Het avontuur van de speelman
Een oude speelman had eens op het grote jaarfeest te Heilly het jonge volk tot middernacht doen dansen. Hij speelde op alle feesten en kermissen in de omtrek en keerde dan gewoonlijk midden in de nacht door het grote bos van Heilly terug naar zijn eigen dorpje Warloy. Bang was hij niet en hij had daar dan ook geen reden voor; want nog nooit zolang hij speelman was, hadden hem dieven of bosgeesten op zijn nachtelijke tochten ook maar het minste in de weg gelegd.
De maan straalde die nacht in al haar glans en de speelman stapte vrolijk voort langs het bospad, zachtjes een nieuwe wijs neuriënd, die hij bezig was in te studeren op zijn viool. Plotseling verbeeldde hij zich, een sluipende tred te horen die hem volgde, waar hij ging. En - o schrik! - toen hij omkeek, zag hij een reusachtige wolf, die op het punt scheen hem te bespringen en te verscheuren. Zijn eerste gedachte was, de vlucht te nemen; maar ach, hoe zouden zijn oude, stijve benen een wedloop kunnen uithouden tegen een snelvoetige wolf?
Nee, dat zou hem niet helpen! Maar wat dan? Wacht, hij droeg immers onder zijn linkerarm, behalve zijn viool, ook nog een grote feestkoek, die een boerin hem had meegegeven voor zijn vrouw en kinderen. Wat had hij zich verheugd op het ogenblik, wanneer hij er hen de volgende morgen mee zou verrassen! Maar nu - ja, nu wist hij geen ander middel om de wolf op een afstand te houden, dan een stuk van de koek af te breken en hem dat in zijn wijd geopende, hongerige muil te mikken. Zo gedacht, zo gedaan. "Hap!" zei de wolf en hij at met smaak het lekkere hapje op, maar bleef ondertussen toch de angstige speelman nasluipen.
Deze liep kalm door; hij wist immers maar al te goed dat het ondier hem dadelijk zou aanvallen, zodra hij de minste beweging maakte, die bewees dat hij bang was en van plan om op de loop te gaan.
Al dichter en dichter kwam de wolf, nadat hij het stuk koek op had, hem op de hielen en toen hij weer eens omkeek, zag de speelman dat hij 't volgend ogenblik bloedend op de grond zou liggen, wanneer hij het beest niet opnieuw afleidde door hem een tweede stuk koek in de bek te mikken.
Dit lukte, en de speelman maakte van de gelegenheid gebruik, om een flink eind vooruit te komen. Maar pas had de wolf de koek op, of met een paar sprongen was hij weer vlak achter hem, zo dicht, dat de arme man zijn harde poten bij elke voetstap tegen zijn hielen voelde.
Telkens gaf hij de wolf weer een stuk koek en kwam dan een eindje vooruit; maar ach, het bos van Heilly is zo vreselijk groot en, na er verscheidene stukken te hebben afgebroken, was eindelijk de koek al bijna geheel verdwenen. Een klein stukje had hij nog over, en als dat op was, dan - ja, dan was zijn laatste uur geslagen! Dan was er geen hoop meer op redding - want wie anders dan hijzelf waagde zich ooit midden in de nacht in het bos van Heilly? Hij moest zich voorbereiden om te sterven, om levend te worden verslonden door die verschrikkelijke wolf!
Nadat hij het ondier zijn laatste brokje koek in de muil had geslingerd, vouwde hij zijn handen en bad Onze-Lieve-Heer om vergiffenis voor al zijn zonden. Dit gaf hem weer nieuwe moed, en hij voelde opeens een dringende behoefte om, voordat hij stierf, nog eenmaal een wijsje op zijn dierbare viool te spelen. Met bevende handen nam hij zijn instrument uit de zak van wasdoek, waarin hij het gewoonlijk meedroeg, gooide de zak weg ten einde de handen vrijer te hebben, en begon een droevig klagende melodie te spelen.
Bij de eerste klanken van de muziek stond de wolf plotseling stil, bevend over zijn gehele lijf. Daarna echter kwam hij weer in beweging en volgde, al huilend, dansend en springend, de kalm voortschrijdende speelman! Op elke andere tijd zou deze geschaterd hebben van het lachen bij dit dwaze schouwspel, maar nu was hij geheel verdiept in zijn spel en ontlokte, in de angst van het ogenblik, wonderbare melodieën aan zijn oude speeltuig.
Hoe dit avontuur verder zou zijn afgelopen voor de speelman, is niet te zeggen, maar er zouden nog vreemdere dingen gebeuren!
