Het halfhaantje
Er was eens een oud vrouwtje dat een hen had, en zij liet die hen op een keer vijftien eieren uitbroeden, en uit de vijftien eieren kwam maar één enkel kuiken te voorschijn. De oude vrouw zei: "Ik zal het Halfhaantje noemen," en die naam gaf ze het omdat het zo verschrikkelijk klein was.
Op een dag was het oudje bezig tarwe te drogen en het Halfhaantje kwam en pikte wat korrels op, toen gaf zij hem een klap met de scheplepel. Het Halfhaantje zei tegen haar: "Jij vrekkige oude vrouw!"
En het Halfhaantje liep naar buiten en begon te krabben en vond een kleine gouden sinaasappel. "Ik zal naar de koning gaan en deze sinaasappel tegen tarwe ruilen."
En het Halfhaantje liep naar buiten en begon te krabben en vond een kleine gouden sinaasappel. "Ik zal naar de koning gaan en deze sinaasappel tegen tarwe ruilen."
Op een mooie morgen ging het Halfhaantje op reis naar het slot van de koning en kwam op zijn weg een rivier tegen.
Het Halfhaantje zei tegen de rivier:
"Kruip in mijn kontje en sluit het achter je met een stokje."
Het Halfhaantje zei tegen de rivier:
"Kruip in mijn kontje en sluit het achter je met een stokje."
Een eind verder ontmoette het vier dragers en zei tegen hen:
"Kruipen jullie in mijn kontje en sluit het achter jullie met een stokje."
"Kruipen jullie in mijn kontje en sluit het achter jullie met een stokje."
Het Halfhaantje liep een eindje verder en zag een leeuw, tegen wie hij zei:
"Kruip in mijn kontje en sluit het achter je met een stokje."
"Kruip in mijn kontje en sluit het achter je met een stokje."
Een stukje verder kwam hij een wijfjesvos tegen en hij zei tegen haar:
"Kruip in mijn kontje en sluit het achter je met een stokje."
"Kruip in mijn kontje en sluit het achter je met een stokje."
Een stukje verder vochten twee stieren met elkaar, het Halfhaantje zei tegen hen:
"Kruipen jullie in mijn kontje en sluit het achter jullie met een stokje."
"Kruipen jullie in mijn kontje en sluit het achter jullie met een stokje."
Toen kwam hij bij de koning. De koning maakte een wandeling op zijn balkon.
"Goedenavond, heer koning."
"Goedenavond, Halfhaantje."
"Hebt u tarwe, beste koning?"
"Ja, een beetje is er wel."
"Voor een beetje tarwe," zei het Halfhaantje, "geef ik u deze gouden sinaasappel in ruil." De koning zei tegen zijn dienaar: "Loop met hem naar de schuur, dan mag hij vreten tot zijn lever opzwelt, en morgen haal je hem er weer uit."
"Goedenavond, heer koning."
"Goedenavond, Halfhaantje."
"Hebt u tarwe, beste koning?"
"Ja, een beetje is er wel."
"Voor een beetje tarwe," zei het Halfhaantje, "geef ik u deze gouden sinaasappel in ruil." De koning zei tegen zijn dienaar: "Loop met hem naar de schuur, dan mag hij vreten tot zijn lever opzwelt, en morgen haal je hem er weer uit."
Die nacht liet het Halfhaantje de dragers los. Die sleepten al het koren weg. 's Morgens stond de koning op om het Halfhaantje uit de schuur te halen.
"Waar is het koren, Halfhaantje?"
"Dat heb ik gisteravond opgevreten," zei hij, "en nu had ik graag dat u mij mijn gouden sinaasappeltje teruggaf."
"Waar is het koren, Halfhaantje?"
"Dat heb ik gisteravond opgevreten," zei hij, "en nu had ik graag dat u mij mijn gouden sinaasappeltje teruggaf."
De koning was woedend, pakte het Halfhaantje beet en smeet het in het kippenhok, op dat de hennen hem 's nachts zouden doodpikken. Die nacht liet het Halfhaantje de wijfjesvos los, en die begon de hennen op te vreten, en de rest liet ze dood liggen. Toen de koning opstond om te gaan kijken of het Halfhaantje al dood was zag hij dat al zijn hennen er geweest waren.
"Wat heb je nu aangericht, Halfhaantje?"
"Ik heb ze allemaal doodgemaakt omdat ze me niet rustig lieten slapen."
"Wat heb je nu aangericht, Halfhaantje?"
"Ik heb ze allemaal doodgemaakt omdat ze me niet rustig lieten slapen."
De koning haalde het Halfhaantje uit het hok en zette hem in de paardenstal, opdat de paarden hem zouden doden; en die nacht liet het Halfhaantje de leeuw op hen los. De volgende morgen stond de koning op. Het Halfhaantje stapte rond in de deuropening.
"Wat heb je aangericht, Halfhaantje?"
"Ik heb uw paarden gedood, heer koning, omdat ze mij gisteravond wilden doden. Waarom geeft u me niet liever mijn sinaasappeltje?"
De koning zei: "Morgen zal ik het je geven, man."
"Wat heb je aangericht, Halfhaantje?"
"Ik heb uw paarden gedood, heer koning, omdat ze mij gisteravond wilden doden. Waarom geeft u me niet liever mijn sinaasappeltje?"
