Het majoraanplantje
Lang geleden woonde op een kasteel eens een bediende-echtpaar dat al vele jaren innig verlangde naar een kind. Al het wachten bleef echter vergeefs en op den duur werd de vrouw wanhopig. In haar verdriet deed ze een vreemde uitspraak: "Ach, kon ik toch maar iets het leven schenken," riep ze, "al was het maar een majoraanplantje, dan zou ik al tevreden zijn."
Het idee liet haar niet meer los en uiteindelijk werd ze dan toch zwanger. Negen maanden later bracht ze een welgeschapen majoraanplantje ter wereld. De vrouw hechtte zich net zo aan het plantje als aan een heuse dochter. Ze gaf het elke dag te drinken en verzorgde het vol overgave. Ja, ze snoeide de tere, grijsgroene blaadjes zo kunstig, dat het plantje er op den duur uitzag als een kinderhoofdje, met prachtige ogen en een allerliefst gezichtje. Op het balkon richtte ze een zonnig plekje in voor haar lieveling.
Op een dag reed de zoon van de koning aan wie het kasteel toebehoorde, uit voor de jacht. Hij kwam langs het balkon, liet zijn gevolg stoppen en stuurde een hulpje naar de dienares. "De prins laat weten dat je majoraanplantje hem buitengewoon bevalt. Hij is bereid het voor een goede prijs van je te kopen."
De vrouw aarzelde, maar dan kregen de verlokking van het goud en haar angst voor de prins de overhand. Ze vroeg een aanzienlijk bedrag, dat ze echter zonder problemen ontving. De prins was intussen niet minder tevreden over de koop. De paarse kleur van de bloemetjes en de heerlijke geur die het plantje verspreidde, hadden hem betoverd. Hij zette het voor het raam van zijn slaapkamer en gaf het elke dag trouw water.
Op een nacht ontwaakte de prins uit een diepe slaap. Hij voelde heel duidelijk dat er nog iemand in de kamer aanwezig was. Eerst dacht hij aan een dief, maar hij hield zich doodstil en wachtte af. Zachte, vrijwel onhoorbare voetstappen naderden zijn bed en een onzichtbare hand tilde behoedzaam het beddengoed op. Het volgende moment voelde hij dat er een vrouw in zijn bed was geglipt. Ze bleef de hele nacht, maar voordat de ochtend aanbrak, verdween ze net zo geheimzinnig als ze was gekomen.
Dit herhaalde zich zeven nachten achtereen. Hoewel de prins brandde van verlangen om zijn onbekende lief een keer te zien, mislukte dit steeds opnieuw. Ten slotte bedacht hij een plan. Toen ze weer in het donker slapend naast hem lag, bond hij een streng van haar lange haar om zijn arm en gaf een dienaar het afgesproken klopsignaal. Die bracht een lamp en toen kon hij haar eindelijk in al haar schoonheid bewonderen. Ze sloeg haar ogen op, overwon haar eerste schrik en zei: "Ik ben een fee en ik woon in het majoraanplantje dat je voor zo veel geld hebt gekocht. Ik heb me voorgenomen alle nachten bij je door te brengen."
De prins sloot haar in zijn armen en zwoer haar tot zijn koningin te zullen maken.
Nu trof het zo, dat in die tijd een wild everzwijn ernstig huishield op de akkers van de boeren. De prins was een bekwaam jager en moest op bevel van zijn vader met het beest gaan afrekenen.
"Ik moet een paar dagen weg," zei hij tegen de fee. "Blijf in je schuilplaats en laat je niet zien."
"Doe mij ook een plezier," antwoordde zij, "en bind met een zijden draadje een klokje aan de top van mijn plantje. Trek na je terugkeer aan het draadje, dan weet ik dat je weer thuis bent."
Hij voldeed aan haar wens en riep zijn vertrouwde kamerdienaar bij zich. "Je moet elke avond zoals gewoonlijk het bed opschudden. Vergeet ook niet het majoraanplantje water te geven en denk erom: ik heb elk blaadje geteld. Wee je gebeente als er straks ook maar eentje ontbreekt." Daarop steeg hij op zijn paard en reed weg.
Nu woonden in de omgeving van het kasteel zeven jonge vrouwen. Vroeger had de prins contact met hen gehad en hij zorgde altijd nog dat ze alles kregen wat ze nodig hadden om te leven. Omdat ze hadden gemerkt dat hun weldoener hen de laatste tijd geen blik meer waardig keurde, besloten ze de zaak uit te zoeken. Ze kochten twee metselaars om, die in de vertrekken van de prins een geheime gang moesten aanleggen. Zo stonden ze al gauw alle zeven in zijn slaapkamer, maar ze konden niets bijzonders ontdekken, behalve dan een opvallend fraai majoraanplantje op de vensterbank. Ieder van hen wilde een takje meenemen en daarbij brak de jongste de top van het plantje af, zodat het klokje begon te klingelen.