Aangelokt door de lieflijke muziek en het afgrijselijke gehuil van de wolf, verschenen langzamerhand een massa nieuwe toeschouwers op het toneel. Duizenden kleine en grote bosgeesten of 'lutins' kwamen van alle kanten aangeslopen en stonden nu onbeweeglijk te luisteren naar de hun tot nu toe onbekende tonen van de viool. 't Leek wel of al de lutins van geheel Picardië daar bijeen waren gekomen! Daar waren een massa kleine 'Goblins' met hun boosaardige snuitjes, 'Houppeu's', die de reizigers van de rechte weg lokken door hen allerlei dingen toe te roepen, 'Rouliers', die geluiden weten voort te brengen als het rollen van zwaar geladen wagens, 'Fiolen' of dwaallichtjes, die de nachtelijke reiziger in 't moeras lokken, 'Herminettes', een soort van lange, dunne dieren, die, als 't donker is, de mensen tussen de benen lopen om hen te doen struikelen, witte 'Toverschapen', Zwarte Geiten en Paarden zonder Kop.
Al deze zonderlinge wezens, klein en groot, ongekleed of vreemd toegetakeld, omringden thans de speelman en deze, die uit hun verschijnen nieuwe hoop putte, legde opnieuw zijn strijkstok over de snaren en speelde deze keer het lustigste dansliedje, dat hij kende.
Zie, daar kwam het bosvolk al in beweging! Hun ogen schitterden van de pret en toen nu de speelman hen nog meer aanvuurde door een woeste galop te spelen, namen alle Goblins, Houppeu's, Rouliers en Fiolen elkaar bij de hand en dansten lustig rond met de Herminettes, de Witte Schapen, Zwarte Geiten en Paarden zonder Kop. Midden in de kring stonden de speelman en de verbaasde wolf, welke laatste maar niet scheen te kunnen begrijpen, wat dit rumoer nu weer moest betekenen. "Vooruit Din-Don, Koning Din-Don, jij, die de vlugste en dapperste bent van ons allen, spring jij op de rug van de wolf en laat hem voordansen!" riepen de vrolijke 'lutins' een mooie kleine Goblin toe, die tot nu toe onder een hazelstruik had zitten toekijken, zonder zelf deel te nemen aan de dans.
Dat was juist een kolfje naar de hand van de ondeugende Din-Don! Hoog sprong hij de lucht in en kwam neer boven op de wolf! "Vooruit, jongelui, de dans gaat voort! Balanceer uw dames!" riep de speelman, die nu al zijn moed had teruggevonden en zelfs schik begon te krijgen in het geval. "Vooruit, Meester Wolf, nu komt de pas van drie! Hop! Hop! Hop!" gilde de vrolijke Din-Don. En daar begonnen ze allemaal rond te draaien, de wolf en al de bosgeesten, in een dolle, razende rondedans!
Nooit had de speelman zo'n plezier gehad! 't Was een prachtig gezicht, het bevallige bosvolk te zien dansen! Nee, zo konden de boerenjongens en -meisjes, voor wie hij gewoonlijk speelde, het niet! Hoera, zo ging het goed! En wat een geluk, dat zijn vijand, de wolf, in zulk een vrolijk kringetje terecht was gekomen! Hij speelde maar door en de dans werd steeds wilder.
Din-Don trommelde aldoor met allebei zijn vuistjes op de hals van de wolf om hem aan te drijven. De tong hing het arme dier uit de bek! Zijn adem kwam met horten en stoten, maar zijn wilde ruitertje liet hem geen ogenblik met rust en dreef hem net zolang voort, tot hij eindelijk dood neerviel. Dadelijk namen nu de 'lutins' met elkaar zijn lichaam op en gooiden het tussen de struiken, om daarna opnieuw hun woeste dans te beginnen.
En de speelman speelde maar door! Zijn strijkstok vloog over de snaren en ontlokte er allerlei ongekende melodieën aan, die de goede man vroeger nog nooit had gespeeld. Hij werd zelf ook meegesleept door de wilde opgewondenheid van het bosvolk - en dat was zijn geluk! Eindelijk, laat in de nacht, kwam daar op eens een Herminetje aangeslopen, dat in een greppel op de uitkijk had gelegen. Het liep regelrecht naar Din-Don, de Koning der Goblins en fluisterde hem iets in het oor. Deze hield plotseling op met dansen en gaf de anderen een teken, dat hen onmiddellijk deed stilstaan.
"Kameraden," sprak hij, "de zon zal weldra opgaan en het wordt tijd dat we naar onze schuilhoeken terugkeren. Had dit vriendelijke Herminetje ons niet gewaarschuwd, we zouden misschien door de morgenstond verrast zijn geworden. Maar voordat we heengaan is het onze plicht, deze brave speelman, die ons zulk een genoeglijke nacht heeft bereid, te belonen voor zijn vriendelijkheid. Hij is arm, dat weet ik, en een paar goudstukken zullen hem zeker goed te pas komen. Ieder van jullie geve hem, wat hij toevallig bij zich heeft!"
