Het jongetje Sopaka
Er was eens een jongetje, Sopaka genaamd, die tot een heel arm gezin behoorde. Toen dit jongetje nog maar zeven jaar oud was, stierf zijn vader. Zijn moeder hertrouwde met een andere man die heel erg wreed, slecht en onvriendelijk was. Hij sloeg de kleine Sopaka altijd, ondanks dat deze erg vriendelijk, onschuldig en goed was. Hij schold hem uit en hij schreeuwde tegen hem.
De stiefvader dacht vaak: "Deze jongen is alleen maar een lastpost. Hij is niets waard. Ik haat hem! Maar ik kan hem niet zomaar van alles aandoen omdat zijn moeder zoveel van hem houdt. Wat moet ik toch met hem?"
En op een avond zei hij: "Lieve zoon, laat ons een stukje gaan wandelen." Sopaka was erg verrast dat zijn stiefvader zo vriendelijk tegen hem sprak en hij dacht: "Mijn stiefvader spreekt nooit zo vriendelijk tegen mij. Maar nu schijnt hij erg gewillig te zijn. Wellicht heeft mijn moeder hem gevraagd om aardig voor mij te zijn." En daarom ging Sopaka onmiddellijk met zijn stiefvader mee.
De stiefvader nam hem mee naar de begraafplaats waar her en der allerlei stinkende, dode lichamen lagen. Hij bond Sopaka aan een van de lijken vast en liet hem daar achter terwijl de jongen huilde: "Vader, alstublieft vader, bind me niet aan dit stinkende en vieze dode lichaam vast! Alstublieft vader, alstublieft. Ik ben bang, vader."
Sopaka begon zo hard hij kon te huilen, maar zijn stiefvader ging weg. Hij keek niet meer naar hem om. En naarmate de nacht donkerder en donkerder werd, nam Sopaka's angst toe. Er was niemand op de begraafplaats en de jongen was zo bang, dat zijn haar in z'n nek overeind ging staan. Het angstzweet brak hem uit totdat hij hiermee doorweekt was. Toen hij het geluid van jakhalzen, tijgers, panters en van andere wilde dieren hoorde, begon hij nóg harder te huilen.
Hij wist dat hij helemaal alleen op deze verschrikkelijke plaats was en dat er niemand was die hem kon helpen. Maar toen zag hij plotseling iemand naderen. Het was een meneer met een stralend uiterlijk, hij zag er edel uit en hij had een bijzonder helder licht om zich heen. Hij hoorde dat hij met een lieve zachte stem sprak: "Sopaka, huil maar niet. Ik ben hier om je te helpen, wees maar niet bang." En binnen een seconde braken Sopaka's touwen en stond hij voor de Boeddha in het Jetavana Klooster.
Sopaka kon zijn ogen en oren niet geloven. Ondanks dat de Boeddha erg ver van de begraafplaats verbleef (in het Jetavana Klooster), had hij Sopaka's gehuil gehoord. Hij creëerde toen een heel helder licht, zond dat naar de jongen en brak de touwen met zijn bovenwereldse krachten door. Toen de arme jongen naar de tempel was gekomen, baadde de Boeddha hem. Hij gaf hem wat te eten en kleren om aan te doen en hij troostte hem zoals een echte vader dat ook zou doen.
Toen de slechte stiefvader bij zijn woning terugkeerde, vroeg Sopaka's moeder hem: "Waar is mijn zoon?"
"Ik weet het niet," zei de slechte man, "hij was al thuis voordat ik thuiskwam en ik dacht dat hij sliep." Maar de moeder kon de hele nacht niet slapen. Ze huilde en huilde en dacht alleen maar aan haar kleine Sopaka.
De volgende dag, vroeg in de morgen, dacht ze: "De Boeddha kent alles; het verleden, de toekomst en het heden. Ik moet naar het klooster gaan en de Boeddha vragen waar mijn zoon is." En zodoende ging ze al huilend en jammerend naar de tempel. Daar vroeg de Boeddha haar: "Zuster, waarom huil je?"
"O Eerwaarde Heer," zei de vrouw, "ik heb slechts één zoon en vanaf gisteravond is hij spoorloos verdwenen. Mijn man nam hem mee uit wandelen, maar toen hij thuis kwam, zei hij dat hij niet wist wat er met mijn zoon was gebeurd."
"Wees gerust, zuster. Uw zoon is veilig. Hier is hij," zei de Boeddha. En toen hij dat zei, liet de Boeddha haar Sopaka zien die nu een monnik was geworden. De moeder was erg blij haar zoon weer te zien. Nadat ze naar de woorden van de Boeddha geluisterd had, dankte ze hem hartelijk en verliet de tempel als een lekenvolgelinge van de Boeddha.
* * *
Samenvatting
Een boeddhistisch verhaal over een wrede stiefvader. Een jongetje van zeven, Sopaka geheten, wordt door zijn stiefvader op het kerkhof achtergelaten en daar vastgebonden aan een lijk. Plotseling verschijnt er een man die hem helpt. Het is de Boeddha die hem meeneemt naar het klooster en waar Sopaka monnik wordt.
Toelichting
De Boeddha had ooit een leerling, Sopaka geheten, die op zevenjarige leeftijd tot bevrijdend inzicht (anna) kwam en daarmee een arahat, een heilige, werd. Hij wilde hem toelaten tot de monnikengemeenschap, maar alvorens dit te doen stelde hij hem op de proef door hem in numerieke volgorde een aantal vragen te stellen over centrale thema's in zijn Leer.
Wat is het ene? Alle wezens blijven bestaan door voedsel. Wat zijn de twee? De twee zijn naam en vorm. Wat zijn de drie? De drie zijn de drie soorten gevoel. Wat zijn de vier? De vier edele waarheden. Wat zijn de vijf? De vijf geledingen van het toe-eigenen. Wat zijn de zes? De zes innerlijke (zintuiglijke) sferen. Wat zijn de zeven? De zeven factoren van het ontwaken. Wat zijn de acht? Het edele achtvoudige pad. Wat zijn de negen? De negen verblijfplaatsen der wezens. Wat zijn de tien? Hij die begiftigd is met tien factoren wordt een heilige (arahat) genoemd.
Trefwoorden
sopaka, klooster, monnik, achterlaten, kerkhof, angst, boeddha, boeddhistisch-verhaal, lijk, vastbinden, sri lanka, stiefvader
Basisinformatie
- Herkomst: Sri Lanka
- Verhaalsoort: boeddhistisch-verhaal
- Religie: boeddhisme
- Leeftijd: vanaf 8 jaar
- Verteltijd: ca. 5 minuten
Populair
Verder lezen