dinsdag 3 december 2024

Volksverhalen Almanak


Het huishouden van Adam en Eva


De meeste mensen zeggen, dat zaterdag de zesde dag van de week is, want op de zevende dag rustte God uit en nam zijn schepping in ogenschouw. Nu kan het op zaterdag geweest zijn, dat hij man en vrouw schiep, maar alles in aanmerking genomen, wat je zo ziet, moet hij de eerste man en de eerste vrouw eigenlijk wel op de vanouds beruchte ongeluksvrijdag bedacht hebben. Zaterdag of vrijdag - God zette ze op de wereld. En daarna maakte hij een mooie tuin en een leuk huis met een koele kelder.
"Adam en Eva," zei hij toen, "dit is het dan. Pak je spullen en kom erin." - "Dank u wel, God," zei Eva. "Een ogenblikje, God," zei Adam, "waar moet ik de huur van betalen? Tot nu toe heb je nog geen geld gemaakt." Zegt God: "Maak je daar nu maar geen zorgen over. Dit huis is een cadeau voor jou en je vrouwtje."
Dus trokken de man en de vrouw erin en begonnen het zich gemakkelijk te maken. En meteen was er al ruzie. "Adam," zegt de vrouw, "jij steekt de kachel aan, terwijl ik de gordijnen ophang." - "Waarom steek jij de kachel niet aan," zegt Adam, "en laat je mij de gordijnen ophangen? Jij bent net zo sterk als ik. De Heer heeft geen van ons tweeën sterker gemaakt dan de ander. Hoe komt het dan, dat je mij met alle kutklusjes opzadelt?" - "Omdat het ene mannenwerk en het andere vrouwenwerk is," zegt Eva, "ik denk er niet over het zware werk te doen. Dat hoort niet." - "Volgens wie hoort dat niet?" vraagt Adam. "Wie kan het trouwens zien? Je weet toch, dat we nog geen buren hebben." Eva stampt met haar voet op de grond. Ze zegt: "Dat we geen buren hebben, is nog geen reden je achter hun rug om te misdragen." - "Is dat niet typisch een vrouw!" zucht Adam. En dan gaat hij zitten, slaat zijn armen over elkaar en zegt: "Nee, ik steek de kachel niet aan. En daarmee uit, mijn liefje."
Vervolgens timmert Eva hem op zijn smoelwerk, en hij stort achterover als een kalf, dat door de bliksem getroffen is. Hij krabbelt overeind en werpt zich als een wilde kat op haar. Ze slaan en stompen elkaar, totdat het huis eruit ziet, alsof er een cycloon gewoed heeft. Maar geen van de twee kon de ander de baas, omdat God de ene net zo veel kracht gegeven had als de andere.
Na een tijdje zijn ze allebei uitgeput. Dan begint Eva te grienen, stampt in het rond en schreeuwt: "Waarom behandel je me zo gemeen, Adam. Zelfs een oude aftandse hond wordt beter behandeld dan ik!" Adam spuugde een tand uit en probeerde het opgezwollen oog, dat Eva hem geslagen had, open te doen. Daarna zei hij: "Als ik een hond had, die me zo toetakelde, zou ik hem zonder meer doden."
Maar Eva houdt niet op met grienen en haar tranen maken de lakens helemaal nat, dus sluipt Adam maar uit huis. Hij voelt zich zwaar klote. Hij sluipt om het rookhuis heen en denkt na, over wat hem te doen staat. Dan komt hij God tegen.
En God zegt: "Wel... Adam? Is er iets met het huis niet in orde? Het is nou eenmaal het eerste, dat ik gemaakt heb, en dan wil er nog wel eens een foutje in zitten." Adam schudt zijn hoofd. "Het huis is best in orde, God, ik zou niet weten hoe het beter moest." - "Wat is er dan aan de hand, Adam?" - "Om je de waarheid te zeggen," mompelt Adam, "het gaat om die vrouw... om Eva. God, je hebt haar net zo sterk geschapen als mij. Dat kan niet goed gaan. Zo heb ik helemaal niets aan haar."
God fronste zijn voorhoofd. "Adam," zegt hij dan, "wil je kritiek op God uitoefenen? Alleen omdat jullie even sterk zijn. Dat is wèl goed zo. Man en vrouw moeten allebei de handen uit de mouwen steken."