"Ja, ja, ja!" juichten de anderen, "dat is een goed idee!"
En elk van hen bracht de speelman een gave: de één een paar goud- of zilverstukken, de ander een kostbare edelsteen. Weer een ander gaf hem een met goud geborduurd vest voor zijn zoon, een vierde een kostbare zijden japon voor zijn dochter, een vijfde een muts van echt kant voor zijn vrouw. Zij, die toevallig niets kostbaars bij zich hadden, leerden hem de geneeskracht van verschillende planten kennen of fluisterden hem een geheim in het oor, dat hem in de mensenwereld voordeel zou kunnen aanbrengen. Het allermooiste aandenken echter kreeg hij van Din-Don, de kleine Goblin-Koning: een viool namelijk, gemaakt van een vreemd soort hout en geborgen in een prachtig foedraal, dat stellig door feeënhanden moest zijn gemaakt, evenals de viool zelf. Geen mens had ooit een instrument kunnen bouwen, dat, als men maar even over de snaren streek, zulke hemelse klanken liet horen!
"Toe, speelman, nog één klein rondje!" smeekte een snoezig klein Fiolenmeisje. "Ja, ja, één enkel rondje nog!" jubelden de anderen. Toen nam de speelman zijn nieuwe, wonderbare viool, en de lutins dansten zo licht en luchtig op de takken der bomen en op de bladeren en bloemen langs het bospad, dat geen tak, geen blaadje of bloempje bewoog onder hun zwevende voetjes en ijle lichaampjes.
Eén minuut duurde deze wonderbare dans. Toen gaf Din-Don de speelman een teken dat hij moest ophouden met spelen, en, na de goede oude man nog eens te hebben bedankt, zweefden al de bosschepseltjes weg, even geheimzinnig als ze gekomen waren. Daar stond nu de speelman alleen op het pad, nog geheel verbijsterd door al de vreemde dingen, die hij had beleefd. Een ogenblik was hij geneigd te denken, dat hij alles maar had gedroomd; maar nee, daar lagen immers al de geschenken van het bosvolkje! Hij zocht ze vlug bijeen en stapte, een vrolijk deuntje fluitend, naar Warloy.
Thuiskomend, vond hij zijn familie in grote angst bijeen. Ze hadden stellig gedacht dat hem iets ergs moest zijn overkomen, omdat hij anders nooit zo laat thuiskwam. Hij moest nu dadelijk al zijn avonturen vertellen, maar ze geloofden er niets van, voordat hij hun al zijn schatten liet zien. Toen trok zijn zoon dadelijk het kostbare vest aan, zijn dochter haar fijne zijden japon en zijn vrouw zette de kanten muts op, die haar wel tien jaar jonger deed schijnen, en ze maakten samen allerlei plannen, hoe ze hun geld het best zouden besteden. Ze leefden er goed van, maar niet overdadig en de speelman liet nog dikwijls het jonge volkje dansen op de muziek van zijn wonderviool. Zijn roem klonk over het gehele land.
* * *
Samenvatting
Een griezelverhaal uit Picardië (Frankrijk) over bosgeesten. Wanneer een muzikant 's nachts door het bos op weg naar huis is, wordt hij achtervolgd door een wolf. Hij probeert hem af te leiden door hem koeken te voeren, maar als die op zijn, begint hij op zijn viool te spelen. De wolf begint te dansen en niet alleen hij: van overal verschijnen bosgeesten die feest gaan vieren. Als dank krijgt de muzikant allerlei geschenken.
Toelichting
Vergelijk met De jood in de doornstruik, De wonderlijke speelman en De geschenken van het kleine volkje van de gebroeders Grimm.
Trefwoorden
picardië, frankrijk, viool, volksverhaal, feest, griezelverhaal, goblins, heilly, koek, speelman, vest, bospad, wolf, muzikant, geschenk, volkssprookje, violist, bos, bosgeesten, dansen, dwaallichtjes, toverviool
Basisinformatie
- Herkomst: Frankrijk
- Verhaalsoort: volkssprookje, griezelverhaal, volksverhaal, sprookje
- Leeftijd: vanaf 9 jaar
- Verteltijd: ca. 14 minuten
Thema
Bron
"Oud-Fransche sagen, volksoverleveringen en sprookjes" bijeengebracht door S. Troelstra-Bokma de Boer. W.J. Thieme & Cie, Zutphen, 1930, p. 6-12.
Populair
Verder lezen