Het dankbare alvermanneke
In een dorp op de Kempense heide woonde eens een smid, wiens enige rijkdom zijn vrouw en zes kinderen waren. Van 's morgens vroeg tot 's avonds laat werkte hij als een paard en toch zag hij nauwelijks kans de eindjes aan elkaar te knopen. Maar hij bleef vrolijk: hij zong een lied, hij vertelde een verhaal, en hij hield van zijn vrouw en kinderen.
Op een dag moest hij een familielid bezoeken dat op sterven lag, in een dorp ver weg in Limburg. Pas laat op de dag keerde hij terug, want te voet was het een lange tocht die uren duurde. Op de terugweg moest hij voorbij een berg die aan de rand van een bos lag. Daar hoorde hij opeens een vreemd geluid; het waren ijle en fijne stemmen die een liedje zongen in de maneschijn. Door het struikgewas heen zag hij op een open plek onder de berghelling talloze dikke kereltjes met grote hoofden en lange baarden, rood en groen gekleed, die vrolijk dansten en de gekste gebaren maakten. Ze zwaaiden met hun puntige mutsen, wierpen ze in de hoogte en vingen ze dan op hun tenen weer op, met de vaardigheid van kermisacrobaten.
De smid durfde niet verder te lopen. Hij verschool zich tussen het kreupelhout achter een flinke boom en keek nauwlettend toe. Hij had er al een poos gezeten, toen opeens alle alvermannekes in een hol in de berg verdwenen. Toen hij wat beter keek zag hij dat één alvermanneke achtergebleven was. Het was kennelijk bezig iets te zoeken; het stak zijn korte armpje in een spleet, maar kon er niet uithalen wat hij hebben wilde.
Dat ene alvermanneke kan onmogelijk kwaad doen, dacht de smid. Behoedzaam, met afgemeten stapjes, kwam hij dichterbij. Toen zag hij dat de muts van het mannetje in de spleet vastzat. Zijn armpjes waren te kort om hem te kunnen bereiken. De smid pakte de muts en gaf hem met een zwierige zwaai aan het mannetje, dat heel blij was. "Wij vieren vandaag feest," zei hij, "en dan dansen we in onze mooiste pakjes. De mutsen kunnen niet gemist worden, want het is een teken van onze waardigheid! Als ik mijn muts was kwijtgeraakt, had ik in geen zeven jaar mee mogen doen."
Het mannetje wilde de smid belonen met een handvol diamanten. Maar daarvan wilde de smid niets weten: geschenken van alvermannekes zijn bedrieglijk, had hij weleens horen vertellen, en ze kunnen zelfs ongeluk brengen. Maar het alvermanneke wilde de vriendendienst in elk geval vergoeden, hij zou wel zien wanneer en hoe.
De volgende morgen vertelde de smid het vreemde geval in geuren en kleuren aan zijn vrouw. Die was haast nog benieuwder dan haar man naar de beloning die hun ongetwijfeld ten deel zou vallen.
's Avonds legde de smid, zoals elke dag, het werk klaar waarmee hij de volgende dag wilde beginnen. Werk voor hemzelf en voor zijn leerjongen, die nogal traag en hardleers was. Maar ja, een volwaardige knecht kon hij zich in het kleine dorp niet veroorloven en zijn eigen zoons waren nog te jong.
Hoe verwonderd stond hij de volgende ochtend te kijken toen hij ontdekte dat het klaargelegde werk in de nacht was afgemaakt. Het was duidelijk gedaan door een ervaren vakman, want er viel niets op aan te merken. Zijn eigen leerjongen kon het niet gedaan hebben, want die kon nog niet zoveel. Maar wie mocht die geheimzinnige smid dan wel zijn? vroeg hij zich af. Hij peinsde zich suf, maar hij kon er geen wijs uit worden.
De volgende dag geschiedde hetzelfde wonder. Toen zei zijn vrouw: "Laten we samen de wacht houden; dan zien we vanzelf hoe de vork in de steel zit!" - "Een goed idee," zei de smid, en ze hielden samen de wacht. Toen was het geheim spoedig opgehelderd. Om twaalf uur keken ze door een kier in de zoldervloer en zagen een alvermanneke de smederij binnenkomen. Het was hetzelfde mannetje wiens muts de smid uit de spleet had gehaald. En werken dat het ventje kon! Hij pakte dadelijk aan en ging door tot tegen de morgen, zonder ook maar één ogenblik stil te staan of op adem te komen. In die weinige uren bracht hij meer tot stand dan de smid en zijn knecht samen in een hele dag. En lawaai kwam er niet aan te pas, het ging allemaal zwijgend en zonder geluid, alsof het niet echt was.
