Eerherstel van een oude hond
Het was hartje winter en de wereld lag ondergesneeuwd. De wolf had een danige honger. Hij liep en liep, maar nergens vond hij een prooi. Het was of de dieren waren weggekropen en zich niet buiten waagden. Kom, hij zou het maar eens bij de mensen proberen, bij de Ilmola-hoeve. Misschien was daar een kippetje te verschalken of een halfwas varken, dat nog te onnozel was om op zichzelf te passen. Maar nee hoor, ook hier viel niets te bemachtigen. Er lag alleen maar, naast de mesthoop, een stokoude hond, zo moe en zo aftands, dat hij sliep zowaar, ondanks de koude. Nu, beter wat dan niets: heer wolf zou het vandaag met een kramakkele hond moeten doen om zijn honger te stillen.
Hij stond op het punt de arme stakker te grijpen en mee te sleuren, toen het dier plotseling wakker werd. Het begreep onmiddellijk wat het te wachten stond en het jankte zo deerlijk, dat de wolf terugdeinsde, want hij moest ineens aan wijlen zijn oude vader denken. "Broederhart," steunde de oude hond, "eet me toch niet op. We zijn er allebei beroerd aan toe. Ik ben maar een ribbenzak, zonder vet of vlees. We moeten het op een akkoordje gooien. Laat me los, dan krijg je een literfles met de beste brandewijn!"
"Waar haal je die fles zo gauw vandaan?" vroeg de wolf. "Kom vanavond middenin de nacht, op de boerderij," zei de hond, "dan laat ik je wel binnen en dan zal ik een goeie fles voor je uitzoeken!"
De wolf, die in de verte nog familie is van de hond, liet, grommend en wel de oude Max, waar toch geen hap aanzat, ongemoeid. Met een paar dode mussen bestreed hij de ergste honger en hij troostte zich met de gedachte aan brandewijn, want drank was hem liever nog dan voedsel. Tegen middernacht kwam hij naar de hoeve geslopen. Om te laten merken dat hij er was huilde hij tot driemaal toe heel zachtjes met zijn gezicht tegen de deur. De hond, die nog een goed gehoor bezat, had het dadelijk in de gaten. Hij deed o zo behoedzaam open, om zich heen kijkend, en liet de wolf in de kamer.
"Zo, waar heb je nou die brandewijn van je?" commandeerde de wolf.
"Wees maar niet zo bezorgd, broederhart," paaide de hond, "heb maar een ogenblik geduld. Onder die bank bewaart mijn baas zijn drankvoorraad. Ik ga nu te werk en haal daar, heel stilletjes, een fles vandaan!" De hond kroop, nogal moeizaam, onder de bank en bracht zijn gast de begeerde fles.
"Mijn brave gastheer, drink jij eerst maar een slok," grijnsde de wolf, toen hij de fles aanpakte.
De hond liet zich niet lang nodigen: hij dronk een klein slokje en reikte de fles daarna aan zijn gast. Die nam, op zijn beurt, een hartige teug! Hij werd er zo vrolijk door dat hij de hond, zijn weer teruggevonden oudoom zoals hij zei, met vriendschapsbetuigingen overlaadde. Nu, tot hier toe ging alles naar behoren. De beide drinkebroers lagen aan weerskanten van de kostelijke fles, ze schurkten zich van welbehagen en bromden, innig tevreden, in hun baard.
Opeens vroeg de wolf: "Wil ik zingen, oompje? Zou ik niet eens zingen?"
"Liever niet, als het jou hetzelfde is, waarde neef," waarschuwde de hond. Want stel je nou toch voor dat zijn baas wakker werd van dat wolvengezang! De wolf was nog niet zo beneveld, of hij snapte het risico terdege en hij hield dus zijn mond. Maar dat zou niet zo blijven. De fles met de allerbeste Finse 'aquavita', een probaat middel tegen donkere dagen!, was al halverwege leeg. En weer kreeg heer wolf een onbedwingbare lust tot zingen.
"Wat zeg je ervan, oompje? Zal ik een liedje zingen?" - "Waarde neef, zing niet alsjeblieft," riep de hond. "Je hebt een zware stem, die vér draagt. Als ze wakker worden, zwaait er wat!"
Ook nu bond de wolf in. En de hond, die er schoon genoeg van had, schonk in enen de hele fles leeg, voor de laatste ronde. De wolf zwolg de drank als water en het vloog hem als vuur door de ingewanden. Hij kreeg zo'n zalige roes dat hij, zonder om permissie te vragen, pardoes uitbrak in gezang! Een langgerekte luide muziek, niet anders dan o-o-oh-oo-oh, waardoor het hele huis in minder dan geen tijd compleet op stelten stond.
"Wie heeft me daar in godsnaam die vervloekte wolf binnengelaten?" riep de boer.
Allemaal, van oude grootmoeder tot kleine broekenman, stortten ze zich, met poken en tangen, op de domme wolf, die dronken neerlag, zo zat als een kanon. Ze hebben hem doodgeranseld, de schobbejak." En Max, die de wolf zo listig te grazen had genomen, kreeg van nu af aan, hoe bejaard hij wezen mocht, een ereplaats boven op de warme kachel. En er was zoveel wolvenkluif - al was het maar vel over been! - dat Max er de hele winter ruimschoots mee toe kon.
* * *
Samenvatting
Een Fins dierenverhaal over een hond en een wolf. Een hongerige wolf heeft het op een oude hond voorzien, die in de winterkou voor een hoeve ligt te slapen. Deze schrikt wakker en door de wolf wijn te beloven, redt hij zijn leven. Wanneer de wolf dronken is en begint te 'zingen', wordt de hond ook nog de held van de boerderij.
Toelichting
Naar een verhaal uit 'Finnische Märchen, übersetzt von Emmy Schreck, mit einer Einleitung von Gustav Meyer', Weimar 1887. In het origineel zijn een stuk of wat verhaaltjes tot een reeks aaneengeregen en blijft de wolf in leven (hij moet immers nog meer meemaken). In deze versie komt de wolf aan zijn eind.
Vergelijk het verhaal van de gebroeders Grimm: De oude Sultan. En zie ook De trouwe hond uit Egypte over een hond en een slang. En het verhaal over de hond Sjerko uit de Oekraïne.
Trefwoorden
alcohol, brandewijn, wolf, finland, volksverhaal, hondentrouw, dierenverhaal, zingen, hond, winter, ouderdom, roes, dronkenschap, winterverhaal, lallen
Basisinformatie
- Herkomst: Finland
- Verhaalsoort: dierenverhaal, volksverhaal, winterverhaal
- Leeftijd: vanaf 9 jaar
- Verteltijd: ca. 6 minuten
Thema
Populair
Verder lezen