Een nar in strijd tegen narigheid
Tijdens zijn zwerftochten trok Hersch Ostropoler ook door het stadje Medziboz. Daar hoorde hij dat men een bediende zocht voor rabbi Baruch, de plaatselijke rabbijn. Geen gewone knecht die de tuin moest harken of de geiten moest melken. Het diende een grappenmaker te zijn die de rebbe aan het lachen wist te krijgen, een man die voor nar aan het rabbinale hof wilde spelen. Rabbi Baruch van Medziboz had namelijk last van droefgeestigheid en was vaak weemoedig gestemd. Het kwam regelmatig voor dat de rabbi zich dagenlang opsloot in zijn studeerkamer en voor niemand de deur opende. Dan was hij in gepeins verzonken en kon hij alleen maar verzuchten: 'Het leven is een tranendal.'
De leerlingen van rabbi Baruch konden zijn zuchten en steunen op den duur niet meer aanhoren. Ze hadden nota bene van hem geleerd dat je God moest dienen in vreugde, maar rabbi Baruch handelde niet naar zijn eigen woorden. Wanneer hij somber gestemd was, liet hij zich door niets of niemand in zijn omgeving opvrolijken. "Bedenk desnoods een list om jezelf blij te maken" was een gevleugeld woord aan het hof van rabbi Baruch, maar aan vrolijkmakende listen was een groot gebrek. Om die reden besloot men een hofnar te zoeken die raad wist met neerslachtige buien van de rabbi.
Hersch hoorde dit verhaal en meldde zich aan voor het baantje dat hem op het lijf geschreven was. Een paar leerlingen van rabbi Baruch stelden hem op de proef. 'Je ziet er wel wat vreemd uit', zeiden de chassidiem tegen Hersch. 'Je muts, mantel en laarzen lijken op die van een Russische boer, maar in die kleren lijkt een vrome jood te zitten. Wie ben je? Een bedrieger of een vrome?' 'Tja, wat zal ik zeggen?', antwoordde Hersch. 'Ik houd meer van bedriegers dan van vromen. Want bedriegers die weten dat ze bedriegen zijn in mijn ogen beter dan vrome braverikken die weten dat ze vroom en braaf zijn.'
De chassidiem waren diep beledigd en wilden Hersch meteen de deur uitsmijten. Maar rabbi Baruch had alles vanuit zijn studeerkamer gehoord en stak daar een stokje voor. Hersch mocht wat hem betreft blijven. Sterker nog: de rabbi stelde hem meteen aan als bediende van het bedrog, als lakei van de lol. Zo werd Hersch een nar in strijd tegen narigheid.
Elke dag vertelde Hersch grappige, vreemde, wonderbaarlijke en doldwaze verhalen aan de rabbi. Nu is grappen leveren op bestelling niet altijd eenvoudig, maar de nar uit Ostropol was er een kei in. 'Hersch, waarom moet je huilen?', vroeg rabbi Baruch. 'Heb ik niet al genoeg met mijn eigen verdriet te stellen, moet ik dan ook nog jouw leed dragen? Wat is er toch aan de hand?!' 'Ach rabbi, telkens als ik eraan denk dat mijn grootvader kinderloos gestorven is, schieten de tranen mij in de ogen.' De rabbi moest lachen, maar de nar bleef tranen met tuiten huilen. 'Zeg Hersch, houdt nu eens op met huilen!' 'Dat gaat niet, rebbe. Want ik huil ook omdat ik vannacht wel twaalf keer wakker ben geworden zonder dat het me lukte om weer in te slapen.'
Op een ander moment liep de rabbi met gebogen hoofd te ijsberen door de kamer. Hij was in gepeins verzonken en had weer eens een aanval van somberheid. Plotseling sprong Hersch van zijn stoel en zat de rabbi als een schaduw op zijn hielen. Hersch hield daarbij een kaars in zijn hand en keek zoekend om zich heen. 'Hersch, wat doe je nu weer', zuchtte de rabbi. 'Ik kom u een beetje verlichten. Want u loopt zo te draven en te speuren, dat het lijkt alsof u ergens in de kamer uw verstand hebt verloren.'
