Het haantje Sourideq
Er was eens een koning die heel verdrietig was omdat hij geen erfgenaam had. Wat kon het hem en zijn vrouw schelen dat het paleis vol rijkdommen lag als de muren van dat paleis nooit de lach van een kind hoorden. De koning was zo verbitterd dat hij op een dag boos naar God riep: "Heer, als u mij geen zoon wilt geven, geef mij dan ten minste een haantje."
En zo gebeurde het dat de koningin plotseling weeën kreeg en het leven schonk aan het haantje waar haar echtgenoot om had gevraagd. De koning had spijt van wat hij gedaan had en hij zei tegen zijn vrouw: "Laten wij er met niemand over praten. Liever een haantje als kind dan helemaal niets. Iedere dag zullen wij kijken hoe het met hem gaat, of hij blij is met het leven, rondstapt en graan pikt. Wij zullen hem Sourideq noemen en hem opvoeden in het paleis. Hij krijgt een kamer met een stok om op te zitten en een kamermeisje om voor hem te zorgen."
Al snel bleek het haantje veel noten op zijn zang te hebben. Hij weigerde de enorme portie graan die het kamermeisje hem bracht en wilde alleen die dingen eten die mensen ook eten. Verder verliep het leven van het haantje rustig, de koning en de koningin hielden veel van hem en hij werd verzorgd door het kamermeisje.
Een jaar of vijftien waren verstreken toen hij op een dag tegen het kamermeisje zei: "Ga tegen mijn vader zeggen dat ik wil trouwen."
Het kamermeisje snelde verbaasd en geschrokken naar de koning en de koningin om het te vertellen.
De koningin hief haar armen ten hemel en zei: "Laat de duivel verre blijven van mijn haantje."
Maar de koning stemde in met het idee en beval het kamermeisje de markten in de buurt af te gaan om de mooiste hen te zoeken die zij kon vinden. Het kamermeisje gehoorzaamde en ze kwam terug met een prachtige hen met parelmoerkleurige veren, die ze naar de kamer van het haantje bracht.
Hoe groot was haar verbazing toen zij de volgende morgen de kamer van het jonge paar binnenkwam met een dubbele portie eten en daar de arme hen op de grond vond, geveld door de haan. "Ik wil met een meisje trouwen en niet met een hen," zei de haan tegen het kamermeisje. "Ga dat tegen mijn vader zeggen."
Het geschrokken kamermeisje holde naar de koning. De koning, onthutst, overlegde met zijn vrouw. Zij zei: "Dat is onmogelijk! Wij kunnen een meisje toch niet vragen met een haantje te trouwen."
Maar de vader hield haar voor dat als ze een arm meisje een grote rijkdom in het vooruitzicht zouden stellen, zo'n meisje misschien bereid zou zijn het hutje van haar familie te verlaten om in het paleis te komen wonen. Zij zou een zorgeloos leven hebben en zou ervan genieten het haantje te zien rondstappen, met zijn vleugels wapperen en te horen kraaien.
Opnieuw werd het kamermeisje erop uitgestuurd, dit keer om een meisje te zoeken. Zij koos een meisje uit een heel arm gezin. Zij vertelde mooie verhalen over het leven in het paleis, over de juwelen en diamanten die de koning beloofde aan het meisje dat met zijn zoon, het haantje, zou willen trouwen.
Het meisje voelde er wel voor. Als tegenprestatie werd tenslotte maar één ding gevraagd: geheimhouding.
Ze stemde toe, maar vroeg nog wat tijd om afscheid van haar familie te nemen. Toch wat verward door wat haar te wachten stond, nam zij haar nicht in vertrouwen en vroeg haar om raad.
"Maar dat is toch heel eenvoudig," zei de nicht. "Neem het voorstel van de koning aan en je krijgt goudstukken en sieraden. Wat dat haantje betreft, je vindt vast binnenkort een manier om hem de nek om te draaien. Dan ben je van hem af, en je bent meteen rijk."
Het meisje vond dat een goede raad en ging dus mee naar het paleis, waar zij werd ontvangen door de koning en de koningin. Het huwelijksmaal werd in kleine kring geserveerd.
's Avonds werd de jonge bruid naar de kamer van het haantje gebracht. Zodra de deur achter haar gesloten was, trok het haantje zijn hanenkleed uit en veranderde in een mooie jongeman. Hij ging voor het meisje staan, keek haar streng aan en zei: "Jij wilde alleen met mij trouwen om het geld, om te leven in overvloed en je armoede te vergeten. En je was van plan mij te doden. In plaats daarvan zal ik jou nu doden." En dat deed hij.
's Morgens vroeg trok hij zijn hanenkleed weer aan en het kamermeisje vond het dode meisje zoals zij eerder de hen had gevonden.
