donderdag 21 november 2024

Volksverhalen Almanak


Het distelspook


Polsbroek, in de Lopikerwaard, is een dorp, waarop de nieuwe tijd nog geen vat heeft gekregen. De weinige, oude en donkere huizen hurken aan de voet van de al even oude kerk met de dikke, vaderlijke toren. En het leven heeft er een rust en een eenvoud van voorbije eeuwen. De oude man, die op de bank z'n pijpje zit te roken, kon daar ook twee eeuwen geleden zo gezeten hebben. En de nieuwbouw is zo bescheiden en houdt zich zo op de achtergrond, dat het vertrouwde beeld van een oud polderdorp er niet door wordt verstoord. Wanneer men, uit Vlist en via de Slangenweg over een wit prentbriefkaartbruggetje Polsbroek is binnengereden, dan lijkt het, of de tijd hier in lange tijd niet is voortgegaan.
De bevolking van Polsbroek bestaat hoofdzakelijk uit boeren, wier voorgeslacht tot diep in het verleden boer is geweest. Men kan zich een Polsbroeker niet anders voorstellen dan als een man, bij wie een hofstede hoort, een man, die koning is over een klein rijk: zijn landerijen.
In de zomer hebben de Polsbroekse boeren weinig tijd voor praten: na het bemesten komt de hooibouw en na de hooibouw de inmaak van gras. Maar in de winter, als de dagen kort zijn en de wilde winden over het onmetelijke vlakke land aanwaaien en in de hofsteeschoorsteen bulderen, dan wordt er rond het veilige vuur nog graag een oud verhaal verteld, dit verhaal bijvoorbeeld: Ik weet nog wel, dat vroeger hier in Polsbroek de rooms-katholieke boeren de gewoonte hadden, de wegen naar het land te zegenen; ze deden dat door de wegen te besprenkelen met wijwater. Nou had je m'n grootvader en die wist daarover nog een mooi verhaal.
Op een keer zat m'n grootvader voor het raam. Hij keek achteruit over het land. Het was zomermiddag, een rare lucht met van die zware wolken als dikke, donkere druppels aan de hemel.
Nou was het land van m'n grootvader door drie dammen in de wetering verbonden met dat van z'n buurman. En ineens zag m'n vader, op het land van de buurman, een zwarte gedaante. Het was geen mens, het was geen dier... het was een spook, waar het vandaan kwam, daar kwam het vandaan. En dat spook probeerde over een dam in het land van m'n grootvader te komen. Maar dat ging niet. Telkens en telkens probeerde het spook een andere dam, maar telkens weer bleef het ineens staan, en dat kwam omdat m'n grootvader alle drie de dammen had besprenkeld met wijwater.
En nou was het vreemde, dat overal in het land van de buurman, waar die zwarte gedaante had gelopen, het land vol met stekels (distels) kwam te staan.
*   *   *
Samenvatting
Een spookverhaal uit Polsbroek.
Trefwoorden
Basisinformatie
Thema
Bron
"Volksverhalen uit Utrecht en het Gooi" samengesteld door Willem de Blécourt. Uitgeverij Het Spectrum, Utrecht/Antwerpen, 1979. ISBN: 90-274-7083-9
Populair
Verder lezen