Dat ging zo maanden achter elkaar. De smid had zijn leerjongen weggestuurd, hoewel hij meer klanten had gekregen. Hij verdiende zoveel dat hij met vrouw en kinderen een goed leventje kon leiden en nog geld overhield bovendien.
De alvermannekes waren door de ontginning van bos en heide zeldzaam geworden, ook in die omgeving. Maar uit de overlevering wist de smid dat je alvermannekes te vriend kon houden door ze af en toe een kleine attentie te geven. Daarom zette zijn vrouw geregeld een schoteltje melk of een glaasje bier voor het mannetje heer, dat steevast werd opgedronken. Een boterhammetje met spek was ook welkom, daar bleef geen kruimeltje van over.
Zo werd het alvermanneke hun trouwe huisgeest, die voorspoed en vreugde bracht. Af en toe bleven de smid en zijn vrouw een nachtje op om het mannetje gade te slaan als hij hard aan het werk was. Tijdens zo'n nacht viel het zijn vrouw op dat zijn pakje wat kaal begon te worden en dat het rood en groen niet meer zo helder waren als vroeger. Het manneke was, met al dat vuile werk in de smidse, nodig aan een nieuw pakje toe. De vrouw ging naar Maastricht om het beste laken te kopen dat er was. Ze maakte een fonkelnieuw kostuum voor het manneke. Ze kocht er witte kousjes, een hoedje en schoentjes met blinkende gespen bij. De zoon van de burgemeester zou zich niets mooiers kunnen wensen.
's Avonds legde de vrouw het pakje opgevouwen op een bankje in de smidse. Door de kier in de zoldervloer keken ze wat er gebeuren zou. Het mannetje kwam binnen en had de kleren direct in de gaten. Hij ontvouwde de kledingstukken en trok ze stuk voor stuk aan. Hij glansde van genoegen. Toen hij alles aanhad, zette hij het hoedje met de rode pluim op en stapte trots in het rond. Hij hield niet op zichzelf te bekijken en lachte onophoudelijk. Eindelijk liep hij naar de deur en ging weg, zonder ook maar iets te hebben uitgevoerd.
Een jonker kan geen smidswerk doen, nietwaar? Het alvermanneke kwam nooit meer terug. Het smeedwerk dat 's avonds werd klaargelegd, bleef sindsdien onaangeroerd liggen. Voortaan moest de smid zelf het werk weer doen, maar zijn oudste zoon kon hem inmiddels al een handje helpen. En bovendien had hij nu, dankzij het alvermanneke, een appeltje voor de dorst, zodat ze nooit meer gebrek zouden hoeven lijden.
* * *
Samenvatting
Een kabouterverhaal uit Belgisch Limburg over behulpzaamheid. Op weg naar huis ziet een man een groep kleine mannetjes dansen. Hij helpt een alvermanneke en in dank daarvoor helpt het alvermanneke de man thuis met het werk. Het kleine mannetje blijft lang, totdat de vrouw hem een cadeau geeft.
Toelichting
Bron: Pol de Mont en Alphons de Cock: 'Vlaamsche vertelsels uit den volksmond opgeschreven' Zuthpen, 1927, p. 267-270.
Dit kabouterverhaal over aardmannetjes of alvermannekes speelt zich af in Belgisch Limburg. Alvermannekes of kabouters zijn heel kleine dwergen, die onder de grond of in kieren van woningen wonen. Ze kunnen onzichtbaar verdwijnen en zijn meestal goedaardig. Het thema van kleine wezens die 's nachts de mens komen helpen en werk afmaken dat overdag niet is afgekomen, is wijd verbreid. Zie ook het sprookje van Grimm De kabouters. De alvermannekes laten zich echter niet graag zien en verdwijnen dan ook als de mens hen te nabij komt. Als ze mensenkleren krijgen is het afgelopen met de arbeid.
Trefwoorden
helpen, kleding, belgië, volkssprookje, kabouterverhaal, smid, kabouter, cadeau, behulpzaamheid, volksverhaal, kleren, kempen
Basisinformatie
- Herkomst: België
- Verhaalsoort: kabouterverhaal, volkssprookje, volksverhaal
- Leeftijd: vanaf 7 jaar
- Verteltijd: ca. 8 minuten
Thema
Populair
Verder lezen