Een tijdje later drong het haantje er bij het kamermeisje op aan zijn vader te vragen weer een vrouw voor hem te zoeken. De situatie werd pijnlijk. De nicht van de eerste vrouw had iedereen het geheim verteld: "De zoon van de koning is een haantje."
In het hele land hadden de mensen boos gereageerd. Boden gingen rond om een vrouw voor de zoon van de koning te vinden. De mensen lachten hen uit. Sommigen haalden hun schouders op, anderen waren verontwaardigd.
Nu woonde er in een armoedig huisje een mooi meisje met veel kleine broertjes en zusjes. Zij wilde haar vrijheid wel opgeven in ruil voor de prachtige rijkdom die de koning haar in het vooruitzicht stelde. Dan zouden ook haar ouders, broertjes en zusjes genoeg te eten hebben en een prettig leven kunnen leiden.
Zij meldde zich aan als bruid en viel in de smaak.
Na de bruidsmaaltijd werd het meisje naar de kamer van het haantje gebracht. Zodra de deur achter haar gesloten was, deed het haantje zijn hanenkleed uit, hing het aan de kapstok en veranderde in een prachtige jonge prins. Hij zei: "Je hoeft niet bang te zijn, jij zult mijn vrouw zijn en 's nachts zullen wij gelukkig zijn. Ik ben geen haan maar een djinn. Er rust een vloek op mij omdat mijn vader zich niet heeft willen schikken naar Gods wil. Hij had geen kinderen en hij heeft Gods woede opgewekt door om een haantje te vragen. Ik moet een proeftijd vol maken, waarin ik overdag een haan ben en 's nachts een mens. Maar er zal een einde komen aan deze beproeving. Het gaat erom dat jij met mij deze tijd van boetedoening doormaakt en dat je nooit mijn hanenkleed aanraakt. Vertel niemand het geheim."
De jonge vrouw stemde hierin toe.
De moeder van het meisje had zich aanvankelijk veel zorgen om haar dochter gemaakt. Zij kwam dan ook geregeld naar het paleis. Na een tijd vertrouwde het meisje haar moeder het geheim toe en vertelde dat haar man een echte prins was die overdag de gedaante van een haan moest aannemen.
De moeder raadde haar aan het hanenkleed van het haantje te laten verdwijnen als het aan de kapstok hing. Dit weigerde het meisje, het was haar immers verboden het hanenkleed aan te raken.
Toen richtte de moeder zich tot het kamermeisje en zei: "Ga de kamer binnen als ze slapen. Je zult het hanenkleed aan een haak aan de muur vinden, naast de haard. Gooi het kleed in het vuur. Als het verbrand is, kan mijn schoonzoon het niet meer dragen."
En zo gebeurde het. Maar de prins werd wakker van de scherpe lucht van rook en hij zag zijn hanenkleed in het vuur liggen. De deur was dicht, het raam stond open. Snel trok hij het kleed uit de haard, doofde het vuur op de veren die net begonnen te branden, trok het aan en vloog weg door het raam.
Het meisje riep hem na: "Waar ga je heen?"
"Naar Djebel Ouaqouac," antwoordde hij.
Zij keek hem zo lang mogelijk na en barstte in tranen uit toen zij begreep dat hij door haar eigen schuld verraden was, omdat zij het geheim niet voor zich had kunnen houden. De koning en de koningin kwamen op het huilen af.
Het meisje zei, vastberaden: "Mijn besluit staat vast, ik ga weg. Ik moet naar Djebel Ouaqouac om mijn man te zoeken. Ik breng hem terug of ik zal sterven."
En zo ging het arme meisje op weg met een beetje proviand: een broodje en een kruikje melk. (Kboube al-qem oua chakoual at Iben.) Bovendien nam zij haar mooiste sieraden mee.
Zij liep en liep, dagen lang, jaren lang. Wanneer zij aan voorbijgangers vroeg waar Djebel Ouaqouac lag, antwoordden zij met een vaag gebaar: "Blijf maar lopen."
Een reuzin die zij aansprak zei al net zo raadselachtig: "Steeds doorlopen." Uiteindelijk ontmoette zij een vrome oude man in een wit gewaad en een rozenkrans om de hals, die haar wèl raad wilde geven.
"Je moet heel zachtjes aan doen, meisje," zei hij. "Je gaat een zware beproeving tegemoet. Een mensenetende reuzin houdt de toegang tot Djebel Ouaqouac bezet en zij laat niemand door. Van verre kun je haar al zien, zo groot is zij.
Om twaalf uur 's middags gaat zij altijd naar het veld. Op haar hurken maait zij dan het koren. Eén van haar borsten gooit zij naar achteren. Jij sluipt, zonder geluid te maken, dichterbij en raakt die borst aan. Dan wordt zij razend. Geef haar je kruik met melk om haar te kalmeren. Terwijl zij drinkt raak je haar andere borst aan."