Grappen en grollen, fratsen en witzen, Hersch kon er maar geen genoeg van krijgen en rabbi Baruch evenmin. Soms had de rabbi dringend behoefte aan een glimlach. 'Hersch, vertel me een leugen en ik geef je tien roebel.' Hersch dacht een ogenblik na en zei vervolgens: 'U beloofde me daarnet toch twintig roebel voor één leugen? Mag ik even vangen?!' De rabbi hield woord en gaf hem twintig roebel. Met dat geld vertrok Hersch naar de markt. 's Avonds kwam hij terug, zeer in zijn nopjes over een goede koop die hij had gesloten.
'Hersch, wat heb je met dat geld gedaan?', vroeg rabbi Baruch. 'Voor die twintig roebel heb ik een mooi paard gekocht dat zeker vijftig roebel waard was'. 'Dat is een goede zaak', zei de rabbi blij. 'Nou, dat valt wel mee, want het is maar een klein paardje', zei Hersch. 'Jammer, want dan kun je het niet berijden. Een slechte zaak', reageerde de rabbi. 'Nee, eerder een goede zaak', sprak Hersch hem tegen. 'Want het paardje is erg sterk. Het enige nadeel is dat hij wat mank loopt.' 'Dus toch een slechte koop', sprak rabbi Baruch. 'Nee hoor, juist een goede koop', zei Hersch. 'Want de koopman had niet door dat er een spijkertje in de paardenhoef zat. Ik heb de spijker er snel uit getrokken en nu strompelt het dier niet meer.' 'Dus je hebt een sterk, klein paardje gekocht voor slechts twintig roebel?! Dat kun je wel een goede afloop noemen', zei de rabbi. 'Eerder een slechte afloop', sprak Hersch, 'want ik gaf de handelaar per ongeluk vijftig roebel.' 'Wat jammer voor je, dus toch een slechte zaak!' 'Nee, eerder een goede zaak', zei Hersch. 'Want het geld dat ik de koopman gaf, was vals!'
Zulke narrigheden verjoegen de narigheid, zoals een frisse lentewind de donkere onweerswolken van de winter verdrijft. De ene keer ontlokte Hersch een glimlach aan de rabbi, de andere keer was het een schaterlach. De zot uit Ostropol werd om die reden alom geprezen en wereldberoemd in Medziboz.
Daarnaast werd hij aan het rabbinale hof berucht vanwege zijn grote eetlust en zijn voorliefde voor kip. Hersch nam tijdens de sjabbesmaaltijd altijd de grootste stukken kip en schaamde zich daarvoor niet in het minst. Op den duur vond rabbi Baruch dat de vraatzucht van Hersch wat uit de hand begon te lopen en hij nam maatregelen. Op een middag voor sjabbat ging de rabbi naar zijn vrouw en zei: 'Als je voor vanavond weer van die overheerlijke kip klaarmaakt, zorg er dan voor dat die als allerlaatste gang wordt opgediend. Laat er eerst flink veel soep, aardappels en bonen op tafel komen. Wanneer de grootste honger van Hersch gestild is, pas dan moet je de gebraden kip serveren.' Een uitstekend plan, dat kon gewoon niet mis gaan.
Die avond at Hersch zich helemaal klem aan bietensoep, bonen en aardappelen. Op een gegeven moment kon hij geen hap meer door zijn keel krijgen. De rabbi drong aan: 'Toe Hersch, neem nog wat soep en bonen'. Maar Hersch wees op zijn buik en zei dat hij propvol zat. Dat was het moment waarop rabbi had zitten wachten! Hij gaf zijn vrouw een seintje en ze diende de gebraden kip op. Uit beleefdheid bood ze Hersch nog wat aan en tot verbazing van iederen pakte hij het grootste stuk kip van de schaal. 'Hoe is het mogelijk?!', zei de rabbi tegen Hersch. 'Daarnet kon je geen hap meer door je keel krijgen en nu neem je zowaar de hele kippenborst in beslag?!'