De koning zei: "Morgen zal ik het je geven, man."
Hij gooide het Halfhaantje in een perk, waarin een aantal mannen bezig waren met het Chuecaspel, opdat zij het met een kogel zouden raken en het arme Halfhaantje doden. Al gauw kwam een van de spelers met zijn kogel op hem af om hem daarmee te raken en te doden. Toen liet het Halfhaantje de stieren los en alle spelers verdwenen, en hij liep naar de koning.
"Hoort u eens, heer koning, geef me mijn gouden sinaasappeltje, want ik wacht er nu al zo lang op, en u zult geen middel vinden om mij te doden."
"Hoort u eens, heer koning, geef me mijn gouden sinaasappeltje, want ik wacht er nu al zo lang op, en u zult geen middel vinden om mij te doden."
De koning zond een dienaar uit om de oven te laten opstoken, daar moesten ze het Halfhaantje in stoppen. Om elf uur 's avonds was de oven klaar en ze zetten hem er in. Hij liet de rivier los en die sleurde de oven en de dienaar en alles mee. 's Morgens ging hij naar de koning.
"Goedenmorgen, heer koning."
"Goedenmorgen, Halfhaantje."
"Ik wil naar huis, waarom geeft u mij mijn sinaasappeltje niet?"
De koning wachtte op zijn dienaar, deed dan de ronde en vond geen spoor van wat dan ook op de plaats waar de oven had gestaan. Hij kwam terug en vroeg het Halfhaantje:
"Wat heb je met de oven uitgevoerd, Halfhaantje?"
"Die heb ik ook opgevreten. Ik had al drie dagen niets meer gehad. En geef me nu maar liever mijn gouden sinaasappeltje, want ik wil naar huis."
De koning ging woest weg om voor het Halfhaantje de sinaasappel van goud te halen.
"Neem je sinaasappel, Halfhaantje. Na alles wat je hebt aangericht wil ik je hier helemaal niet meer zien."
"Wat heb ik daar mee te maken!" zei het Halfhaantje. "Dat overkwam je omdat je het slecht met me voor had."
"Goedenmorgen, heer koning."
"Goedenmorgen, Halfhaantje."
"Ik wil naar huis, waarom geeft u mij mijn sinaasappeltje niet?"
De koning wachtte op zijn dienaar, deed dan de ronde en vond geen spoor van wat dan ook op de plaats waar de oven had gestaan. Hij kwam terug en vroeg het Halfhaantje:
"Wat heb je met de oven uitgevoerd, Halfhaantje?"
"Die heb ik ook opgevreten. Ik had al drie dagen niets meer gehad. En geef me nu maar liever mijn gouden sinaasappeltje, want ik wil naar huis."
De koning ging woest weg om voor het Halfhaantje de sinaasappel van goud te halen.
"Neem je sinaasappel, Halfhaantje. Na alles wat je hebt aangericht wil ik je hier helemaal niet meer zien."
"Wat heb ik daar mee te maken!" zei het Halfhaantje. "Dat overkwam je omdat je het slecht met me voor had."
En het liep naar zijn grootmoedertje en kwam daar aan met zijn gouden sinaasappeltje. Het oude vrouwtje zei tegen hem: "Ben je thuisgekomen, Halfhaantje, en je sinaasappel heb je ook meegebracht?"
"Ja, die breng ik mee. Ik wil hem aan u geven, want door deze sinaasappel heb ik veel moeten verduren, en ik blijf liever thuis bij u, zo dat ik nooit meer zoveel hoef te lijden."
Het oude vrouwtje keek het Halfhaantje lang aan en vuurde hele lachsalvo's af.
"Die is goed Halfhaantje! Je bent weggelopen zonder dat ik je het huis uit gooide, en je bent teruggekomen zonder dat ik je riep!"
"Ik blijf altijd hier," zei het Halfhaantje tegen haar.
En het bleef altijd bij het oude grootmoedertje wonen.
"Ja, die breng ik mee. Ik wil hem aan u geven, want door deze sinaasappel heb ik veel moeten verduren, en ik blijf liever thuis bij u, zo dat ik nooit meer zoveel hoef te lijden."
Het oude vrouwtje keek het Halfhaantje lang aan en vuurde hele lachsalvo's af.
"Die is goed Halfhaantje! Je bent weggelopen zonder dat ik je het huis uit gooide, en je bent teruggekomen zonder dat ik je riep!"
"Ik blijf altijd hier," zei het Halfhaantje tegen haar.
En het bleef altijd bij het oude grootmoedertje wonen.
* * *
Samenvatting
Een sprookje uit Chili over het slimme halfhaantje. Uit een 15 eieren wordt maar 1 kuikentje geboren en dat is ook nog eens een ontzettend klein kuikentje. Op een dag vindt hij een gouden sinaasappel en hij besluit naar de koning te gaan om de sinaasappel te ruilen tegen tarwe. Onderweg komt hij allemaal beesten, mensen en rivieren tegen die hij in zijn kontje verstopt en die hem later zullen helpen tegen de grillen van de koning.
Trefwoorden
Basisinformatie
- Herkomst: Chili
- Verhaalsoort: volkssprookje
- Leeftijd: vanaf 8 jaar
- Verteltijd: ca. 7 minuten
Thema
Populair
Verder lezen