Een ogenblik later stond de lieftallige fee voor hen. Nauwelijks waren de vrouwen van hun verbazing bekomen, of ze begonnen als wilden door elkaar te schreeuwen: "Loopse teef! Dus jij bent het die ons de prins afhandig wil maken. Dat zullen we je wel eens even afleren."
Ze sloegen met stokken op de arme fee in, verbrijzelden haar schedel en namen er ten slotte ieder een stuk van mee. Alleen de jongste weigerde een dergelijke gruwelijke trofee en nam genoegen met een streng van het goudblonde haar. Daarna vluchtten de vrouwen door de geheime gang weg.
Toen de kamerdienaar die avond het drama ontdekte, sloeg de angst hem om het hart. Hij begroef het gebeente van de fee in de bloempot, stapelde er takjes en bladeren overheen en verdween zo snel hij maar kon.
Drie dagen later keerde de prins terug van de jacht. Hij haastte zich naar zijn slaapkamer en liet het klokje klingelen. Zijn geliefde verscheen echter niet. Toen zag hij hoe treurig het plantje was toegetakeld en hij brak in tranen uit. Hij at en dronk niet meer van verdriet en hij kon geen rust meer vinden, zodat zijn toestand ten slotte ernstig werd.
Op een nacht lag de prins weer slapeloos te woelen, toen hij merkte dat er iemand bij hem in bed glipte. "Treur niet langer," fluisterde een vertrouwde stem. "Je trouwe dienaar heeft me begraven. Nu ben ik opnieuw geboren en kan ik voor altijd mijn plantje verlaten."
De fee vertelde hem alles en van louter vreugde was ook de prins de volgende ochtend weer de oude. Het tweetal had niet gelukkiger kunnen zijn!
Enkele dagen later werd de bruiloft gevierd, waarvoor ook de zeven misdadigsters waren uitgenodigd. Tijdens het feestmaal bracht de bruidegom een heildronk uit op zijn bruid en vertelde de verzamelde gasten over haar lotgevallen. "Wat denken jullie," besloot hij, "welke straf moeten degenen die haar dit hebben aangedaan krijgen?"
"Vierendelen! Ophangen! Verbranden! Verdrinken!" Ieder bracht zijn mening naar voren. Ten slotte was het de beurt aan de bewuste vrouwen, die met opeengeklemde kaken aan tafel zaten. Noodgedwongen moesten ook zij hun oordeel uitspreken. "Ze moeten levend in een riool worden verdronken."
"Jullie hebben je eigen vonnis geveld," riep de prins. "Bind hen vast en smijt hen in de beerput van het kasteel. Daar waar alle vuiligheid samenkomt."
Het vonnis werd direct voltrokken. Alleen de jongste, die een goed hart had, bleef gespaard. De prins schonk haar een fraaie uitzet en liet haar ter plekke trouwen met zijn dienaar.
Beide paren werden heel gelukkig en leefden tevreden tot het einde van hun dagen.
* * *
Samenvatting
Een Venetiaans sprookje over een fee in een marjoleinplantje. Een vrouw wenst een kind, maar baart een marjoraanplantje. Ze verkoopt het plantje aan een prins en dan blijkt er in het plantje een fee te wonen, die elke nacht bij de prins in bed kruipt. Zeven vrouwen worden jaloers en vermoorden de fee als de prins op jacht is. De kamerdienaar begraaft de botten in de bloempot waardoor de fee weer tot leven komt en voor altijd samen met de prins kan blijven.
Toelichting
Vergelijk met Het mirte-takje.
Echte marjolein (Origanum majorana, synoniem: Majorana hortensis) is een plant die ook wel bekend staat als majoraan of worstkruid.
De echte marjolein of tuinmarjolein is afkomstig uit het oosten van het Middellandse Zeegebied. De plant is reeds sinds de oudheid bekend in Europa. Marjolein heeft een intens aroma, dat aan tijm doet denken, maar zachter van smaak en zoeter is. Het kruid wordt voornamelijk gebruikt bij de bereiding van worsten, maar past ook uitstekend bij witte bonen, aardappelgerechten, zuurkool, gehakt, varkensvlees, vleespastei, wild en gevogelte en in tomatensaus.
Trefwoorden
Basisinformatie
- Herkomst: Italië
- Verhaalsoort: volkssprookje, sprookje, onttoveringssprookje
- Leeftijd: vanaf 10 jaar
- Verteltijd: ca. 9 minuten
Thema
Bron
"Venetiaanse sprookjes" verzameld door Herbert Boltz. Uitgeverij Elmar, Rijswijk. ISBN: 90-389-0855-5
Populair
Verder lezen