Eén zoutkorreltje
In een klein dorp in een land hier mijlenver vandaan woonden een vrouw en een man. De vrouw was stralend en mooi. Zij hield zielsveel van haar man, die Ilja heette. Ilja was groot en sterk en iedere dag hoedde hij een kudde schapen. Slechts één ding ontbrak aan hun geluk: een kindje. De vrouw, die Myrlena heette, verlangde er zo intens naar, dat zij aan niets anders meer kon denken.
De man, die haar liefhad, streelde elke avond haar lange gouden haren. Hij nam haar hoofd tussen zijn handen en kuste haar tranen weg. Maar het verlangen kon ook hij niet stillen. Op een dag vloog een wit duifje haar raam binnen. Met zijn kraaloogjes keek het Myrlena helder en pienter aan. Myrlena pakte het duifje op en drukte het tegen zich aan. Terwijl zij dit deed, viel een traan uit haar ogen en de glanzende druppel bleef aan de witte veren van het diertje hangen.
"Lief duifje, neem mijn verlangen mee naar de hemel, misschien kun je mijn voorspraak zijn, daarboven." Het duifje vloog weg en zij volgde het met haar ogen, totdat het nog maar een stipje was.
Ver de wolken voorbij vloog het hoger en hoger, totdat het de sfeer der beschermengelen en der kinderzielen bereikte. Nu was het duifje zo moe, dat het neerstreek en de traan die het al die tijd had meegedragen, gleed als een zilveren druppel van hem af. Die druppel bleef liggen in het zilte vocht en een dag later was hij opgedroogd en tot een korreltje zout geworden.
Op aarde, intussen, wachtte Myrlena. Nog elke avond streelde de man die haar liefhad haar gouden haren en kuste haar tranen weg. In de sfeer der engelen en kinderzielen bestond echter geen tijd.
Eens speelde daar een jongetje in datzelfde gouden licht. Zijn handjes raakten de korrel, die daar al vele dagen lang gelegen had. Als in een spiegel zag hij het gezicht van Myrlena voor zich en het verlangen verliet zijn kinderziel niet meer. Zijn beschermengel, die hem stilletjes gevolgd had, keek toe en nam de korrel van hem over. "Wil je gaan, mijn kind, en de lange, lange weg naar de aarde afdalen?"
"Ja, ja, ik smeek het u, ik verlang er zo naar weer terug te keren."
"Ik mag het je niet weigeren, maar eigenlijk is het nog te vroeg. Ga met mij mee, dan zal ik je wat laten zien," zei de engel.
Zij nam het kind in haar armen en vloog verder naar die sfeer waar de gouden levensdraden gesponnen werden. Daar zag het kind, dat later Illjosha zou heten, ook zijn eigen draad, die echter in vergelijking met de andere draden nog niet lang genoeg was.
"Elk kind op aarde is met een lange gouden levensdraad verbonden aan zijn beschermengel. Pas als de levensdraad helemaal af is, kan een kinderziel veilig afdalen naar de aarde. De enige bescherming die je van nu af bij je draagt, is de zoutkorrel. Zij kan slechts eenmaal uitkomst bieden."
Illjosha was echter vastbesloten.
De engel bracht hem tot aan de lijn die hemel en aarde van elkaar scheidde, de horizon. "Verder kan ik niet met je meegaan. Hier moeten wij afscheid nemen." Zij reikte hem de draad en de korrel aan en kuste hem zachtjes op het voorhoofd. Zij keek het jongetje na totdat hij volkomen uit haar beeld was verdwenen.
Illjosha bereikte nu de zoom van een uitgestrekt woud. Prachtige witte berkenbomen staken helder af tegen de blauwe lucht. Komende uit engelensferen had Illjosha nog altijd het bijzondere vermogen de taal der dieren te verstaan. Hij wist echter dat zijn bijzondere vermogens steeds zwakker zouden worden naarmate hij zijn doel zou naderen. Juist toen hij dit dacht, sprong een wit konijntje precies over zijn voeten. "Lief konijntje," vroeg Illjosha, "kun je mij ook zeggen van wie dit woud is?"
"Dit was ooit het woud van de witte eenhoorn," zei het konijntje treurig, "maar de eenhoorn is al sinds vele jaren betoverd en wordt gevangen gehouden door de reus Bobjenko. Niemand durft hem te bevechten. Hij staat bekend vanwege zijn vreselijke wreedheden en hij leeft in onmin met alles wat op aarde leeft en bloeit.
Het enige wat hem zou kunnen doden, is het zout der aarde, maar niemand in deze streken durft maar een korreltje in huis te hebben uit vrees te worden gedood.
Dit woud is trouwens zo gigantisch groot, dat bijna ieder mensenkind hier verdwaalt en daardoor onvermijdelijk in handen van de reus valt. Luister maar, als de wind gaat waaien, hoor je het gejammer van al diegenen die verdwaald zijn geraakt."
Illjosha's gezichtje was nog nooit zó vastbesloten geweest. "Lief konijntje, breng me naar deze duistere Bobjenko toe, ik zal hem verslaan."
"Maar dat kun je niet," riep het konijn bibberend uit.
"Kijk," zei Illjosha, en voorzichtig bracht hij zijn korreltje zout tevoorschijn. "Dit korreltje bevat zoveel verlangen, zoveel liefde en zoveel verdriet, dat het het symbool van het leven zelf is. Het is het leven gevende zout der aarde."
Nu aarzelde het konijntje geen moment meer en na een dagenlange zwerftocht bereikten ze het kasteel van de reus.