Het meisje volgde de raadgevingen van de oude man op. Om twaalf uur zag zij de reuzin in het veld koren maaien. Op haar tenen kwam zij dichterbij en raakte snel de borst aan die de reuzin over haar schouder geworpen had.
Schuimbekkend van woede riep de reuzin:
"Min damek ndir al-jorma.
Min lehamek ndir al-loqma.
A'adhamek kir'ad fi es-sama."
"Jouw bloed drink ik in één teug.
Jouw vlees eet ik in één hap.
Je botten zullen kraken als een
donderslag bij heldere hemel."Het angstige meisje reikte haar de kruik met melk aan en toen het monster gulzig dronk, raakte zij snel de andere borst aan. De reuzin kalmeerde terstond.
Jouw vlees eet ik in één hap.
Je botten zullen kraken als een
donderslag bij heldere hemel."Het angstige meisje reikte haar de kruik met melk aan en toen het monster gulzig dronk, raakte zij snel de andere borst aan. De reuzin kalmeerde terstond.
"Als je niet de borst van Aïssa en die van Moussa had aangeraakt zou ik je met huid en haar hebben opgegeten. Nu moet ik je helpen en beschermen. Het is nog heel ver naar Djebel Ouaqouac, dus blijf vannacht maar slapen in mijn grot.
's Avonds, toen de reuzin haar zonen zag terugkomen van hun tocht, vroeg zij het meisje haar een pink te geven. De reuzin beet erin en ving zo een druppeltje bloed op. Daarna verstopte zij het meisje in haar grot.
Toen nu de jonge reuzen binnenkwamen beet zij ook in hun pink en vermengde zo hun bloed met dat van het meisje.
De reuzen roken mensenvlees en al gauw hadden zij het mooie meisje gevonden dat zich in hun grot had verborgen. Zij wilden zich op haar storten om haar op te eten. Maar hun moeder hield hen tegen en vertelde dat hun bloed vermengd was geraakt met dat van de jonge vrouw en dat zij haar dus respect en steun verschuldigd waren.
's Morgens gaf de reuzin het meisje aanwijzingen omtrent wat zij moest doen om haar man te vinden.
"Hier heb je zeven haren. Samen met je sieraden zullen dat je hulpmiddelen zijn om de proeven van Djebel Ouaqouac te doorstaan. Om de weg te vinden brand je de eerste haar en de rook zal je naar de burcht brengen waar je echtgenoot gevangen zit. Hij wordt bewaakt door een monster met borstelige plukken haar op zijn hoofd. Dat is Ouled mzreb er-rass. Brand dan de tweede haar en dan zal deze vreselijke bewaker jou het kasteel inbrengen tot je voor een gesloten deur staat. Als de deur opengaat, zul je een vrouw uit de kamer zien komen. Als je haar vraagt je binnen te laten zal zij zeggen: "Onmogelijk... Mijn man is heel jaloers." Geef haar dan één van je sieraden en brand de derde haar. Blij met het juweel zal de vrouw je binnenlaten en de rook van de derde haar brengt je bij de kamer van de prins. Gebruik de ene keer een sieraad en de andere keer een haar en misschien lukt het dan."
De jonge vrouw bedankte de reuzin en geleid door de rook van de eerste haar liep zij de hele dag. Tegen de avond ontdekte zij de burcht die bewaakt werd door Ouled mzreb er-rass, een afschuwelijk wezen met wilde haren.
Zij brandde de tweede haar en het monster voerde haar in het donker naar een deur. De deur ging open en er kwam een kwade vrouw uit, die zij voor zich won door haar een sieraad te geven. Alvorens het meisje binnen te laten ging de vrouw de kamer weer in om de prins heimelijk een slaapmiddel te geven.
Het meisje stak de derde haar aan, volgde de rook en kwam zo in de kamer waar zij de prins in diepe slaap aantrof. Tevergeefs riep zij zijn naam, schudde hem heen en weer, stompte hem zelfs met haar vuisten. Niets hielp, de prins werd niet wakker. Het begon licht te worden en het meisje moest het kasteel verlaten. Zij zwierf die dag rond het kasteel en ontdekte vlak bij de burcht een soort winkel waar de knecht van de prins na het werk placht te komen om uit te rusten en wat te praten met de winkelier.
De volgende nacht stak het meisje de vierde haar aan en de verschrikkelijke Ouled mzreb er-rass bracht haar weer naar de gesloten deur. Met een tweede sieraad kocht zij de vrouw weer om. Maar net als de nacht ervoor ging de vrouw nog even terug voor zij het meisje binnenliet. Dankzij de rook van de vijfde haar kon het meisje weliswaar bij haar echtgenoot komen, maar weer vond zij hem in diepe slaap. Ze stompte met haar vuisten, maar niets kon de slaper wekken. Het werd ochtend en weer moest het ongelukkige meisje het kasteel verlaten.
