk af en zei: "Ik kan het beter gebruiken dan jij, en van nu af aan blijf je binnen. Ik zal het zelf wel gaan halen." De volgende morgen mocht het kind niet naar buiten, en hij liep zelf met een beker vol warme melk naar de rand van het moeras en daar ging hij op de boomstobbe zitten wachten. Maar de slang kwam niet. De vader was razend van kwaadheid op zijn dochter. Hij zei: "Je hebt een overeenkomst gemaakt met die slang, maar je komt niet meer buiten." En zelf ging hij iedere ochtend met zijn beker vol warme melk naar het moeras. Maar de slang kwam nooit terug.
Een poosje later werd zijn dochter ziek; ze kreeg de tering. En op een keer zei ze: "Vader, het duurt niet lang meer, dan zal ik sterven. Wil vader mij nog eenmaal een genoegen doen en mij naar de plek dragen, waar de slang uit het moeras kwam?" De vader droeg haar naar die plek en zette haar op de boomstronk. Hierop zei ze: "Haal een beker warme melk voor me!" Hij haalde voor haar een beker warme melk en ging weer naar binnen. De slang kwam uit het moeras, hij dronk de helft van haar melk op en liet weer een goudstuk achter. En het kind was van dat moment af weer gezond. Dat ging zo nog lange tijd door, en ten slotte hadden ze een hele schat aan goud in huis.
Toen brak er op een keer een grote veenbrand uit en de plek waar zij woonden werd aan alle kanten ingesloten door het vuur. De vader zei: "Wij moeten proberen weg te komen door het moeras." Het meisje antwoordde: "Maar ik wil de slang nog éénmaal melk brengen." Ze liep met een beker vol warme melk naar de stobbe en de slang kwam weer uit het moeras. Hierop zei ze tegen de slang: "Dit is de laatste keer, want het veen staat in brand, en wij zullen hier verbranden." En toen antwoordde de slang: "Dat hoeft niet, ik zal jullie wel helpen - ik breng jullie naar de overkant." Ze haalde haar vader en moeder en zei: "De slang wil ons naar de overkant van het moeras brengen." Haar vader nam de zak met goudstukken op zijn rug en ze liepen naar de rand van het moeras. De slang zei: "Ga maar op mijn rug zitten!" En hij bracht hen een eind door het moeras naar een droge plek in het midden, en daar zei hij: "Ik kan jullie wel verder brengen, maar hier is het zo week en zo diep, hier kan ik maar één mens tegelijk dragen."
Eerst beval hij de dochter: "Klauter maar op mijn rug!" Het meisje ging op zijn rug zitten en hij bracht haar naar de overkant, naar het droge land. Hij kwam terug en haalde de moeder. Daarna ging hij nog eens terug om de vader op te halen. De man ging op zijn rug zitten, maar zelf droeg hij de zak met goud op zijn nek. En toen zei de slang: "Dat gaat niet. Ik kan u wel dragen, maar het goud kunt u niet meenemen. Dat moet u hier laten." De vader zei: "Dat doe ik niet. Mijn goud moet mee!" Ze kregen zo'n ruzie dat de man tenslotte een dikke knuppel greep en de slang doodsloeg. De man is nooit weer teruggekomen.
Nadien kon men nog wel door het moeras geraken, maar dan moest men het paadje volgen dat de slang had gemaakt toen hij de dochter en haar moeder wegbracht. Aan weerskanten groeiden planten met bloemen die precies op goudstukken leken. Van dat pad mocht men nooit afwijken, want wie ernaast stapte om zo'n bloem te plukken zonk weg in het moeras en verdronk.
* * *
Samenvatting
Een Fries sprookje over een behulpzame slang. Elke ochtend brengt een meisje een kop warme melk naar haar vriend de slang en krijgt ze in ruil daarvoor een goudstuk. Wanneer haar vader daar achter komt, verbiedt hij haar nog naar de slang te gaan.
Toelichting
Dit Friese volksverhaal kent geen andere Nederlandse varianten. De bron ervan is onbekend. Het motief van het hulpvaardige dier is internationaal verbreid. Zie hieronder voor verwante verhalen.
Uit: Y. Poortinga, De ring van het licht, no. 268, pp. 392-393. Verwant met het eerste sprookjes van Grimm 105 - Slangensprookjes.
Trefwoorden
moeras, slang, dier als helper, volkssprookje, friesland, friesland, goud, streekverhaal, melk, volksverhaal, vriendschap
Basisinformatie
- Herkomst: Friesland, Nederland
- Verhaalsoort: volksverhaal, volkssprookje, sprookje, streekverhaal
- Leeftijd: vanaf 8 jaar
- Verteltijd: ca. 6 minuten
Populair
Verder lezen