'Heel eenvoudig', antwoordde Hersch. 'Tijdens de Hoge Feestdagen is de synagoge van Medziboz gevuld met vele honderden joden. Dan zijn zelfs de gangpaden overvol en lijkt het of er helemaal niemand meer bij kan in de sjoel. Maar wanneer u, heilige rabbi, als laatste aankomt, maken alle bezoekers meteen ruimte zodat u zonder problemen naar voren kunt lopen. Datzelfde geldt ook voor de kip! De soep, bonen en aardappel
De leerlingen van rabbi Baruch konden zijn zuchten en steunen op den duur niet meer aanhoren. Ze hadden nota bene van hem geleerd dat je God moest dienen in vreugde, maar rabbi Baruch handelde niet naar zijn eigen woorden. Wanneer hij somber gestemd was, liet hij zich door niets of niemand in zijn omgeving opvrolijken. "Bedenk desnoods een list om jezelf blij te maken" was een gevleugeld woord aan het hof van rabbi Baruch, maar aan vrolijkmakende listen was een groot gebrek. Om die reden besloot men een hofnar te zoeken die raad wist met neerslachtige buien van de rabbi.
Hersch hoorde dit verhaal en meldde zich aan voor het baantje dat hem op het lijf geschreven was. Een paar leerlingen van rabbi Baruch stelden hem op de proef. 'Je ziet er wel wat vreemd uit', zeiden de chassidiem tegen Hersch. 'Je muts, mantel en laarzen lijken op die van een Russische boer, maar in die kleren lijkt een vrome jood te zitten. Wie ben je? Een bedrieger of een vrome?' 'Tja, wat zal ik zeggen?', antwoordde Hersch. 'Ik houd meer van bedriegers dan van vromen. Want bedriegers die weten dat ze bedriegen zijn in mijn ogen beter dan vrome braverikken die weten dat ze vroom en braaf zijn.'
De chassidiem waren diep beledigd en wilden Hersch meteen de deur uitsmijten. Maar rabbi Baruch had alles vanuit zijn studeerkamer gehoord en stak daar een stokje voor. Hersch mocht wat hem betreft blijven. Sterker nog: de rabbi stelde hem meteen aan als bediende van het bedrog, als lakei van de lol. Zo werd Hersch een nar in strijd tegen narigheid.
Elke dag vertelde Hersch grappige, vreemde, wonderbaarlijke en doldwaze verhalen aan de rabbi. Nu is grappen leveren op bestelling niet altijd eenvoudig, maar de nar uit Ostropol was er een kei in. 'Hersch, waarom moet je huilen?', vroeg rabbi Baruch. 'Heb ik niet al genoeg met mijn eigen verdriet te stellen, moet ik dan ook nog jouw leed dragen? Wat is er toch aan de hand?!' 'Ach rabbi, telkens als ik eraan denk dat mijn grootvader kinderloos gestorven is, schieten de tranen mij in de ogen.' De rabbi moest lachen, maar de nar bleef tranen met tuiten huilen. 'Zeg Hersch, houdt nu eens op met huilen!' 'Dat gaat niet, rebbe. Want ik huil ook omdat ik vannacht wel twaalf keer wakker ben geworden zonder dat het me lukte om weer in te slapen.'
Op een ander moment liep de rabbi met gebogen hoofd te ijsberen door de kamer. Hij was in gepeins verzonken en had weer eens een aanval van somberheid. Plotseling sprong Hersch van zijn stoel en zat de rabbi als een schaduw op zijn hielen. Hersch hield daarbij een kaars in zijn hand en keek zoekend om zich heen. 'Hersch, wat doe je nu weer', zuchtte de rabbi. 'Ik kom u een beetje verlichten. Want u loopt zo te draven en te speuren, dat het lijkt alsof u ergens in de kamer uw verstand hebt verloren.'
Grappen en grollen, fratsen en witzen, Hersch kon er maar geen genoeg van krijgen en rabbi Baruch evenmin. Soms had de rabbi dringend behoefte aan een glimlach. 'Hersch, vertel me een leugen en ik geef je tien roebel.' Hersch dacht een ogenblik na en zei vervolgens: 'U beloofde me daarnet toch twintig roebel voor één leugen? Mag ik even vangen?!' De rabbi hield woord en gaf hem twintig roebel. Met dat geld vertrok Hersch naar de markt. 's Avonds kwam hij terug, zeer in zijn nopjes over een goede koop die hij had gesloten.