Adam beeft en snuift, hij is zo kwaad en voelt zich zo miserabel, dat hij zich domweg niet kan inhouden. Hij zegt: "God, zij en ik... wij zijn toch helemaal niet hetzelfde." Zegt God: "Pas op, Adam. Je twist met God." - "God," zegt Adam, "zoals je zegt, zijn we gelijk in lichaamskracht. Maar die vrouw heeft nog andere wapens om mee te strijden. Ze huilt en beeft en schreeuwt, totdat ik me als de grootst mogelijke ploert voel. Ik hou dat gekrakeel niet uit. Als dat zo doorgaat, dan voorzie ik nu al, dat die Eva steeds haar zin zal doordrijven, en dat ik altijd de vervelende karweitjes zal moeten doen." - "Hoe zou ze op het idee gekomen zijn?" vraagt God zich af, en hij doet alsof hij diep nadenkt. "Je hebt niet toevallig een klein rood mannetje met een vork om het huis zien sluipen, Adam?" - "Nee, God. Maar ik heb gehoord, dat ze vanochtend in de moestuin met iemand gesproken heeft. Ze zei, dat het de wind geweest moest zijn, die blies. Nee, een rood mannetje heb ik niet gezien. Wie zou dat moeten zijn, God?" - "Maak je er maar geen zorgen over, Adam," zegt God.
"Nou," zegt Adam, "die ruzies met die vrouw maken me wel doodmoe. Ik zou je al zeer erkentelijk zijn, als je mij sterker dan Eva zou kunnen maken. Dan kan ik tegen haar zeggen: doe dit en doe dat, en als ze er geen zin in heeft, geef ik haar een pak slaag. Als ze af en toe een pak slaag krijgt, doet ze wel, wat haar gezegd wordt." - "Dat zal ik doen!" spreekt God, "kijk maar eens naar jezelf, Adam!" En Adam keek naar zijn armen. Die waren eerst zacht en rond. Geen spieren te zien. Die komen plotseling op en zien eruit als grote zoete aardappels. Zijn borstkas is opeens als een ton. Zijn buik als een wasbord en zijn benen zo stevig, dat hij er zelf bijna bang voor wordt. "Hartelijk dank, beste God!" zegt Adam, "nu zal ik dat vrouwtje eens even wat respect inpeperen!"
En hij liep naar huis en ging door de achterdeur naar binnen. Eva zit in de schommelstoel. Ze kijkt lelijk. Zegt geen woord, als Adam binnen komt. Zegt niks en staart hem alleen maar aan.
Dan doet ze een greep in de houten kist en pakt er een stok uit. "Gooi die stok weg, vrouw!" zegt Adam. "Waarom... wie heeft hier zo'n grote mond?" En bij deze woorden springt ze overeind en probeert met de stok op Adam's schedel te slaan. Adam lacht alleen maar. Hij pakt haar de stok af en gooit hem uit het raam. Dan geeft hij haar achteloos een tik, zodat ze dwars door de kamer zeilt. "We zullen eens zien, wie hier wie slaat, schat!" zegt hij. "Ik ben alleen over iets gestruikeld," zegt Eva, "en dat je me geslagen hebt, daar zal je voor boeten, Adam!"
Ze komt op hem af, trapt en krabt. Adam tilt haar op en gooit haar op de grond. "Ben je weer uitgegleden?" vraagt hij. "Het zal wel komen, doordat ik niet goed kan zien in die donkere kamer," zegt Eva en probeert weer tot de aanval over te gaan. Daarom tilt Adam haar weer in de lucht en gooit haar ditmaal op het bed, en dan laat hij zijn vlakke hand op het dikke achterwerk van Eva neerkomen. Met zijn ene hand geeft hij haar een pak slaag en met de andere houdt hij haar vast.
Na een tijdje zegt ze: "Alsjeblieft, Adam, schat, hou op me te slaan! O, alsjeblieft, alsjeblieft, schat!" - "Ben ik hier de baas?" vraagt Adam. "Ja schat," zegt ze, "jij bent de grootste en de baas." - "In orde," zegt hij tegen haar, "ik ben de baas. God heeft mij kracht voor twee gegeven. Van nu af aan, kun je beter maar oppassen, vrouw. Wat je net hebt meegemaakt, was eigenlijk maar kinderspel. Maar de volgende keer speel ik het spel echt."
Hij geeft Eva een zet en zegt: "Braad een vis voor me, vrouw." - "Ja, onmiddellijk, Adam, schat."