De knecht van de prins had alles gehoord. In de loop van de dag ging hij langs bij de winkel tegenover het kasteel en vertelde de winkelier dat zijn meester 's nachts door zijn vrouw werd geslagen en dat hij de vrouw had horen klagen: "Word wakker, liefste, ik heb zo lang gelopen, ik heb alles in de steek gelaten om je te vinden. Laten wij hier weggaan, word toch wakker."
De winkelier hoorde hem zwijgend aan.
In de tijd dat de prins in het kasteel gevangen zat, liep de vloek die op hem rustte ten einde.
Hij kon dus voor altijd zijn hanenkleed aan de kapstok hangen en nu kon hij overdag ook af en toe naar buiten gaan in de gedaante van een man. Die morgen was hij verbaasd toen hij zag dat hij 's nachts weer slagen en kneuzingen had opgelopen. Hij ging wat wandelen en stapte het winkeltje binnen. Hij vertelde de winkelier wat hem was overkomen. De winkelier vertelde hem wat hij toevallig van de knecht gehoord had.
De prins nam een besluit. De volgende nacht zou hij alleen doen alsof hij het drankje dronk dat de vrouw hem zou geven. Daarna zou hij veinzen te slapen zodat hij de nachtelijke bezoekster zou kunnen zien.
De jonge vrouw was bedroefd. Deze avond was haar laatste kans. Zij had immers nog maar twee haren, één om langs de bewaker te komen en één om de geheime slaapkamer binnen te kunnen gaan.
Zij brandde 's avonds haar zesde haar voor Ouled mzreb er-rass, gaf de vrouw een derde sieraad en stak de zevende haar aan om het verboden vertrek binnen te komen.
En o wonder, zodra zij haar hand op het voorhoofd van de prins legde, opende hij zijn ogen.
Zij hadden elkaar zoveel te vertellen dat zij niet wisten waar ze moesten beginnen. De vrouw bekende dat zij het geheim niet had kunnen bewaren maar dat zij niet het hanenkleed in het vuur had gegooid.
Integendeel, voor hem had zij haar familie in de steek gelaten en haar mooiste sieraden en rijkdom opgeofferd. Zij had haar leven op het spel gezet, had duizend beproevingen moeten doorstaan om hem te vinden.
De prins vertelde dat hij sinds hij naar Djebel Ouaqouac was gevlucht de gevangene was van het vreselijke monster en de bewaakster. Al die tijd had hij geen contact gehad met de buitenwereld. Terwijl zij elkaar dit alles vertelden voelden zij hun liefde voor elkaar groeien.
De tijd van boetedoening veroorzaakt door de fout van zijn vader was weliswaar voorbij, maar toch wist de prins dat hij als haan terug moest keren naar het paleis. Hij trok zijn hanenkleed dus weer aan en samen gingen zij terug naar het paleis, zij lopend, hij springend en fladderend.
De koning en de koningin zagen met vreugde en verdriet hun schoondochter thuiskomen met naast haar het haantje. De koning kon zijn tranen niet bedwingen.
Om een eind te maken aan alle emoties maakte Sourideq met zijn duim de verenmantel los en verscheen in zijn werkelijke gedaante, de gedaante van een mooie jongeman. De ouders stootten kreten uit van vreugde en dankten God.
Iedereen in het paleis was blij en ook het volk toen het hoorde dat een arm meisje uit het volk, dank zij haar opofferingen en niet aflatende trouw, koningin zou worden. Want de koning deed onmiddellijk afstand van de troon ten behoeve van zijn zoon.
Het jonge koningspaar kreeg vele kinderen en regeerde lang en gelukkig.
* * *
Samenvatting
Een Marokkaans sprookje over de verlossing van een betoverde prins. Een koninklijk echtpaar heeft een haantje als kind, genaamd Sourideq. Als hij vijftien jaar is, zegt hij tegen zijn vader dat hij wil trouwen. Zijn eerste bruid doodt hij en daarna is het moeilijk om een geschikt meisje te vinden. Een mooi maar arm meisje biedt zich vrijwillig aan.
Toelichting
Dit verhaal heeft veel overeenkomsten met het Noord-Europese verhaal Solveij en de draak.
Trefwoorden
Basisinformatie
- Herkomst: Marokko
- Verhaalsoort: wondersprookje, sprookje, volkssprookje, volksverhaal
- Leeftijd: vanaf 10 jaar
- Verteltijd: ca. 20 minuten
Thema
Populair
Verder lezen