'Hersch, wat heb je met dat geld gedaan?', vroeg rabbi Baruch. 'Voor die twintig roebel heb ik een mooi paard gekocht dat zeker vijftig roebel waard was'. 'Dat is een goede zaak', zei de rabbi blij. 'Nou, dat valt wel mee, want het is maar een klein paardje', zei Hersch. 'Jammer, want dan kun je het niet berijden. Een slechte zaak', reageerde de rabbi. 'Nee, eerder een goede zaak', sprak Hersch hem tegen. 'Want het paardje is erg sterk. Het enige nadeel is dat hij wat mank loopt.' 'Dus toch een slechte koop', sprak rabbi Baruch. 'Nee hoor, juist een goede koop', zei Hersch. 'Want de koopman had niet door dat er een spijkertje in de paardenhoef zat. Ik heb de spijker er snel uit getrokken en nu strompelt het dier niet meer.' 'Dus je hebt een sterk, klein paardje gekocht voor slechts twintig roebel?! Dat kun je wel een goede afloop noemen', zei de rabbi. 'Eerder een slechte afloop', sprak Hersch, 'want ik gaf de handelaar per ongeluk vijftig roebel.' 'Wat jammer voor je, dus toch een slechte zaak!' 'Nee, eerder een goede zaak', zei Hersch. 'Want het geld dat ik de koopman gaf, was vals!'
Zulke narrigheden verjoegen de narigheid, zoals een frisse lentewind de donkere onweerswolken van de winter verdrijft. De ene keer ontlokte Hersch een glimlach aan de rabbi, de andere keer was het een schaterlach. De zot uit Ostropol werd om die reden alom geprezen en wereldberoemd in Medziboz.
Daarnaast werd hij aan het rabbinale hof berucht vanwege zijn grote eetlust en zijn voorliefde voor kip. Hersch nam tijdens de sjabbesmaaltijd altijd de grootste stukken kip en schaamde zich daarvoor niet in het minst. Op den duur vond rabbi Baruch dat de vraatzucht van Hersch wat uit de hand begon te lopen en hij nam maatregelen. Op een middag voor sjabbat ging de rabbi naar zijn vrouw en zei: 'Als je voor vanavond weer van die overheerlijke kip klaarmaakt, zorg er dan voor dat die als allerlaatste gang wordt opgediend. Laat er eerst flink veel soep, aardappels en bonen op tafel komen. Wanneer de grootste honger van Hersch gestild is, pas dan moet je de gebraden kip serveren.' Een uitstekend plan, dat kon gewoon niet mis gaan.
Die avond at Hersch zich helemaal klem aan bietensoep, bonen en aardappelen. Op een gegeven moment kon hij geen hap meer door zijn keel krijgen. De rabbi drong aan: 'Toe Hersch, neem nog wat soep en bonen'. Maar Hersch wees op zijn buik en zei dat hij propvol zat. Dat was het moment waarop rabbi had zitten wachten! Hij gaf zijn vrouw een seintje en ze diende de gebraden kip op. Uit beleefdheid bood ze Hersch nog wat aan en tot verbazing van iederen pakte hij het grootste stuk kip van de schaal. 'Hoe is het mogelijk?!', zei de rabbi tegen Hersch. 'Daarnet kon je geen hap meer door je keel krijgen en nu neem je zowaar de hele kippenborst in beslag?!'
'Heel eenvoudig', antwoordde Hersch. 'Tijdens de Hoge Feestdagen is de synagoge van Medziboz gevuld met vele honderden joden. Dan zijn zelfs de gangpaden overvol en lijkt het of er helemaal niemand meer bij kan in de sjoel. Maar wanneer u, heilige rabbi, als laatste aankomt, maken alle bezoekers meteen ruimte zodat u zonder problemen naar voren kunt lopen. Datzelfde geldt ook voor de kip! De soep, bonen en aardappel
* * *
Samenvatting
Een volksverhaal uit Polen.
Trefwoorden
Basisinformatie
- Herkomst: Polen
- Verhaalsoort: volksverhaal, joods-verhaal
- Religie: jodendom
- Leeftijd: vanaf 8 jaar
- Verteltijd: ca. 9 minuten
Thema
Populair
Verder lezen