Maar Eva was slim genoeg om tegen te sputteren. Ze wachtte, totdat Adam een dutje deed. Toen ging ze de tuin in, naar de oude appelboom met het gat tussen zijn wortels. Ze keek om zich heen, of er niemand was, die haar zag. Toen stak ze haar hoofd in het gat en riep. Nu, het kan de wind geweest zijn, die blies, of misschien een vogel, maar het leek er sterk op, dat er in het gat iemand met Eva sprak. En het leek er ook sterk op, dat Eva zei: "Ja, ja, ja. Bij welke muur bedoel je? Bij de oostelijke muur? O, komt in orde!"
In elk geval komt Eva in huis terug. Ze straalt met haar hele gezicht, net alsof ze iets weet. Ze is de rest van de dag verschrikkelijk vriendelijk tegen Adam. De volgende ochtend gaat Eva naar God. God zegt: "Alweer jij, Eva? Wat kan ik voor je doen?" Eva glimlacht en maakt een buiging. "Zou je me een pleziertje willen doen, God?" - "En wat dan wel, Eva?" - "Zie je daar aan de oostelijke muur die twee kleine oude roestige sleutels hangen? Als jij ze niet nodig hebt, zou ik ze graag willen hebben." - "Ach," zegt God, "ik heb al vergeten, dat ze daar nog hangen. Ik heb ze op de vuilnisbelt gevonden en gedacht, misschien vind je op een goeie dag ook nog de sloten, die erbij horen. Ze hangen al zo'n tien miljoen jaar aan die spijker. En de sloten heb ik nog steeds niet gevonden. Als je ze wilt hebben, pak ze dan maar. Ik kan ze toch niet gebruiken."
Eva pakt dus de beide sleutels, bedankt God en gaat naar huis. Daar waren namelijk twee deuren zonder sleutel, en Eva stelt vast, dat de twee roestige sleutels erop passen. "Aaah!" zegt ze. "Hier zijn de sloten, die God niet kon vinden. Nu, heer Adam, zuìlen we eens zien, wie de baas is." Dan sluit ze de beide deuren en verstopt de sleutels.
Daar komt Adam uit de tuin. "Eten, vrouw!" zegt hij. "Kan niet, Adam," zegt Eva, "de deur van de keuken is op slot." - "Daar zal ik wel eens even wat aan doen!" zegt Adam, en hij probeert de keukendeur open te breken. Maar God heeft hem zo vast in zijn voegen gezet, dat hij niet eens kraakt, als Adam zich ertegen aan gooit. Zegt Eva daarop: "Adam, lieveling, misschien kun je beter in het bos sprokkelhout gaan halen. Als je terugkomt, heb ik misschien intussen de keukendeur open gekregen. Misschien schiet me in die tijd wel een toverkunstje te binnen, waarmee de deur open te krijgen is."
Hij gaat dus maar het bos in en haalt hout. En als hij terugkomt, is de keukendeur inderdaad open en er staat wat te eten op tafel.
Wel, na het eten zegt Adam: "Luister eens, schatje. Hoe denk je erover? Zullen we lekker samen een dutje doen... dat zou me echt goed doen."
"Kan niet," zegt Eva, "de deur van de slaapkamer is op slot." - "Oh!" zegt Adam, "maar weet je daar ook niet een trucje voor?" - "Misschien," zegt Eva, "lieveling, zoek jij dan een stuk blik en maak het gat in het dak, dan zal ik ondertussen kijken, wat ik aan de slaapkamerdeur kan doen."
En zo repareerde Adam het dak, en Eva deed de slaapkamerdeur open. En van toen af aan hield ze die twee sleutels stevig in handen en wist ze er goed gebruik van te maken. En dat is de reden, waarom mannen DENKEN, dat ze de baas zijn, en vrouwen WETEN, dat ze de baas zijn, want ze beschikken over twee oude kleine roestige sleuteltjes, en slim als vrouwen zijn, weten ze daar op hun manier goed gebruik van te maken. En als je dat nog niet wist, dan ben je beslist geen getrouwd man.
*   *   *
Samenvatting
Een Amerikaans verhaal over de verhouding tussen man en vrouw. In het paradijs was ook niet alles koek en ei. Adam en Eva maken constant ruzie over wie wat in huis doet. De man is wel de sterkste en denkt dat hij de baas is, maar de vrouw beschikt over een geheim wapen.
Trefwoorden
Basisinformatie
Bron
"Volkssprookjes en legenden uit Zwart Amerika" verzameld door Frederik Hetmann. Uitgeverij Elmar, z.j.
Populair
Verder lezen