Bobjenko kwam juist terug van een strooptocht door het woud en alleen al bij elke stap doodde hij honderden kleine dieren. Een vreselijke stank kwam Illjosha tegemoet van dood en verval en lange tijd wachtten zij, totdat de slaap hem zou overmannen. Het leek uren te duren, maar eindelijk, na een stinkend galgemaal genuttigd te hebben, viel Bobjenko geeuwend en schreeuwend in slaap. Zijn afschuwelijke mond hing half open en insecten kropen dan ook in en uit. Illjosha moest zich wagen tot dicht bij het gezicht van de reus, om uiteindelijk met een soort van katapult het zout in de mond van de reus te schieten. Het lukte
Op het moment dat Illjosha gelukkig raak geschoten had, kwam Bobjenko overeind. Zijn ogen sperden zich wijd open en gaapten Illjosha aan. "Ik verscheur je," brulde hij. Zijn handen omklemden Illjosha, maar het zout deed zijn werk en machteloos begon hij te krimpen en te krimpen totdat er helemaal niets meer over was.
Illjosha en het konijntje waren zo opgelucht en blij, dat zij samen een rondedansje van vreugde maakten. Toen Illjosha het konijntje weer op de grond zette, hoorde hij plotseling een geluid dat hem op een wat vage manier toch bekend voorkwam. Het getrappel van hoeven, kon het dat zijn? Hij legde zijn oor tegen de grond en wachtte. Het geluid kwam dichter- en dichterbij.
Voor hem verscheen een wonderschone eenhoorn. Het was of zilveren licht hem omstraalde en diep boog hij voor Illjosha. "Ik ben je dienaar, Illjosha. Altijd heb ik geweten dat een ziel uit de sferen der engelen en kinderen de wrede betovering zou doorbreken. Het tijdstip echter wist ik niet. Nu is het mijn beurt om jou verder te geleiden! Tracht je bewustzijn helder te houden, het doel van de reis komt naderbij."
Illjosha klom op de rug van de eenhoorn en zei het konijntje vaarwel. Sneller dan de wind joegen zij door het woud, verder en verder, totdat ze bij de oever van een meer kwamen. Ook de eenhoorn moest afscheid nemen van Illjosha. Hij was treurig, omdat hij zo graag verder had willen gaan en de kleine jongen had willen beschermen. "Lieve Illjosha, alsjeblieft, hou je bewustzijn helder als het kabbelende water en vergeet de gouden draad niet." Illjosha beloofde het en zei de eenhoorn vaarwel.
Nog wat verdrietig zat hij op het gras aan de oever van het meer. Hij kon alleen maar wachten totdat er een visser kwam om hem over te varen. Uur na uur verstreek, totdat eindelijk een oude man hem kwam ophalen. Het werd al donker en hoe Illjosha ook worstelde om zijn bewustzijn helder te houden, ten slotte vielen zijn oogjes toe. Hij droomde dat hij dreef in helder kabbelend water. Het was licht en ontspannen om hem heen totdat
O! De gouden draad. Ik ga hem verliezen, dacht hij nog. Een soort storm leek op te steken om hem heen. Hij wist nog dat hij zijn ogen open wilde doen, maar het lukte hem niet. Door een donkere tunnel ging hij en toen
Veel licht, stemmen en verwarring. Verbaasd hoort hij dat er een geluid uit hem voortkomt dat hij nog niet kende. Dan is er warmte, twee handen die hem vasthouden, hem koesteren. Een stroom van liefde vloeit door die handen. Hij herkent het gezicht, dat hem toelachte op het moment dat hij het korreltje zout in handen hield. Het is het gezicht van Myrlena met de ogen van zijn beschermengel. "Wij noemen hem Illjosha," hoort hij zeggen.
En nog elke avond streelt de man die Myrlena liefheeft, haar gouden haren en kust haar tranen weg, maar weet je dat je ook kunt huilen omdat je zo gelukkig bent
* * *
Samenvatting
Een sprookje van Kathy Anita de Vries-de Graaf. Myrlena en haar man Ilja hebben geen kinderen. Een duif vliegt met een traan van de vrouw naar de sfeer der beschermengelen en kinderzielen. De traan valt en wordt een zoutkorreltje, dat wordt gevonden door een jongen. Hij ziet Myrlena en hij wil naar de aarde. Onderweg naar zijn nieuwe gezin, helpt de jongen een eenhoorn.
Toelichting
Dit verhaal komt uit het boek De Sterrentrap door Kathy Anita de Vries-de Graaf.
De sprookjes in dat boek zijn zowel voor kinderen als voor volwassenen geschreven. De droom en de werkelijkheid zijn verweven tot fantasierijke verhalen. Verhalen die iets willen overbrengen van de inspirerende sfeer van licht, die ieder mens, die het kind in zichzelf levend heeft gehouden, als een kostbare schat met zich meedraagt.
Met mooie illustraties van Tia Straat.
De helft van de opbrengst is bestemd voor de NSGK, de Nederlandse Stichting voor het Gehandicapte Kind.
Trefwoorden
eenhoorn, cultuursprookje, traan, nederland, duif, zoutkorrel, kinderwens, reus, geboorte, kinderloos, konijn, kind, engel
Basisinformatie
- Herkomst: Nederland
- Verhaalsoort: cultuursprookje, sprookje
- Leeftijd: vanaf 9 jaar
- Verteltijd: ca. 10 minuten
Populair
Verder lezen